Trainers vinden zichzelf graag belangrijk. Daar werken wij, de media, hard aan mee. Geen woord komt er over hun lippen, of het staat voor waar gedrukt. Liefst zonder tegenspraak, want daar houden ze niet van. De trainer die de verklaring voor slecht spel van zijn team zoekt in eigen falen, is immers nog niet uitgevonden. “Het zijn de spelers die het moeten doen”, is de standaarduitdrukking waarmee zij zichzelf doorgaans indekken als die spelers het weer eens niét hebben gedaan. Eén woord slechts en toch een wereld van verschil is het met : “Het zijn de spelers die het doen”. Op deze, bescheidener klinkende uitspraak had Aimé Anthuenis het patent vorig seizoen. Geen enkele keer eiste de Anderlechttrainer de eer voor het succes van zijn ploeg voor zich op. Steeds sprak hij de lof van zijn spelers.
De mededeling van zijn aanstelling, ruim tweeënhalf jaar geleden, volgde kort nadat Jean Dockx het van de ontslagen Arie Haan had overgenomen en met een bevrijde spelersgroep de achtervolging op het Genk van haar toekomstige trainer had ingezet. Op enkele speeldagen van het einde werd de latere kampioen in eigen stadion door de paarswitte pletwals nog ingeblikt : 2-5. Had Haan in Brussel wat harder óp in plaats van naast het voetbalveld zijn best gedaan, Anthuenis was nooit als kampioenstrainer uit Limburg vertrokken. Zoveel punten meer immers dan Genk haalde Anderlecht in negenentwintig speeldagen onder Dockx. Kortom, Anthuenis kreeg een ingespeeld elftal in handen in Brussel. De club gaf hem er Jan Koller bij en een jaar later Yves Vanderhaeghe, niet bepaald meelopers, al was geen van beiden eerste keus van de trainer. Met Pär Zetterberg stond daar één belangrijke vertrekker tegenover.
Hoe anders is de situatie waarmee Aimé Anthuenis nu na twee paarswitte succesjaren geconfronteerd wordt. Dheedene, Goor, Koller : de namen van de vertrokken spelers zijn bekend en dan hebben we de laatste ( Radzinski) misschien nog niet gehad. Wie in de plaats kwamen zijn allemaal jonger dan hun voorgangers – Marc Hendrikx is met 27 jaar de oudste. Overigens was de ex-Genkenaar pas de eerste aanwinst waarmee de club – al wil het de traditie in het Vanden Stockstadion vaak anders – haar trainer op zijn volgehouden wenken bediende. Maar Hendrikx’ komst is vooral om een andere reden interessant. Dat zijn laatste seizoen in Genk zo slecht was, kwam volgens Anthuenis omdat hij er op de dubbel bezette flank van Johan Boskampvan niet ver genoeg kon komen. Zou de trainer het aandurven om opnieuw met een vijfmansverdediging en enkele flanken uit te pakken in Brussel ? Dat deed hij vorig seizoen ook al, maar toen namen de spelers zelf het initiatief om met vier achterin te gaan spelen. Voor een voldongen feit geplaatst legde de trainer zich daar toen bij neer.
Na Hendrikx is Nenad Jestrovic de oudste aanwinst (25), maar die heeft zoals bekend iets aan zijn been. En Seol (22) en Thompson (20), vindt Anthuenis, zijn nog wat jong en bovendien niet eens een vol seizoen titularis in eerste klasse. (Dat gold ook voor Ahmed Hossam, maar passons.) Nu van het beoogde aanvalskoppel Jestrovic-Hossam weinig meer overblijft, ziet Anthuenis het somber in. Daarom zou hij, een man die dweept met zijn idolen, vast niet neen zeggen tegen Souleymane Oulare, maar die werd vorig jaar al eens niet fit bevonden door de Brusselse medische staf en ze zullen van ver moeten komen om die mensen nog eens voor schut te zetten.
Was Aimé Anthuenis een filmregisseur, hij zou een figurant laten geloven dat hij John Wayne is. In Genk liet hij doodgewone voetballers denken dat ze zoniet Johan Cruijff dan toch Johan Neeskens waren. In Brussel evenwel zijn overtuigingskracht en communicatie niet zijn grootste kwaliteiten gebleken – de koude oorlog met Radzinski is daarvan slechts het meest zichtbare bewijs. Of ook hij weggaat of dan toch blijft, hieraan verandert het weinig : dat Anthuenis, om wiens overleving het misschien niet in eerste instantie, maar dan toch in laatste instantie lijkt te zullen gaan, niet te benijden is. Een reeks mindere resultaten in de laatste rechte lijn van het vorige kampioenschap – vijf gelijke spelen, een nederlaag en slechts acht doelpunten uit acht wedstrijden sinds de fatale Champions Leaguenederlaag in februari in Leeds – volstond al opdat bij de spelers de wrevel en de twijfel weer de kop opstaken.
Om daar het hoofd aan te bieden is Anthuenis straks, meer dan welke trainer ook, tot winnen verplicht. Zijn spelers hebben dat in de hand, omdat zij het inderdaad zijn “die het doen” op de grasmat. Dat is het onzekere lot van elke trainer, zelfs van een drievoudig trainer van het jaar.
door Jan Hauspie