Vrijdag staat Anderlecht Genk op het programma. Besnik Hasi, assistent-trainer en ex-speler van Anderlecht, voetbalde in de jaren negentig vijf seizoenen voor de Limburgse fusieclub. ‘Ik kon er voor het eerst in mijn leven mijn familie helpen’, zegt de Kosovaarse Belg. Maar uit die tijd dateren nog wel meer onvergetelijke momenten. Een terugblik.

Het is eind 1994 als BesnikHasi in Genk landt. De vijf jaar eerder vanuit Kosovo naar Zagreb vertrokken voetballer komt van de Kroatische tweedeklasser NK Samobor. “Een makelaar zei me daar dat ik een paar dagen kon testen bij de Belgische eersteklasser Genk”, vertelt hij. “Ik kende in België alleen Anderlecht, Standard, Club Brugge en KV Mechelen en toen ik er aankwam, bleek dat Genk net was gezakt. Maar na een paar trainingen en een oefenmatch in Bree kreeg ik wat ik vroeg en bleef ik. Je moet weten: in Kroatië was het oorlog en hadden clubs geen geld. Ze beloofden veel, maar konden die beloften niet waarmaken. Bij Genk werd ik meteen betaald en zou ik elke maand mijn loon en mijn premies krijgen. Ik kon mij fatsoenlijk kleden en voor het eerst in mijn leven mijn familie helpen.”

In zijn spoor volgde Branko Strupar. ” Enver Alisic, die hoofdtrainer en sportief manager was, zocht nog een grote spits die een goal kon maken. Ik overtuigde hem om Branko Strupar, die ik kende van in de Kroatische tweede klasse, een kans te geven. We kregen samen één huis en één auto, maar de eerste zes maanden waren een ramp. Schoonmaken deden we niet en gezond eten ook al niet. Gelukkig kwam zijn vriendin af en toe eens af en was er een buurvrouw die soms voor ons kookte.

“Er waren in de kern vier buitenlanders, maar in die tijd mochten er maar drie spelen. Behalve Branko en ik zaten er ook nog Emmanuel Sarpong, een spits, en Ismet Mulavdic, een spelmaker. Mulavdic was de beste, echt een fantastische speler, maar net toen hij op het punt stond om bij Kaiserslautern het contract van zijn leven te tekenen, raakte hij betrokken in een zwaar verkeersongeval. Bij regenweer vloog hij die nacht met zijn sportwagen op een vrachtwagen. Zijn vriendin was op slag dood en zelf lag hij enkele maanden in coma. Zijn hersenen waren beschadigd, daardoor was zijn lichaamscoördinatie verstoord en kon hij niet meer sjotten. Blijkbaar was hij niet verzekerd en is hij uiteindelijk zonder iets weer naar Bosnië moeten vertrekken. In één nacht verloor hij alles. Ik hield nog lang contact met hem en hielp hem financieel meer dan eens uit de nood.”

Bijna kampioen

Strupar scoort dat seizoen 33 keer en Hasi 15 keer. De ploeg eindigt als derde op één punt van kampioen Waregem. In de eindronde lijdt het geen enkele nederlaag, maar Harelbeke haalt meer punten. Behalve zijn sportieve kwaliteiten, ontdekt Genk ook het sanguinisch temperament van zijn Kosovaar. “Ik was 22, een bom vol energie en het woord mislukken kende ik niet”, zegt hij. “Alisic beloofde mij al snel een beter contract, maar omdat we niet promoveerden, zou ik opeens minder verdienen. Bovendien, Huub Stevens wou mij naar Roda JC halen, maar kreeg te horen dat ik niet te koop was. Dat snapte ik niet. Er bleek later iets heel vreemds aan de hand te zijn: ik zat verwikkeld in de transfer van Fabian Komljenovic en een makelaar claimde acht miljoen voor mij.”

In september werd Alisic ontslagen. Aimé Anthuenis kwam in zijn plaats. “Alisic bracht eerst nog twee Russen mee en begon het seizoen met topschutter Branko op de bank. Het publiek pikte dat niet en na de derby op Eisden wilden ze zijn vel.

“Met de komst van Aimé is mijn leven in België eindelijk begonnen. Nochtans klikte het in het begin niet tussen ons. Hij dacht: die twee zijn de sterren en maken hier de wetten, als ik hen aanpak, zal de rest volgen. Het werkte. Maar je zag ook direct: dat is iemand die met allerlei soorten mensen kan omgaan. Je voelde een soort warmte als je met hem ging praten, je wist: die man meent het goed. Hij begreep ons en wij begrepen hem.

“We promoveerden naar eerste en ik ging met een makelaar mee naar Duitsland om daar een ploeg te vinden, maar Aimé zette druk op het bestuur en zei: ‘Zonder Besnik begin ik er in eerste niet aan!’ Toen werden al mijn contractuele problemen opgelost en kon ik eindelijk met een propere lei beginnen.”

Op het veld zakte hij wel een rij, aanvankelijk zwaar tegen zijn zin. “Aimé zette mij verdedigende middenvelder en ik aanzag dat als een degradatie. Ik ben met hem gaan praten, want ik vond dat hij mij kapot zou maken. Dat kwam omdat ik wist wat ik wilde, maar nog niet wat ik kon. Wat hij toen tegen mij zei, is mij altijd bijgebleven. Het kwam erop neer dat ik met mijn kwaliteiten eerste wel zou aankunnen op de positie van offensieve middenvelder, maar dat ik het er veel verder zou schoppen als verdedigende middenvelder. Toen Philippe Clement geblesseerd raakte en we met mij op zijn plaats vijf van de zes wedstrijden wonnen, was ik overtuigd en is de band met Aimé weer beter geworden. Ik ging voor hem door een muur en speelde zelfs enkele maanden met een gescheurde meniscus, maar ik wist wel niet hoe schadelijk voor later de cortisonespuiten waren die ze mij telkens gaven. Mijn revalidatie duurde daardoor ook veel langer. Maar omdat München 1860 mij al lang volgde en Werner Lorant mij na mijn operatie nog eens wou zien, forceerde ik mijn wederoptreden. Aimé had het door, hij zei: ‘Ga je naar Duitsland misschien?!’ Hij wist dat de Bundesliga mijn droom was. ‘Neenee,’ antwoordde ik, ‘ik wil gewoon voetballen.’ Woest was hij toen ik hem tijdens de vakantie liet weten dat ik in Duitsland een heel mooi contract tekende. Maar mijn knie was nog niet helemaal in orde en telkens als ik niet meedeed, kreeg ik Aimé aan de lijn. ‘Je speelt niet! Zou je niet beter terugkeren?’ Toen bleek dat Clement aan Coventry verkocht zou worden, was hij niet meer te houden. ‘Als die weggaat, móét Hasi terugkeren.’ Maar ik ging met Arminia Bielefeld praten en kwam daar zowaar Branko Strupar en Jacky Peeters tegen.” ( lacht) Toch keerde hij naar Genk terug. “Aimé belde wel vijftien keer en Paul Heylen moest zijn vakantie onderbreken om eerst in München te gaan onderhandelen en daarna met mij. Ik keerde terug en Branko bleef, maar in het begin ging het niet. We verloren de supercup tegen Club Brugge en ik speelde slecht. Ik was bijgekomen, miste ritme en Aimé pakte mij voor heel de groep aan: dat Genk grote inspanningen geleverd had om mij terug te halen en dat ik er niets voor in de plaats gaf! In een maand ben ik toen zeven kilo afgevallen. Het werd mijn beste seizoen, hoewel het een moeilijke tijd was met de oorlog in Kosovo en de onzekerheid over mijn familie en mijn vriendin.”

Kampioen

Het werd uiteindelijk het seizoen waarin voor het eerst een Limburgse club landskampioen werd. “De verdiensten van Aimé waren heel groot, ook omdat hij tot twee wedstrijden voor het einde de druk kon afhouden van een jonge groep die nog nooit iets bewezen had”, zegt Hasi. “Plots beseften wij, ‘jongens van tweede’, dat we kampioen van België konden worden en begonnen we met slappe benen te spelen. We verloren met 2-5 van Anderlecht, maar Club Brugge verloor ook, in Moeskroen, en in de laatste wedstrijd, op Harelbeke, maakten we het wel af.

“Mijn terugronde was schitterend. Ik had zo veel kracht en vertrouwen dat ik bij wijze van spreken drie wedstrijden na elkaar kon spelen en over mijn tegenstanders heen liep. We wonnen geregeld met 1-0. Redelijk wat wedstrijden beslisten we na een minuut of zeventig en daarna deden we de boeken dicht. We waren een heel krachtige en solide ploeg. Vijf man achteraan, een libero en twee centrale verdedigers; twee flankverdedigers die meekwamen, Juha Reini en Marc Hendrikx; en twee verdedigende middenvelders, Wilfried Delbroek die alles in de lucht pakte, en ik, die voor de binding naar voren zorgde. Daarvoor had je Thordur Gudjonsson, die fantastisch de ruimtes benutte, en twee spitsen die de rest deden, Souleymane Oulare en Branko. Ook de bankzitters waren tevreden. Als Mike Origi en N’Goy N’Sumbu meededen, maakten ze dikwijls het verschil. Oulare trainde niet altijd mee, maar niemand mopperde. Aimé speelde dat slim, hij gaf Branko ook af en toe eens een dag vrij. De Gouden Schoen zorgde wel voor spanningen. Oulare was ervan overtuigd dat hij ging winnen, maar het werd Branko en Oulare wilde weten hoe dat kwam. Hij wist dat ik de beste vriend was van Branko en vroeg waarom ik hem op het veld altijd zocht. ’s Anderendaags kreeg iedereen van de club een nep-Schoen, maar die was waardeloos natuurlijk. Ik gooide hem meteen weg. Twee à drie weken zat er elektriciteit in de ploeg, maar Aimé hield dat allemaal wel onder controle.

“Het was een fantastische tijd. In Europacup II wonnen we met 5-0 van Duisburg en speelden we twee keer gelijk tegen Mallorca, de latere finalist. We waren geen sterren, maar gewone mensen. Na de wedstrijd gingen we samen iets eten en iets drinken tussen het volk. De supporters wisten wat ik at en hoe ik at. De zondagochtend vroeg Aimé: ‘Was het laat?’ Dat was geen probleem. We liepen uit, lieten ons masseren en gingen slapen. De volgende zaterdag was het weer pompen.

“Toen ik in Genk aankwam, waren er 2000 man en op het einde was het stadion te klein. Als we slecht speelden en met 1-0 wonnen, was het de hele nacht feest. Nu zijn ze er gewend aan succes en mooi voetbal en ontstaat er sneller ontevredenheid. Destijds was alles bonus, tenslotte kwam de club uit tweede en was hij bijna failliet geweest. We bouwden op tot we kampioen van België waren. Daarna begon er een nieuw tijdperk met een nieuw stadion en was papa Aimé weg naar Anderlecht.”

Hijzelf niet, nog niet. “Neen, omdat Aimé Genk beloofde dat hij het eerste jaar niemand zou meenemen. Ik kreeg wel een aanbieding van Real Sociedad, waar de Duitser Bernd Krauss trainer was, maar ik wou mijn vertrek niet forceren na alles wat de club voor mijn familie in Kosovo gedaan had.” Misschien rekende hij er toen wel al op dat Anthuenis hem een jaar later zou komen halen. Hasi lacht. “Dat deed ik vooral toen hij in elk interview benadrukte dat hij een verdedigende middenvelder miste.”

Jos Heyligen is de nieuwe trainer. “We moesten niet zo veel meer lopen, hij wilde alles met de bal doen en kende de pech dat we slecht startten en ons in de voorrondes van de Champions League niet konden plaatsen tegen Maribor. De druk werd meteen opgevoerd en sommigen waren ontevreden, maar in december stonden we wel tweede na Anderlecht. Branko was al weg naar Derby County en toen vertrok ook Oulare. Nochtans hadden ze mij beloofd de ploeg te zullen samenhouden. Toen wist ik het zeker: straks ben ik ook weg!” Begin februari werd Heyligen vervangen door Jan Boskamp. Genk eindigt slechts als achtste, maar plaatst zich wel voor de bekerfinale tegen Standard. “Toen bekend raakte dat ik al voor Anderlecht getekend had, werd hier en daar opgeworpen dat ik de finale niet zou spelen”, weet Hasi nog. “Ik zei: ‘Verdomme, ken je mij nu nog niet of wat is’t!’ En tegen Boskamp: ‘Ik wil spelen, als je die fout maakt en mij niet zet, hé …!’ ( lacht) Alvorens ik naar Anderlecht ging, wou ik die finale winnen en er zo mee voor zorgen dat Genk toch nog Europees zou kunnen spelen.” Hij deed mee en maakte op vrijschop zelfs de 4-1. “Onvoorstelbaar. Voor ik trapte, zei ik tegen de scheidsrechter: ‘Ik zal scoren.’ Patat, binnen! Waarna ik een applausvervanging kreeg en op de schouders van Domenico Oliveiri en Marc Vangronsveld ging. In de tribunes zat tussen de 18.000 Genksupporters mijn zwangere vrouw. De max! Voor mij was dat het ideale scenario om afscheid te nemen. Toen ik met Anderlecht naar Genk terugkeerde, werd ik niet uitgefloten. Meehelpen aan het behalen van de eerste landstitel van de club en voor je vertrekt ook nog eens de beker helpen binnenhalen, dat vergeten die mannen niet. Maar met de jaren neemt het respect toch af, want dan word je almaar minder een man van Genk en almaar meer een man van Anderlecht.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE – BEELDEN: BELGA

“Oulare vroeg mij waarom ik altijd Branko zocht.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content