Artiesten onder elkaar : Enzo Scifo ontmoet Salvatore Adamo. ‘Zowel in het voetbal als in de muziekwereld beslist het publiek of je blijft dan wel verdwijnt.’

Twee monumenten als Salvatore Adamo en Enzo Scifo, ze waren voorbestemd om elkaar te ontmoeten, elkaar te leren kennen en vrienden te worden. Hun levens vertonen veel raakpunten. Ze stammen uit bescheiden Italiaanse families die naar België waren uitgeweken. In België lieten ze hun talent ontluiken, later braken ze met dat talent ook in het buitenland door. En het blijven tot vandaag twee van onze beste ambassadeurs in het buitenland.

Adamo heeft net zijn zestigste verjaardag gevierd en kijkt terug op veertig jaar carrière. Een dertigtal albums staan er op zijn erelijst – “alleen de Franstalige” signaleert hij, want hij heeft ook anderstalig werk op zijn actief.

En nog altijd evenzeer in de weer. Als we met Enzo Scifo aanbellen in huize Adamo in Ukkel, heeft de zanger de avond voordien een concert in Parijs gegeven en vertrekt hij ’s anderendaags naar het zuiden van Frankrijk. Zijn agenda puilt uit van de afspraken. Tijdens ons bezoek lopen vrienden langs om een en ander te regelen, een televisieteam wacht in de hal op zijn beurt.

Geen tijd te verliezen, dus.

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen ?

Salvatore Adamo : “Van bij de eerste matchen van Enzo bij Anderlecht voelde ik een grote bewondering voor hem. Voor het eerst ontmoet hebben we elkaar pas bij zijn huwelijk. We hebben een gemeenschappelijke vriend, die me gevraagd had of ik Enzo die avond wilde verrassen. Ik ging meteen akkoord, maar toen ik die avond naar die trouwpartij vertrok, wist ik nog altijd niet wat er van mij werd verwacht.”

Enzo Scifo : “Bij het begin van de avond zeiden ze tegen mijn vrouw en mezelf dat ze een verrassing voor ons hadden. Ze namen ons mee naar de hal en daar zag ik Salvatore staan. Ik wist niet waar ik het had, ik ben zelden in mijn leven zo aangegrepen geweest. Voor onze familie is Adamo al sinds jaar en dag een echte legende. We waren en zijn thuis enorme fans van hem en praatten vaak over hem. Ik had al zo lang zin om hem te ontmoeten, maar ik durfde de eerste stap niet te zetten. Een gevolg van een mengeling van angst en respect.”

Adamo : “Ik had een beetje hetzelfde probleem. Ook ik wilde hem ontmoeten, maar ook ik aarzelde. Maar van bij die eerste ontmoeting klikte het tussen ons. Er was een orkestje op dat feest, de genodigden vroegen me een liedje te zingen, ik heb de micro genomen en de vriendschap tussen Enzo en mij is begonnen. Er is altijd een sterke band tussen ons gebleven, al konden we elkaar vanwege ons beroep niet vaak zien. Op een dag, toen we samen waren voor een televisieoptreden, heb ik Enzo gevraagd of ik niet de peter van zijn volgende kind mocht zijn. Hij aanvaardde dat en dus ben ik de peter van zijn dochter Elena. Ik ben helaas een zeer afwezige peetvader, maar Elena is niet de enige die dat betreurt. Mijn eigen drie kinderen hebben wat dat betreft niet veel meer geluk. Tegenwoordig is het zelfs nog erger dan anders : mijn zestigste verjaardag, mijn nieuwe plaat, het uitkomen van de film Laisse tes mains sur mes hanches. Ik ken geen moment rust. Maar ik wil het binnenkort toch even wat kalmer aan doen.”

Jullie hebben veel gemeenschappelijk.

Adamo : “Onze parkoersen gelijken op elkaar. Als zoon van immigranten hebben we ons uit de schaduw moeten vechten. Ik denk dat we beiden de verdienste hebben dat we daar dankzij ons talent in geslaagd zijn. En zonder hulp van wie dan ook. In de wereld van het chanson en van de variété bestaan er geen vrijgeleides, het is het publiek dat beslist of je blijft dan wel verdwijnt. Ik denk dat die wet nog meer geldt in de voetbalwereld. Als een voetballer niet goed is, kan hij nooit carrière maken. In de showbizz is het nog mogelijk om de mensen een tijdje te bedriegen. Je kunt, bijvoorbeeld, op een cd je stem laten vervormen, laten opwaarderen en zo zand in de ogen strooien.”

Scifo : “Mijn familie kende nogal wat integratieproblemen. Op school was ik alleen maar een klein Italiaantje. ‘Macaroni’ noemde ze me, zo hebben ze me honderden keren uitgescholden. Ik ben er trots op dat ik het door mijn kwaliteiten als voetballer gemaakt heb in het leven. Zodra ik een beetje bekend raakte, heeft niemand me nog ‘Macaroni’ genoemd.”

Adamo : “De bekende Belgen van Italiaanse afkomst zoeken elkaar geregeld op. Dat is niet toevallig. We hebben allemaal dezelfde problemen gekend, we hebben ons allemaal moeten bewijzen – dat was nodig om ons goed te integreren. We zijn allemaal trots op wat we hebben gerealiseerd. Belgo-Italianen als Elio Di Rupo, Marie Arena, Fréderic François of Claude Barzotti, ze hebben allemaal dezelfde gevoelens.”

Heb je veel wedstrijden van Enzo gezien, Salvatore ?

Adamo : “Niet zo veel. Eigenlijk heb ik meer wedstrijden van hem gezien toen hij bij Monaco en Auxerre speelde, dan in zijn Belgische periode. Toen ze me vroegen voor welke voetbalploeg ik supporterde, antwoordde ik altijd : voor de ploeg van Enzo Scifo. Voor mij was hij een echte vedette. En ik heb nooit begrepen waarom ze hem zo beschadigd hebben. Sinds hij niet meer voetbalt, is dat trouwens nog niet veranderd. Hoe anders worden bijvoorbeeld Georghe Hagi en Hristo Stoichkov behandeld. Toen zij ermee stopten, kregen ze gewoon de vrijheid van keuze. Ze mochten doen wat ze wilden. En men bleef ze beschouwen als levende legenden. Pelé is een ambassadeur voor Brazilië, Platini voor Frankrijk, terwijl Enzo Scifo in België niet gespaard werd. Met welk recht eigenlijk ? Ik geef toe dat ik soms samen met hem heb geleden toen hij zoveel kritiek kreeg. Maar goed, in België houden de mensen blijkbaar niet van landgenoten die er dankzij hun talent boven uitsteken.”

Scifo : “Ik weet niet goed wat ik hierop moet zeggen. Ik troost me vaak met de vaststelling dat bepaalde mensen wel veel respect voor me hebben.”

Adamo : “Maar misschien niet de juiste personen.”

Scifo : “Bekende mensen krijgen in België niet voldoende waardering. Bekende Belgen worden niet aangewend zoals het zou kunnen. Ik heb dat meegemaakt, Michel Preud’homme heeft dat meegemaakt en nog anderen.”

Adamo : “De manier waarop ze jou soms behandeld hebben, vond ik een paar keer echt walgelijk. Ik denk bijvoorbeeld aan je terugkeer naar Anderlecht. De club bevond zich toen in een diepe crisis door het uitbarsten van de Nottingham-affaire. De pers sprak over niet anders meer dan over dat omkoopschandaal. En dus toverde het bestuur van Anderlecht vlug een konijn uit de hoge hoed en dat konijn was Enzo Scifo. De club kondigde aan dat je Monaco ging verlaten om naar Brussel terug te komen. Die mededeling volstond om alle kabaal over corruptie te doen verstommen. Ze hebben Enzo toen echt gebruikt, om niet te zeggen misbruikt. Ondertussen oordeelde trainer Jean Tigana op basis van die berichten dat je niet meer gemotiveerd was en zette je bij Monaco op de bank terwijl je gewoon op het veld verdiende te staan. Plus dat je plaats in de nationale ploeg ter discussie werd gesteld – en dat alles als gevolg van die mediacampagne.”

Scifo : “Er zijn momenten geweest dat ik voelde dat bepaalde personen niet meer in mij geloofden, maar ik had toch niet de indruk dat men me wilde saboteren.”

Adamo : “Maar je hebt niet het fin de carrière gekregen dat je verdiend had, dat is toch duidelijk. Na je klaplong lieten ze je bij Anderlecht niet langer dan een kwartier meer spelen. Ik zat toen tussen het publiek : de mensen wilden je op het veld zien en ze lieten dat horen. Telkens als je op het veld kwam, kenterde de wedstrijd. Maar voor de trainer volstond dat kennelijk niet.”

Scifo : “Om mijn loopbaan definitief af te sluiten zou ik nog graag een galamatch krijgen. Maar die zou ik wel graag zelf organiseren. Zo is het trouwens overal, alle grote spelers moeten hun afscheidsmatchen zelf regelen (lacht). Ik heb er altijd van gedroomd. Nu ik volledig verlost ben van mijn heupproblemen, denk ik er ernstig over na. Het zou de ideale gelegenheid zijn om mijn publiek te bedanken.”

Met muziek heb jij nooit iets te maken gehad, Enzo ?

Scifo : “In het begin van mijn carrière heb ik een plaatje opgenomen. Dat was vooral om twee mensen een plezier te doen. Die hadden thuis bij mij aangeklopt en vroegen me om de studio in te stappen. Ik was toen nog een beetje naïef. Ik heb er geen spijt van, al heeft het me wel problemen bezorgd. Je krijgt zo vlug een etiket opgekleefd. Als je als voetballer een mindere periode doorworstelt, wordt dat algauw in verband gebracht met activiteiten buiten het voetbal. Toen ikzelf een restaurant opende, kreeg ik ook bakken kritiek over me heen.”

Adamo : “Weet je nog dat ik je toen dat plaatje heb afgeraden ? Ik voorspelde je dat ze je daar nog op zouden afrekenen. En ik heb gelijk gekregen.”

Scifo : “Het belet niet dat ik graag zing. Op de scène staan, ik vind dat fantastisch. Onlangs heb ik nog met de micro op de scène gestaan tijdens een televisie-uitzending voor de zestigste verjaardag van Salvatore. Dat was een magnifieke ervaring. Ik heb die avond gedacht : Salvatore heeft toch geluk. Het moet toch enorm opwindend zijn om daar alleen voor het publiek te staan en de mensen in je ban te krijgen. Maar tegelijk : wat een verschrikkelijke stress gaat ermee gepaard.”

Adamo : “Ieder zijn stress ! In een vol stadion op dat voetbalveld stappen zie ik me dan weer niet doen.”

Scifo : “Er is nog een ander aspect aan jouw beroep dat me fascineert : het feit dat je als zanger een lange carrière kunt uitbouwen. De fysieke grenzen duiken op een veel latere leeftijd op dan bij een voetballer. Ik ben nog altijd gek van voetballen, maar ik kan niet meer spelen. Ik sterf van de goesting om opnieuw te voetballen : helaas, het is onmogelijk. Echt waar, ik zou geld geven om weer te kunnen voetballen. Als voetballer moet je heel vroeg, op zeer jonge leeftijd, aan je reconversie denken. En men geeft een voetballer die daarmee bezig is, weinig respijt. Hij krijgt amper de tijd om zich aan te passen. Ik heb dat bij Charleroi meegemaakt. Zodra Charleroi één wedstrijd verloor, bazuinde men overal uit dat een gewezen goede voetballer niet noodzakelijk een goede trainer is. Ze slepen er om het even wat bij. Terwijl je als gewezen voetballer hoe dan ook met een goede dosis ervaring in het vak van trainer stapt.”

Wat vind je mooi aan voetbal, Salvatore ?

Adamo : “Het mooiste is dat een kleine ploeg er altijd van kan dromen om een grote te verslaan. Die onzekerheid over de uitslag van een wedstrijd, dat vind ik bijzonder boeiend. Waar ik me in het voetbal dan weer aan erger, is de stijgende invloed van het geld. En het feit dat clubliefde een verdwijnende notie is. Voetballers zijn bij een ploeg nog louter op doortocht. Ook het cynisme van sommige trainers irriteert me. Men koopt voetballers om ze op de bank te zetten, men koopt ze gewoon om tegenstanders te verzwakken. En hoe trainers sommige spelers ronduit vernederen en vernietigen. Ik heb gezien hoe Fabio CapelloIbrahim Ba inbracht om hem drie minuten later alweer te vervangen. Dat is wel het toppunt van cynisme.”

Scifo : “De showwereld daarentegen heeft kanten die me bevallen. Ik heb al een tiental concerten van Salvatore bijgewoond. Zien hoe de mensen proberen dicht bij jou te raken, ik vind dat geweldig. Heel emotioneel ook. En jij raakt mensen van alle leeftijden. Elke keer dat ik je op de scène bezig zag, kreeg ik kippenvel.”

En de stress ?

Adamo : “Elke artiest heeft zijn manier om met de stress om te gaan. Dat is een kwestie van persoonlijkheid. Serge Gainsbourg bereidde zich op elk optreden voor met het spoelen van zijn mond, als je begrijpt wat ik bedoel (lacht). Anderen oefenen constant hun stem, omdat ze bang zijn dat die hen in de steek zal laten. Dat doe ik niet. Heb ik nooit gedaan trouwens. Als mijn stem moe of breekbaarder dan gewoonlijk is, gebruik ik ze anders en zing ik op een andere manier. En dan komen veel mensen me achteraf zeggen dat ik beter zong dan anders.”

Scifo : “Met het verstrijken van de jaren heb ik in mijn carrière meer en meer stress gevoeld. Hoe meer mijn carrière vorderde, hoe meer ik het noodzakelijk vond om te tonen dat ik nog niet versleten was. Maar het oordeel over mij werd almaar strenger, soms was het moeilijk om daarmee te leven.”

Adamo : “Je altijd gestresst voelen heeft ook voordelen. Eigenlijk is dat bemoedigend. Het betekent dat je nog altijd diep betrokken bent bij wat je doet. Het bewijst dat je nog niet blasé bent, dat je beroep geen routine geworden is.”

Scifo : “Liever dan van stress zou ik willen spreken van de angst om teleur te stellen. Als je die schrik niet hebt, kun je als voetballer beter op de schoolplaats blijven voetballen. Alleen in oefenmatchen voelde ik die angst niet.”

Adamo : “Dan ben ik gerust. Al mijn concerten zijn oefenmatchen.”

door Pierre Danvoye

‘Ik denk erover na een afscheidsmatch voor mezelf te regelen.’ (Enzo Scifo)

‘De manier waarop ze Enzo hebben behandeld, vond ik soms walgelijk.’ (Salvatore Adamo)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content