Míííííí doen de ‘biekes’, bwóóóóh een 500cc. ‘Ik vind een tweetakt mooier roken dan een viertakt’, zegt Bart Deelkens. ‘Maar ik kan nu wel alleen met mijn mond open slapen’, legt Stefan Everts uit. Aflevering 1 van onze serie zomerontmoetingen met andere sporten.

Quasi verticaal tegen die hoop zand op. Hup ! Dan springen en landen net achter een bult. Jiha ! Nu een pancake, motor plat in de lucht en de linkervoet en hand los. Hopla ! Om zich te ontspannen gaat Stefan Everts, achtvoudig wereldkampioen motorcross, achter het huis van zijn schoonouders in Lummen het liefst wat trial rijden. Ook nu, tussen fotosessie en gesprek, kan hij het niet laten en dat is mooi meegenomen, want Bart Deelkens is een fan. “Man, man, man !” De vertrekkende doelman van Westerlo, even later achterop gezeten naar de gespreksplek gevoerd, mag zich graag naar een motorcross begeven om de zinnen te verzetten.

Stefan Everts : “Als hij zou kunnen, hij zou er iedere week staan ( grijnst).”

Bart Deelkens : “Dat is ook zo ! Ik heb Stefan eigenlijk leren kennen via Maurice Engelen van Praga Khan, die ons eens uitnodigde op een feest in Leuven en daar zijn we aan de praat geraakt.”

Everts : “Ik volg het voetbalnieuws wel wat en ik zie uitslagen, vooral van Westerlo, omdat ik daar een paar spelers ken, en Genk, omdat dat uit de streek is. Een of twee keer per jaar ga ik wel eens naar Westerlo kijken met Maurice.”

Deelkens : “Wij hebben een uur in de file gestaan om te komen kijken in Bergen. Vorig jaar heb ik zes of zeven crossen gezien. Voor Gaildorf ben ik ’s morgens rond een uur of vijf vertrokken voor vijfhonderd kilometer. Efkes ontspannen naar de cross gaan kijken. Het schoonste is dat het een hele dag is. In Valkenswaard stond ik om negen uur al naar de eerste vrije trainingen te kijken.”

Everts : “Ik was verrast dat je in Duitsland stond.”

Deelkens : ” Efkes dat geluid van die motoren horen… Ik wou gewoon thuis weg zijn na die blunder tegen Cercle. Ik wou daar een hoge bal pakken, maar ik dacht dat die over ging, toen viel hij toch binnen. Ik was na de cross ’s nachts om halfeen pas terug, maar ik heb een schitterende dag gehad omdat niemand me over voetbal heeft gepraat. Ik was voordien niet zo’n fan van motorcross, maar als je iemand als Everts wat kent, heb je iets om naar uit te kijken.”

Everts : “Ik heb op school tijdens de speeltijd veel gevoetbald, maar ik ben echt heel onhandig met een bal. Ik kan hem maar niet recht vooruit stampen ( lacht). Vroeger heb ik nog willen shotten als training, maar dat is er nooit van gekomen. Ik heb me ook ingeschreven in een tennisclub, maar na één les ben ik al gestopt. Altijd meer die moto’s en bmx-fietsen. Bergjes maken en springen.”

Deelkens : “Schitterend, hé ( lacht).”

Kousen & vrouwen

Deelkens : “Ik heb nu met Inez een nieuwe vriendin, maar daarvoor heb ik een heel moeilijke periode gekend. Drie jaar geleden kreeg ik een serieuze slag in mijn gezicht toen de vriendin met wie ik vijf jaar samen was, het uitmaakte, net voor het seizoen begon. Je denkt dat je de ploeg achter je hebt en dat het een ploegsport is, maar op het eind komt het toch op jezelf aan. Maar mijn vriendin steunt me voor honderd procent en praat op me in als het moet. Momenteel hebben we enorme discussies over welke kousen ik draag ( schatert). Ik draag op het veld liefst witte en zij ziet het liefst zwarte.”

Everts : “Vrouwen hebben zoveel invloed op je, hé. Dat maakt of kraakt je. Kelly is een sterke vrouw die nuchter is gebleven als het moeilijker ging. Achter elke sportman moet een sterke vrouw staan. Ik heb mijn vader dat ooit horen zeggen – dat is al lang geleden – maar ik moet hem daar gelijk in geven ( grijnst). Voor mij is het ook belangrijk dat mijn vader er is.”

Deelkens : “Mijn ouders ook, als ik het veld opgelopen kom en ik zie ze achter de goal zitten, weet ik dat ze niks aan de hand hebben gehad onderweg en ben ik content. Dan kan ik rustig spelen. Zolang ik leef, zit mijn vader dag en nacht in het voetbal : hij is zelf nooit keeper geweest, maar hij moet alles gezien hebben. Mijn vader zal, denk ik, zaken meer in grote lijnen aanbrengen, terwijl die van Stefan meer echt zal kunnen zeggen wat er scheelt.”

Everts : “Papa is zelf wereldkampioen geweest en dat heeft mij twee, drie jaar vooruitgezet. Anders moet je zaken met vallen en opstaan leren, terwijl we nu direct wisten welke richting we uit moesten qua techniek, snelheid, fysiek. Op mijn achttiende was ik dan ook al voor de eerste keer wereldkampioen. De relatie met papa is heel moeilijk geweest in het begin, maar nu is dat wel verbeterd. Hij zal nu niet meer meteen naar mij toestappen om te zeggen wat er allemaal slecht was, maar hij zal meer proberen te genieten van de dagen dat ik nog rijd.”

Deelkens : “Ik heb nog een heel grote achterstand in te halen : ik was 19 toen ik bij Westerlo kwam en 22 toen ik de beker won. Ik vond dat ook al een mooie prestatie, maar wat Stefan deed, is buitengewoon. Dat is weinigen gegund.”

Everts : “Maar van de andere kant ben ik toch naar het einde aan het uitkijken en het wordt sterker en sterker. Ik heb er nu al zoveel seizoenen op zitten en na elke grote prijs is het twee, drie dagen dat ik daarvan afzie, moet recupereren. Dat begint fysiek te wegen en dat vreet stillekes mentaal aan je. Maar dit jaar en volgend jaar wil ik nog op en top doen. Voorheen had ik dat gevoel nog nooit gehad. Stiekem hoop ik op die tien titels en dan kan ik in schoonheid afsluiten. Dat mijn concurrenten niet kunnen zeggen dat ze mij geklopt hebben ( lachje). Sommige overwinningen zijn routine geworden, maar in een cross zoals Namen, waar ik een stunt uithaal door ze op één plaats een voor een te passeren, dat geeft mij dan weer een ontzettende kick. Daar kan ik wekén van genieten : dat ik de enige ben die er kon passeren, terwijl het circuit zo lag dat niemand anders dat kon. Eén keer per jaar zo’n uitschieter is goed.”

Bulten & bekers

Deelkens : “Ik hoop dat mijn verzadigingspunt nog niet bereikt is ( lacht). Ik ben nu 27 en ik hoop nog tien jaar verder te gaan. De laatste jaren heb ik misschien iets te veel nagedacht, iets te veel met de kop bezig geweest en iets te weinig alles aan de kant gelaten, zo van : ik ben einde contract, wat gaat er gebeuren, wat gaat er niet gebeuren…”

Everts : “Als je met schrik zit, begin je te twijfelen en zal het fout gaan. Met schrik kan je de motor beter onmiddellijk aan de haak hangen of louter voor je plezier gaan rijden. Ik heb momenten van angst gehad, in 2000, toen ik geen vertrouwen in mijn motor had bij Husqvarna. Ik ben dan ook geblesseerd geraakt en slecht getraind teruggekomen, maar als ik naar een bult toe reed, zat ik me af te vragen : pak ik dit spoor of dat spoor ? En dan begon de motor van links naar rechts te slingeren, terwijl je plankgas voor één spoor moet gaan. Ik reed onzeker tot ik er op een gegeven moment een streep onder heb getrokken.”

Deelkens : “Ik vind het knap als je dat snel kan omdraaien, maar bij mij duurt dat toch meestal iets langer. Het is misschien wel waar dat ik mentale klappen langer moet verwerken.”

Everts : “Jij hebt dan nog een hele ploeg rond je, ik sta er alleen voor van het moment dat ik aan het starthek sta ( grijnst). Nu heb ik die steun misschien iets minder nodig dan in het begin. Ik heb al zoveel ervaring dat ik direct weet wat er fout is gegaan. Ik ben er zelf snel uit. Papa probeert wat bij te springen, maar zeker direct na een cross moeten ze mij…”

Deelkens : “… gerust laten ( lacht)…”

Everts : “… daar niet te veel mee lastigvallen. Het is beter er twee dagen ter eens over te praten. Je moet je hele leven wat uitbalanceren. Dat is bij mij na 2001 stilaan gegroeid : de laatste drie jaar is bij mij alles heel goed uitgebalanceerd.”

Deelkens : “Ik zat zeven jaar in Westerlo, vijf jaar bij het eerste elftal. Daar zijn ze nu alles gewoon van mij : hét talent van 2001, voorselectie van de nationale ploeg : waarom kan hij dat nu niet meer ? Speelde ik nu eens goed, niemand kwam het mij zeggen. Ze verlangen soms ook te veel van een mens. Dus denk ik dat ik beter naar een andere omgeving kon gaan, waar ze mij niet altijd vergeleken met dat ene succesjaar. In een andere club gaan ze misschien weer meer met je meeleven.”

Everts : “Je wil aan de top komen, je wil wereldkampioen worden, je wil waar je mee bezig bent onder controle hebben en dat heb ik nu.”

Deelkens : “Ik heb de beker gewonnen in mijn eerste jaar in eerste klasse, kampioen worden is waar ik nu naartoe leef. Achteraf bekeken heb ik van de bekeroverwinning nog te weinig genoten. Voor je het weet, is die euforie voorbij. Ik wil mij nu in een ander land een beetje tonen en misschien opent dat weer perspectieven in België.”

Neuzen & knoken

Everts : “Lichamelijk ben ik na een wedstrijd gewoon leeg. Dat wordt enorm onderschat. Op maandag gaat het nog, maar als ik dinsdags opsta, is het net alsof ik in een betonmolen heb gelegen. Van een circuit als Zolder ben ik op woensdag nog zo stijf als een plank. Na Namen was ik ook drie dagen patat.”

Deelkens : “Wij zijn daar niks tegen. Jullie moeten twee keer veertig minuten volle pot gaan, maar als keeper moet je constant geconcentreerd staan, opletten, bijsturen. Mentaal ben ik na een wedstrijd daarom meer moe dan fysiek. In mijn eerste seizoen in eerste klasse zat ik ook al direct met de vraag of ik nog ooit zou kunnen spelen. Ik heb toen mijn vinger gecompliceerd gebroken en heel veel schrik gehad, want het was afwachten tot het verband erafging. Toen het zover was, kon ik alle vingers plooien, behalve die ene. Toen ben ik efkes geschrokken. Oei, gaat het nog wel goed komen ? Nu kan ik na lang oefenen met een stressbal die vinger weer plooien, maar hij staat nog altijd scheef. Vijf keer ook heb ik mijn neus gebroken, waarvan drie keer in hetzelfde jaar, het jaar van de beker.”

Everts : “Wij motorcrossers zijn heel fragiel omdat we geen bescherming hebben en je rijdt hard, je vliegt de lucht in… Maar het zijn dikwijls de onnozelste valpartijtjes waarin je geblesseerd raakt. Ik ken een Spanjaard die verlamd is geraakt : hij was niet eens gevallen. Gewoon een slag in zijn nek gevoeld en gedaan. Ik heb al een hele waslijst aan blessures ( zucht). Sleutelbeen, schouder, enkelligamenten, milt, knie, onderarm, schippersbotje, middenhandsbeentjes…”

Deelkens : “… oei, dan mag ik niet klagen, hé ( lacht)…”

Everts : “… duimligamenten… Ben ik nog iets vergeten ? Tja, ik heb al het een en ander meegemaakt. Zo’n schippersbotje… klak… dat is zó kapot. En dat is dan twee maanden herstellen. Knieën… je blijft met je voet ergens achter hangen… hop. Als je mijn knie ziet… ( ontbloot een enorme knie). Toegetakeld, helemaal kapot, kruisbanden, patellapees, meniscus, alleen mijn zenuw was niet kapot. Hier een snee, daar een… De laatste tijd heb ik veel last met lopen. Na mijn carrière zal ik mijn knie blijven voelen en mijn rug, maar de rest valt best mee. Mijn schouder staat wel wat uit de haak, maar daar voel ik niks van ( toont zijn schouder).”

Deelkens : ” Aaargh.”

Everts : “En kijk deze knook staat ook wat naar buiten ( toont zijn arm). Hier uit mijn heup hebben ze knook weggehaald om in mijn arm te zetten. Dit litteken is van mijn milt.”

Deelkens : “Euh… dan zijn wij luxemensen op het veld. Mijn neus wordt nu alleen geopereerd om hem weer wat rechter te zetten. Ik moet hopen dat er nog te redden valt wat er te redden valt.”

Everts : “Heb je problemen met de luchtwegen ?”

Deelkens : “Ja, dat zit volledig dicht.”

Everts : “En slapen ?”

Deelkens : “Dan heb ik er minder last van.”

Everts : “Ik kan alleen met mijn mond open slapen.”

Deelkens : “Jij ademt niet constant door je neus ?”

Everts : “Ik heb vroeger, toen ik jong was, constant met camino’s gereden. ’s Winters zonder muts, zonder helm, die…

Deelkens : “… kou…”

Everts : “… erop…”

Deelkens : “… alles toe, kan je niet van slapen…”

Everts : “… neusdruppels…”

Deelkens : “… jajaja…”

Everts : “… verslaafd aan geraakt, aan neusdruppels. Maar op een gegeven moment heb ik gezegd : nu is het gedaan en heb ik het langzaam kunnen afbouwen. Gelukkig is niet alles kapotgemaakt, maar het duurt toch iets langer eer ik iets ruik. Als Kelly zegt dat er mest op de velden is gestrooid, dán merk ik het pas. Net als vroeger die blauwe damp van de tweetaktmotoren – nu moet het om milieuredenen wel viertakt zijn.”

Deelkens : “Maar ik vind de viertakt wel mooier roken dan een tweetakt. Vind je dat ook niet ?”

Everts : “Het heeft zijn charmes, maar qua klank is de 500 tweetakt het mooiste. Daar zit een zware slag in, hé.”

Deelkens : “Toen ik daarnet even achterop zat en je dan optrok wooop, woooopwoooop… Fantastisch ! Dan gaat er een wereld open. Een tweetakt is meer neeneeeneen ; een viertakt is meer wooopwooop, een zwaarder geluid.”

Everts : “Een viertakt knort meer, een tweetakt zingt meer. En dan heb je nog de 125cc’s, dat zijn van die biekes. Míííííí. Die gaan hoger in de toeren. De 250 is iets lager en een 500 nog lager. Bwóóóóh.”

Deelkens : “Dat is fantastisch als je die geluiden hoort. De sfeer ook, de ambiance.”

Everts : “Maar het is toch niet die ambiance van op het voetbal, jong.”

Deelkens : “Maar als ze klaarstaan aan de start en ze trekken alle dertig hun gas open en als dan het aftellen begint, na vijf seconden begin je al te trillen, en als ze na vijftien seconden allemaal door die bocht vliegen : zelfs ík voel dan de adrenaline. Dat moet toch een kick geven ? Alles aan de kant en…”

Video’s & machines

Everts : “Je mag niet staan trillen achter die staaf aan de start, je mag niet opgefokt zijn. Je moet zó cool en gefixeerd zijn op die eerste bocht. Soms is het moeilijk om kalm te blijven omdat je door de situatie gepusht wordt. Onlangs zag ik nog een ploegmaat die derde reed en uiteindelijk maar tiende of elfde eindigde, gewoon omdat hij zich liet opjagen door de emoties. In Portugal had ik het zelf ook. Je moet heel snel jezelf kunnen herstellen. Ik praat dan ook vaak tegen mezelf terwijl ik aan het rijden ben. Hola, vanaf hier gaan we weer schoon rijden. Maar een kopstart kunnen pakken blijft een geweldig gevoel. Super.”

Deelkens : “In Portugal zag ik je vertrekken en dan door de bocht komen. Dat is dan een zucht van opluchting, komaan, nu kunnen we verder. Ik neem alles op video op. ’s Avonds om twaalf uur kom ik van de wedstrijd thuis en kijk ik nog naar de hele band, twee keer veertig minuten. Namen vond ik schitterend : elke ronde iemand ingehaald, telkens op dezelfde plaats. Al rij je twintig seconden voorop, dan nog blijf ik kijken. Je houdt hem in het oog. Waar is nummer 72 ? 72 ? 72 ? 72 ? Als je jou op de motor ziet, zo sierlijk : voor mij is dat echt genieten. Anderen zie je sleuren aan die motor, terwijl jij er je voeten nauwelijks van af- haalt.”

Everts : “Dan ben je er toch wel echt mee bezig, als je dat merkt.”

Deelkens : “Ik weet heel goed hoe je in Bergen – we stonden in een bocht – achter Smets hing en ik tegen Jefke Delen – ik ga altijd met Jefke Delen kijken – zei : volgens mij haalt hij hem hier straks in. En dan gebeúrde het ook voor onze neus. Dat is tof. Vorig jaar zag ik je ergens altijd een binnenbocht pakken in de eerste reeks en veel plaatsen goedmaken. In de tweede reeks nam iederéén die bocht.”

Everts : “Het mooie aan motorcross is die machine in bedwang kunnen houden en zeggen van : hier rijden wij samen naartoe. Dat die machine dan doet wat ik wil, dat is een geweldig gevoel.”

Deelkens : “Ik zou ooit wel eens zelf een rondje willen rijden. Gewoon om dat gevoel te krijgen.”

Everts : “Dat is dan bij deze geregeld.”

Deelkens : “Maar dan wel langzaam, want ik zou het anders uit de hand laten lopen, denk ik ( grijnst).”

door Raoul De Groote

‘De laatste jaren ben ik iets te veel met het hoofd bezig geweest.’ (Bart Deelkens)

‘Als ik dinsdags opsta, is het alsof ik in een betonmolen heb gelegen.’ (Stefan Everts)

‘Met mijn vriendin heb ik momenteel enorme discussies over welke kousen ik draag.'(Bart Deelkens)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content