Pierre Bilic

De clan Vandenbroucke heeft alles aan de wielersport gegeven. Zal het wielrennen nu alle dromen van de Vandebrouckes kapot slaan ?

Vandenbroucke. Al meer dan veertig jaar is het een naam in de wielersport. Een naam als een klok. Het wielerverhaal van de Vandenbrouckes begon met Jean-Luc, 46 jaar inmiddels. Destijds een oerdegelijk renner. Elegant, dat zei men er altijd bij, alsof het een soort voornaam was. Specialiteit : prologen. Kon goed uit de voeten op de piste, maar voelde zich ook in de klassiekers op zijn gemak. Na zijn carrière bleef hij in het vak, hij stapte in de wagen van de ploegleider. Leidde in die hoedanigheid Lotto naar successen.

Dat was Jean-Luc. Dan had je nog Jean-Jacques. Broer van Jean-Luc. Geruime tijd binnen het peloton zeer gewaardeerd als mecanicien. En verder : Jean-Denis. Zoon van Jean-Luc. Snuffelde korte tijd aan het professionele wielrennen. En natuurlijk : Frank. Neef van Jean-Luc, zoon van Jean-Jacques. Met overschot de grootste belofte die het Belgische wielrennen sinds Eddy Merckx in zijn rangen had.

Jean-Luc zucht. De clan Vandenbroucke leefde voor de wielersport. Alles, alles – alles stond in het teken van de fiets.

Het ligt allemaal aan flarden nu. Het rijk van de Vandebrouckes is uit elkaar gespat, alsof het slechts een zeepbel was. Sinds 1997 stapelt Jean-Luc de problemen op. Zorgen, man, je hebt er geen gedacht van.

En Frank ? Tja, Frank. Dat verhaal is bekend.

Zoveel tegenslagen. Met als gevolg: een verscheurde familie.

Jean-Luc Vandenbroucke vertelt de saga van de clan Vandenbroucke.

* * *

ader was een loodgieter-zinkwerker. Altijd in de weer. Druk, druk. Met zijn zaken, zijn winkel, en zo meer. Kon het hoegenaamd niet hebben dat zijn zoons zich tot de wielersport bekeerden. Jean-Luc : “We waren thuis met drie broers. Jean-Jacques is zeven jaar ouder dan ik. Dan heb ik nog een tweelingbroer, Jean-Paul. Hij baat een boekhandel uit. Heeft nooit veel voor het wielrennen gevoeld. Daar was hij te dik voor.”

Grijnst. “Ik ben geboren met het vruchtvlies nog rond mijn hoofd. Wijze vrouwen vinden dat een goed teken, een geluksbrenger voor de baby. Gezegend voor het leven…”

Het water van moeder Vandenbroucke brak niet. In dat geval werden baby’s vaak dood geboren. Maar niet Jean-Luc. Leven zou hij. Léven.

Maar er was vader. Vreselijk autoritair man. Met de jaren werd het er alleen maar slechter op. De spanningen, de ruzies, de woedeuitbarstingen : ten huize Vandenbroucke was de sfeer te snijden.

Jean-Jacques kon het niet meer verdragen. Eind 1970 kreeg hij een aanbieding van de profploeg Novy. Die mensen hadden hem al een tijdje gevolgd in de jeugdcategorieën, wilden hem verder begeleiden. Jean-Jacques tekende het contract en verliet het ouderlijk huis. Weg, weg – weg uit die hel.

Jean-Luc : “Wij waren bezeten van wielrennen, maar ik veronderstel dat mijn vader vond dat er betere dingen te doen waren. Moest er niet gewerkt worden, dan ? In en aan een huis zijn er altijd klussen op te knappen.”

* * *

ean-Luc : “Ik denk dat ik de wielermicrobe van mijn broer geërfd heb. In 1969 ging ik naar de start van de Ronde van Frankrijk kijken. In Roubaix was dat, dat was dichtbij. Het was de eerste Tour van Eddy Merckx. Wat een evenement. Rudi Altig won de proloog. Ik zie Altig nóg rondrijden in Roubaix, in zijn gele trui. Nog nooit had ik zo’n spektakel gezien. De volgende dag zou de rit naar het Woluwe van Eddy Merckx gaan. Roubaix, de Tour, die ambiance : ik leefde die dag als in een droom. Dit was wat ik wilde : daaraan meedoen, deelnemen, koersen, wielrenner worden. Toen we van Roubaix terug thuis kwamen, kregen we te horen dat mijn moeder een embolie gekregen had. Ze zou het niet overleven. Ik was veertien jaar.”

Vader bleef achter. Jean-Luc : “Zijn woedeaanvallen werden nog heviger dan vroeger. Niet te doen, eigenlijk, dat was geen leven meer. Twee jaar later ging zijn gezondheid erop achteruit. Zulke explosies van colère : daar is het hart van een mens niet tegen bestand. Na weer een crisis vroegen Jean-Paul en ik hem om een hartspecialist op te zoeken. ’t Is goed, zei hij. Thuis bracht hij nog zijn papieren en zijn dossiers in orde. Toen vertrok hij. Hij zei tegen mij – ik zal het nooit vergeten : Zeg tegen Jean-Jacques dat hij de wagen aan het ziekenhuis komt ophalen. Ik zal ons huis nooit meer zien. ’s Anderendaags werd hij in het ziekenhuis geveld door een hartaanval. We waren alleen.”

Retour de Jean-Jacques. Jean-Luc : “Hij werd onze voogd. Hij keerde naar huis terug, ontfermde zich enkele maanden over de winkel. Verkocht dan de zaak. Normaal, hij had andere plannen. En ikzelf zag die winkel ook niet zitten. Ik wilde wielrenner worden. De sport zou me helpen mijn verdriet te overwinnen.”

De broers Vandenbroucke vestigden zich in Ploegsteert. Getekend bij Novy of niet, Jean-Jacques zou nooit profwielrenner worden. Jean-Luc : “Hij moest op zijn twee jongere broers letten. En hij vond ook dat ik meer talent had dan hem. Dus gaf hij mij zijn fiets.”

* * *

ampioen van België bij de amateurs, op de weg én op de piste. Europees kampioen achtervolging. 224 overwinningen in de jeugdcategorieën. Enzovoort. De wielerploeg Peugeot bood Jean-Luc Vandenbroucke een profcontract aan.

Herinnert u zich Milaan-Sanremo van 1976 nog ? Ja, natuurlijk won Eddy Merckx. Eén renner kon de Kannibaal toen volgen. Een tweedejaarsprof. Jean-Luc Vandenbroucke werd in die Milaan-Sanremo tweede. En nadien gedeclasseerd na een positieve dopingcontrole : amfetamines.

Stilte. Een stilte als een kanonschot. Een Vandenbroucke en doping : toen al. Jean-Luc : “Ik heb nooit begrepen wat er in die Milaan-Sanremo gebeurd is. Ik had alle vertrouwen in mijn ploeg. En ik lette niet zo op. Ik at en ik dronk wat ze me voorschotelden. Ik wist van niets. Komaan zeg, anders zou ik toch niet met Merckx in de aanval gegaan zijn ? Ik wist dat ik dan naar de dopingcontrole zou moeten – ja, dát wist ik wel. Ondanks alles blijft die Milaan-Sanremo een geweldige herinnering voor mij. Later in mijn loopbaan heb ik geen enkel probleem met doping gekend. Geen enkel. Daarmee is toch alles gezegd.”

Wielrenner. Dan ploegleider, Jean-Luc Vandenbroucke volgde Walter Godefroot op als sportbestuurder bij Lotto. Zijn bedrijfje VDB Promotions ging aan het werk – met hoogten en laagten, maar altijd aan de slag. Jongeren opspeuren, ze vormen, begeleiden, lanceren. Lotto verwierf een plaats in de eerste klasse van het wereldwielrennen. Daar mag Jean-Luc Vandenbroucke best trots op gaan.

Afgunst. Wie zal het zeggen ? Jean-Luc Vandenbroucke was een belangrijk man geworden. Wereldberoemd in Henegouwen en omstreken. Met invloeden tot bij de PSC-baronnen Jean-Pierre Detremmerie en Philippe Maystadt. De laatste minister van Financiën, alstublieft ! En als dusdanig eigenlijk peetvader van de Nationale Loterij, de sponsor.

Jaloezie. Kan het ? Natuurlijk kan het. Jean-Luc Vandenbroucke verschafte werk. Lanceerde Jef Braeckevelt opnieuw als adjunct-ploegleider. Viste Claude Criquielion op nadat die zijn loopbaan had beëindigd. Maar vergat ook zijn bloedverwanten niet. Carine, zijn vrouw én secretaresse. Jean-Jacques mecanicien bij de ploeg. Familiepolitiek wekt nog meer achterdocht dan vriendjespolitiek. Zoiets zet kwaad bloed.

* * *

ind 1993 werd Frank Vandenbroucke door verscheidene grote ploegen benaderd. Jean-Luc stelde dat maar matig op prijs. Familieraad. Frank tekende voor Lotto. Jean-Luc : “Dat was toch normaal. Zijn vader werkte bij ons. Het was een VDB. Alles wat hij wist, had hij van ons geleerd.”

Bij de ondertekening van het contract : krampachtige mondhoeken rond de lach van Frank Vandenbroucke. Was hij zelf wel zo tevreden met deze uitkomst ? Jong nog. En koppig, toen al. Een uitzonderlijk talent voor sport. Had eerst atletiek gedaan. Kampioen geworden bij de pupillen, om maar te zeggen. Nadien voor wielrennen gekozen. Hij won fluitend, hij won even gemakkelijk als hij ademde – zoiets.

Zoveel winnen en zo zonder moeite. Was dat wel goed voor de vorming van zijn karakter ? Hyper-explosieve jongeman. Extreem extravert. Onder de hoede van een oom die als renner de discreetheid zelve was. Jean-Luc en Frank Vandenbroucke : een duo met een Noord- en een Zuidpool.

Jean-Luc : “Op een dag werd hij door een auto overreden. In de ziekenwagen was Frank helemaal niet met zijn gezondheid en zijn wonden bezig. Nee, nee. Eén vraag had hij, één : kon zijn fiets nog hersteld worden ? Hij wilde alles anders doen. Anders, niet zoals wij het deden. Toen ik voor La Redoute reed, zei hij – hij was nog piepjong : Nooit zal ik voor die ploeg rijden. Ik zal bij Panasonic tekenen. Of later, toen hij naar de televisie keek en Tony Rominger zag : Die komt te kort voor Luik-Bastenaken-Luik. Op een dag zal ik Luik-Bastenaken-Luik winnen. Ik moet zeggen, wat dat betreft heeft hij woord gehouden.”

Behoorlijk tweetalig. Vedetteallures. Buitengewoon populair, net zo goed in Vlaanderen als in Wallonië. Breekt met Lotto. Verbrandt alle schepen achter zich. Tekent bij Mapei en Patrick Lefevere. Maar : de nieuwe Vandenbroucke holt zichzelf voorbij. Verandert van ploeg zoals van kousen. Zijn talent voor wielrennen raakt overschaduwd door zijn talent voor problemen.

Jean-Luc : “Frank had alles om de top te bereiken en daar te blijven. Sinds Merckx niet meer zo’n talent gezien. Maar hij wilde niet luisteren naar zijn vader en zijn oom. En wie had er hem nu beter kunnen helpen dan wij ? Niemand. Ik geloof nog altijd in hem. Ik geloof dat hij, met het intrinsieke talent dat hij bezit, nog kan terugkeren. De toekomst zal het leren.”

En wat heeft het verleden geleerd ? Jean-Luc : “Frank heeft de fout gemaakt zijn vrienden slecht te kiezen. Terwijl dat zo belangrijk is voor een jong renner. Maar hij heeft zich slecht laten omringen en dat heeft hij cash betaald. Het is dat hij niet nadenkt. Ik ben naar zijn trouw geweest. Hij had zijn Ferrari voor de kerk geparkeerd. Zo onhandig, zo arrogant. Dan daagde Bernard Sainz daar op, dokter Mabuse. Dat was er voor mij te veel aan, ik ben vertrokken. Had hij nu nog niet begrepen dat dit personage aan de basis van veel van zijn problemen lag ?”

Frank had een zegen voor de clan Vandenbroucke moeten worden. Hij werd een vloek. Hij heeft de leden van de clan uit elkaar gedreven. Na haar scheiding van Frank (vader van zijn dochtertje Cameron) werd Clothilde verliefd op Jean-Denis. Inmiddels zijn ze getrouwd. Van de zoon van Jean-Jacques naar de zoon van Jean-Luc. Hoe ga je daar als familie mee om ?

* * *

lsof Jean-Luc zijn eigen problemen niet heeft. In 1997 wordt Djamolidine Abdoujaparov in Marennes uit de Tour gezet : betrapt op het gebruik van anabole steroïden. Afkomstig uit zijn geboorteland, Oezbekistan. Maar iemand van de ploeg had Abdou nog andere vuiligheid toegestopt. Jean-Luc Vandenbroucke begint aan de grote schoonmaak binnen de ploeg : hij heeft in een aantal mensen te veel vertrouwen gesteld.

Jean-Luc : “Ik zal onschuldig uit die affaire te voorschijn komen. Geen verder commentaar. De zaak zit bij de rechtbank. Alleen dit : ik ben gerold door mensen die ik hoog aansloeg.”

De negatieve spiraal. Er volgden financiële problemen. Men sprak van zwart geld. Jean-Luc : “Geen commentaar. Alles staat in mijn boekhouding. De renners werden betaald, al beweren ze het tegendeel. Het is hun woord tegen het mijne. Ik bezit twee huizen, dat is het enige resultaat van mijn carrière en van mijn werk. Ik hoop dat ik niet alles verlies. Andrei Tchmil heeft 150 miljoen frank op de bank staan. Ik niet.”

Gelukkig staat zijn vrouw Carine aan zijn zijde. “Zonder haar zou het nog moeilijker zijn. Ik zag haar voor het eerst toen ik vijftien jaar was en ik wist dat ze mijn vrouw zou worden. Nu wil ze met geen woord meer over wielrennen horen praten. Toen mijn zoon Jean-Denis zag hoeveel ze door de schuld van de wielersport afzag, heeft hij zijn fiets weggegooid en een punt achter zijn profloopbaan gezet. Ik kan hem begrijpen.”

* * *

ean-Luc Vandenbroucke is niet meer bij Lotto. De PSC stelt niet veel meer voor. Al drie jaar gelden er blauwe invloeden bij de Nationale Loterij – Guy Verhofstadt is een wielerfan.

Schamper : “Twintig jaar geleden won ik Blois-Chaville op de dag van de gemeenteraadsverkiezingen. En in Moeskroen won ik een pak stemmen.” Burgemeester Detremmerie is het niet vergeten. Céline, de dochter van Jean-Luc, heeft een job bij Excelsior Moeskroen.

De wielersport heeft de clan Vandenbroucke gemaakt. En vervolgens kapot gemaakt. Komt het nog ooit goed ? Met de clan ? En met de band van de VDB’s met de wielersport ?

Jean-Luc : “Het moet. Het is verschrikkelijk, in vijf jaar tijd is alles vernield. Alles, alles – alles is kapot. Maar de wielersport betekent alles voor ons. We zullen de wielersport nooit laten vallen.”

door Pierre Bilic,

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content