In La Louvière slapen ze in de sauna. Een wandeling door Le Stade de Tivoli met boegbeeld Frédéric Tilmant.

Zouden al die maffiaverhalen dan toch kloppen ? Wanneer we toekomen, fietst er een politieagent voorbij, de ene hand op het stuur en de andere op de revolver, blijkbaar op zoek naar iemand die gevaarlijk is. En dan nog één. En nog één ! Albert Cartier, ook net gearriveerd, moet lachen om onze verbazing. “Neen, dit is niet typisch La Louvière”, zegt de trainer. “In Frankrijk zie je dat vaak. Met de fiets ben je snel, kan je overal door en ben je veel discreter. Ze horen je niet komen, hé.”

Frédéric Tilmant is onze gids door het stadion. Afkomstig uit het nabije Binche voetbalde hij tien jaar voor La Louvière. Vanaf dit seizoen ging hij er aan de slag als hulptrainer. Het is vrijdagochtend en rustig op Tivoli, want er wordt pas om 15 uur getraind. De slagbomen zijn open. Rechts een gesponsorde kiosk van Verabel Vérandas voor het onthaal van de vips, links een gehuurde tentenconstructie. Het vip- restaurant ! Er is een verdieping bovenop gezet, waardoor de capaciteit nu 300 man bedraagt. “Tja,” zucht Tilmant, “dit is niet echt een stadion dat aangepast is aan eerste klasse. Beetje bij beetje proberen we te groeien. Belangrijk is dat nu eindelijk de renovatie is gestart. In fase één zullen alle plaatsen overdekt worden, zodat niemand nog in de regen moet staan. 3500 extra zitplaatsen voor onze supporters, 500 plus een overdekte staantribune voor de bezoekers. De werken worden betaald door de stad en de Waalse regering. Er was geen andere keuze, met de Europese proflicentie. Dit stadion is verrot. Een strontstadion, tussen aanhalingstekens. De werken zijn gestart eind april, begin januari moeten ze klaar zijn. Fase twee, de hoofdtribune en de horeca, is nog een project waarover geen zekerheid bestaat. Misschien binnen twee, drie jaar.”

We lopen verder door de entrée permanente, voorbij een tuinhuisje aan de rechterzijde. Saucisse fraîche italienne. 3 euro. Oignons et sauce gratuits. De bezoekers worden links geleid. Toiletten. Boutique RAAL. De clubshop. “Niet groot, maar het is een begin”, aldus Tilmant. “Voorheen was het een benepen vipkantine. Na de wedstrijd worden de scheidsrechters er ontvangen. We groeien, maar het is altijd bricolage, hé. We proberen zo te leven. Je ziet : allemaal oude gebouwen. Bouwjaar 1970. Weet je, voor de eerste grote derby tegen Charleroi in tweede klasse waren hier 21.000 mensen. Au Tivoli ! Er hing volk in de bomen om de match te kunnen volgen. Hallucinant ! Er waren toen natuurlijk nog geen veiligheidsvoorschriften zoals nu. De supporters van La Louvière vormen een goed publiek, denk ik, maar het is zoals in elke harde kern : je hebt overál gekken, turbulente personen die ervan houden de bezoekers uit te dagen.

“Ik herinner mij ook nog een derby tegen Binche in derde klasse, voor 13.000 mensen. Vandaag ligt ons gemiddeld aantal toeschouwers – 4200 – te laag. Het heeft te maken met de evolutie van de economische toestand in de streek. De jaren zeventig waren hier gouden tijden, nu is dertig tot vijftig procent van onze fans werkloos. De prijzen zitten er natuurlijk ook voor iets tussen. Met de middelen die het volk hier maar heeft, wordt het heel moeilijk om met je vrouw en twee kinderen te komen. Ik denk dat velen kiezen om te sparen voor een zomervakantie.”

R aymond en Serge passeren, de stadswerkers die het stadion proper moeten houden. “Het is niet gemakkelijk.” Er ligt in La Louvière een atletiekpiste rond het veld. Hier traint ook le club athlétique Louvièrois drie, vier dagen per week, plus de scholen. RAAL staat trouwens voor Royal Association Athlétique Louvièroise. “Die piste is een groot probleem voor de ambiance op Tivoli. Maar laat het ons positief bekijken : we kunnen ze gebruiken voor bepaalde oefensessies. En : ons veld is uitstekend, omdat het niet ingesloten is door tribunes. Het is hier open en daardoor kan het gras goed ademen. En Pierrot, een Italiaan, is een uitstekende tuinman ! Ook de verlichting is fatsoenlijk. Na de promotie naar eerste klasse moesten ze wel een paar lampen bijsteken.”

Links in de bocht ligt het secretariaat. Oud, klein, laag. Vijf mensen zitten er op elkaars lip. Marie-Ghislaine Maes (ticketing), José Lambert (algemeen secretaris), SophiePagan (communicatie), Patricia Husson (administratie) en Stéphane Pauwels (algemeen manager). Tegen het secretariaat hangt het scorebord. Achter het doel bevindt zich de controlepost van de politie, die via vier camera’s op de hoeken van het veld zicht hebben op de supporters. Vroeger waren hier de toiletten voor de bezoekers. Sinds vorig seizoen zijn er nieuwe gebouwd, evenals een nieuwe kantine. “Het is goed dat ze in Vlaanderen eens weten dat ze in La Louvière op de beste manier ontvangen zullen worden, want voorheen waren de omstandigheden catastrofaal”, bedenkt Tilmant. “Ook dat geeft veel voldoening, want eigenlijk schaamden we ons er een beetje voor.”

“Voilà, we zijn de eersten op de nieuwe tribune”, roept Tilmant als we ons op de bouwwerf begeven waar de nieuwe zittribune voor het thuispubliek over de volle breedte wordt opgetrokken. Een arbeider levert commentaar. “Deze werken hebben met de evolutie van de ploeg te maken”, weet hij. “De resultaten maken veel mogelijk”, bevestigt Tilmant. “De rest volgt.” Op de hoek bevindt zich la buvette panora-mique, met uitzicht op het hoofdveld en de oefenvelden. Het zal velen in dit land verbazen, denkt Tilmant, maar La Louvière traint in uitstekende omstandigheden. Een prima grasveld en een uitstekend synthetisch veld dat de stad twee jaar geleden aanlegde. “Hetzelfde als dat van de Franse nationale ploeg in Clairefontaine. De reserven spelen er vaak op. De lichtsterkte is voldoende, zeker om te trainen.”

Achter een weelderige beplanting ligt nog een grasveld. Driehoekig. Le triangle, waar de keepers regelmatig oefenen. “Die struiken en bloemen danken we aan Daniel Leclercq“, grijnst Tilmant. “Hij vond dat belangrijk. Een trainingscentrum, zei hij altijd, moet aangenaam en mooi groen zijn. Het probleem is wel dat we na de training een half uur verliezen om alle ballen terug te vinden.” Er ligt ook nog een grasperceel zonder lijnen. “Dat is een beetje een noodveld voor de fysieke trainingen van de jeugd. Want de jeugd, dat is helaas het grote probleem. Zij trainen in Strépy-Bracquegnies, een kwartier hier vandaan, op velden die in abominabele staat zijn. Misschien dat de komst van Léon Semmeling, Régis Genaux en de nieuwe directeur van de jeugdopleiding iets kunnen bewegen op dat vlak.”

Iemand ergens parkeerplaatsen gezien ? “Voor onze thuiswedstrijden worden de straten rond het stadion geblokkeerd”, legt Tilmant uit. “Met 4500 toeschouwers lukt dat nog wel. We zitten hier ook maar twee minuten van het stadscentrum en veel mensen komen te voet naar het voetbal. Oké, enkele weken geleden gingen we Genk scouten en dat is duidelijk een andere organisatie, een andere wéreld. Wij zijn een kleine club en daar moeten we ons van bewust zijn. Met clubs als Genk kunnen we niet rivaliseren, maar toen ze de week nadien hier kwamen spelen, was het wel 2-0 voor ons. De realiteit bevindt zich op het veld.”

Links van de oude zittribune heeft het Rode Kruis zijn stek, Canal+ heeft de zijne op het dak van de tribuned’honneur. Carl, materiaalman en ploegafgevaardigde, opent op vraag van Tilmant het hek van de catacomben. Binnenin is alles er klein, maar proper. Sympathiek. “Had je het erger verwacht ? Jamaar,” lacht Tilmant, “het is hier ook Afghanistan niet, hé.” Aan het prikbord in de gang hangt naast het weekprogramma en de jeugdkalender een krantenartikel waarin staat dat dit seizoen het shirt niet meer mag uitgetrokken worden na het maken van een goal. De kleedkamer is bijzonder klein. We tellen 24 kastjes. Zijn er geen 26 A-kernspelers ? “Ja, maar twee kleden zich om in de andere kleedkamer van de bezoekers. Aan de muur hangt een tekst van de manager, een citaat van Henry Ford. “Met enthousiasme kan je álles realiseren.”

Wat verder hangt een krantenartikel dat eraan herinnert dat Charleroi ook eens zo goed startte als La Louvière, maar daarna de dieperik inging. De assistent-trainer heeft er iets bijgeschreven ter attentie van de spelers. “En jullie, wat is jullie wens ? Toon dat je Charleroi niet bent !” Een wasbak voor de schoenen. Vijf douches op een zakdoek. De kine-ruimte. Een massagetafel. Een schoenenhoekje. Nog een massagetafel. Klein, maar efficiënt gebruikt ; alles dicht op elkaar, maar goed verzorgd. “Het moét proper blijven”, benadrukt Tilmant. “De spelers weten dat, het is het eerste wat nieuwkomers te horen krijgen. Wij hebben oud materiaal, het is zeer belangrijk dat we het respecteren ; anders is het hier een catastrofe. Ik denk dat dat ook de kracht van de club is. Respect. Respect is het belangrijkste voor een mens. Zonder kan je niet groeien.”

Er is net voldoende ruimte voor een sauna. “Omdat we geen plaats hebben om te rusten tussen twee trainingen, slapen er spelers in de sauna.” Een spelershome is er namelijk niet. Een refter wel. Drie keer per week wordt er twee keer getraind en dan bereiden drie dames de maaltijden in het wel erg krappe keukentje. Vier kranten liggen er op de spelers te wachten. Le Soir, La Nouvelle Gazette, La Dernière Heure en Het Laatste Nieuws. Aan de muren hangen foto’s van de in 2003 gewonnen bekerfinale tegen Sint-Truiden. Op het einde van de refter is er een klein kamertje met twee tv-toestellen. Playstation ! Er staat een houten bank voor twee personen en een tafeltje waarop de Sport/Voetbal Magazine met het interview met kapitein Gunter Van Handenhoven ligt. “Hier”, zegt Tilmant, “spenderen ze heel veel tijd, twee tegen twee.” Meer kunnen er ook niet binnen.

De materiaalkamer. “Klein en op maat van Carl, maar toch stoot hij nog vele keren per dag zijn hoofd”, lacht Tilmant. Vorig seizoen was Umbro kledijsponsor, nu Adidas. Een promotie. Groei ! “Het is moeilijk werken in een veel te kleine ruimte,” zegt Carl, “maar we trekken ons uit de slag.” Voor de materiaalkoffers is er binnen geen plaats, daarom staan ze in de gang. Er kleeft een opvallende sticker op : ‘La Louvière-Belgium’. Een souvenir van het Europese debuut vorig seizoen tegen Benfica. “Waarom heb je die stic-kers erop gelaten, Carl”, roept Tilmant. “Hoop je misschien nog Europees te spelen ?” Het antwoord is bevestigend. Tilmant lacht. “Waarom ? Omdat ik niet leef met mijn dromen. Ik ben een ambitieuze gast, maar ook een realist.”

De proviandkamer. Het hokje met het materiaal om de lijnen te trekken. Een deur met het opschrift ‘Podoloog’ warempel. “Sedert drie jaar komt er drie keer per week ’s ochtends iemand om de voeten te verzorgen”, legt Tilmant uit. “Voeten, het is toch niet onbelangrijk in voetbal.” Een kamertje met onderhoudsmateriaal. Het kantoor van de technische staf ! Met drie zitten ze aan één bureau : hoofdtrainer, assistent-trainer en keeperstrainer. Behalve plaats ontbreekt er zo te zien weinig. Tv, video, kopieerapparaat, ijskast, vuilnisbak. Tilmant wijst op een oranje pop. “Een mascotte die ik kreeg van een persoonlijke supporter uit Genk”, zegt hij. “Ze brengt mij momenteel blijkbaar geluk.” Een kamertje waar de voorraad waterflessen gestapeld staat. Een wasplaats. En wat verder nog een wasplaats. Twee kleine maakt ook een… grotere.

De kleedkamer van de bezoekers. Even klein. Toiletten. De perszaal. De kleedkamer van de scheidsrechters. “Hier kleden en wassen wij, de trainers, ons. Voor de wedstrijd moeten we dan wel alles weghalen. Omkleden doen we dan in ons bureau. Willen we ons na de wedstrijd wassen, dan moeten we wachten tot de scheidsrechters weg zijn.” Albert Cartier komt de catacomben binnen, hij is zoals iedere ochtend een uur gaan joggen. Hij glimlacht als we opmerken dat La Louvière alles in ’t klein heeft. “Het is duidelijk dat we hier op andere dingen moeten spelen dan op standing. We moeten er zeer goed zorg voor dragen dat bij de renovatie van het stadion de ziel van de club niet verloren gaat, zoals het elders vaak gebeurt.”

Achter het stadion staan drie grote appartementenblokken die op het veld uitkijken. “Een aantal bewoners heeft al geklaagd omdat ze vrezen dat de nieuwe tribunes hun zicht zullen belemmeren”, vertelt Tilmant. “Nochtans zullen ze veel lager zijn dan die in Charleroi. Weet je wat het is ? Ze kunnen straks de wedstrijd niet meer zien. Want je begrijpt dat er hier veel zich in de handen wreven en elke match van-op hun balkon gratis volgden. Ik ken zelfs mensen die voor onze thuiswedstrijden vrienden uitnodigen. Sorry, maar dat maakt deel uit van de evolutie van de club. Dat moeten ze begrijpen.”

Frédéric Tilmant wijst op een reclamebord van CPH, Crédit Professionnel du Hainaut. Een regionale bank en de trouwe hoofdsponsor. “Ik denk dat het zonder CPH moeilijk overleven zou zijn”, zegt hij. Want La Louvière is een club die op een slappe koord danst. Afhankelijk van voorzitter Filippo Gaone, textielbaron uit de buurt van Charleroi. En toekomstgaranties kan ook hij niet geven. “Daarvoor is het voetbal te complex geworden”, aldus Tilmant. “Feit is alleszins dat hij enorm ambitieus is en gepassioneerd door voetbal. Tijdens mijn afscheidswedstrijd onlangs kwam hij mij twee minuten voor het einde vervangen als nummer 11. En hij maakte een doelpunt ! ( Lacht.) C’est un homme de coeur.”

“Sinds enkele jaren proberen we beetje bij beetje vooruitgang te boeken, maar met het kleinste budget van eerste klasse kunnen we het ons niet permitteren fouten te maken”, zegt Tilmant bij het afscheid. “Het is belangrijk goede spelers te vinden, jongens die dorsten naar voetbal. De voorbije seizoenen mogen we daarover niet klagen. We moeten ook de mentaliteit van La Louvière bewaren. L’esprit de fa-mille, die in het voetbalmilieu steeds meer verloren gaat. Wij hechten daar ontzettend veel belang aan. Onze spelers moéten zich na de wedstrijd tussen het volk begeven. We mogen niet vergeten : wij zijn La Louvière en we moeten La Louvière blijven, we mogen niet worden zoals de anderen. Dát is onze kracht.”

Dit is de derde aflevering in een reeks waarin alle clubs uit de eerste klasse worden doorgelicht.

door Christian Vandenabeele

‘De jaren zeventig waren hier gouden tijden, nu is dertig tot vijftig procent van onze fans werkloos.’

‘Met clubs als Genk kunnen we niet rivaliseren, maar toen ze de week nadien hier kwamen spelen, was het wel 2-0 voor ons. De realiteit bevindt zich op het veld.’

‘Wij hebben oud materiaal. Het is zeer belangrijk dat we het respecteren, anders is het hier een catastrofe.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content