Een beetje inspiratie en vooral veel transpiratie. Dat is voetbal voor Thomas Meunier (22), de spits die rechtsachter werd en zich sinds kort ook Rode Duivel mag noemen. Een gesprek met een man die houdt van een grap met een hoek af.

Daags na de bekeruitschakeling door KV Kortrijk zit Thomas Meunier op zijn eentje rustig in het FCB Kaffee te lunchen. Een paar supporters kaarten na aan de toog en laten de speler met rust. Een verademing na wat hij onlangs meemaakte na afloop van België-Colombia. In de hoop een van hun helden een woord voor camera of microfoon te ontlokken, ging de Zuid-Amerikaanse pers na afloop van zijn debuutinterland zelfs op de vuist.

Meunier heeft na het eten nog een afspraak met de dokter, om zijn nog steeds wat nukkige buikspieren te behandelen. Afgelopen zomer werd hij geopereerd, maar er is nog steeds wat lichte hinder. Het is het enige schaduwvlekje op een najaar dat weliswaar voor de ploeg tegenvalt (na de Europese uitschakeling nu ook gewipt in de beker), maar dat hem zelf alleen vreugde bracht. Een geslaagde verhuizing van de rand naar het drukkere stadscentrum, daar gelukkig met zijn vriendin, onbetwist basisspeler én in november twee keer Rode Duivel. Alleen die bekeruitschakeling zit hem nog dwars. “Omdat ze niet verdiend was. Anderzijds: we waren ook niet veel beter dan Kortrijk, het was fiftyfifty. Verdedigend stonden we goed voor de rust, aanvallend hebben we erna druk gelegd. Tactisch zat het goed. Alleen won de meest efficiënte ploeg.”

Opvallend: jullie speelden mét een libero.

Thomas Meunier: “We hebben ‘op zijn Kortrijks’ gespeeld, met drie centrale verdedigers en hoge backs. Tegen een offensieve ploeg met twee spitsen en hoge flanken moet je zelf ook offensief spelen, anders kom je voorin volk te kort. Dat werkte goed, denk ik. Het enige wat ontbrak, was efficiëntie in de afwerking. Op de keuze van de coach valt niks af te dingen.”

Inmiddels liggen de drie klassieke groten al direct uit de beker.

“De uitschakeling van Anderlecht choqueerde mij het meest. Ze speelden goed op PSG, maar worden nu uitgeschakeld door Westerlo… Wie snapt zoiets? Zeggen dat de groten geen interesse meer hebben voor de beker, is te kort door de bocht, zeker wat ons betreft. En ik denk dat het ook geldt voor Anderlecht en Standard. Het klopt dat wij, groten, als we in de play-offs voor de eerste plaatsen strijden, Europees ook geplaatst zijn. Zo’n beker levert niet direct een betere plaats op. In dat opzicht is het voor de andere clubs wel belangrijker. Maar voor ons telt een prijs en in die zin was de beker een prioriteit. Niet prioriteit nummer een, dat is altijd de competitie, maar toch. Dat bleek uit onze opstelling in Kortrijk. Geen rotatie, geen jongeren, gewoon de beste ploeg.”

Een nieuwe tik?

“Negatief zeker, een doel minder. Maar zoals de coach direct zei: het positieve is dat we ons maar op één ding meer moeten concentreren. Vechten tot de laatste minuut in de play-offs. Geen excuses over vermoeidheid na twee matchen per week… De kern is alleszins groot genoeg en kwalitatief kunnen de bankzitters hetzelfde brengen als de mannen op het veld.”

Is de kern wel voldoende sterk voor de titel, als je twee doelen, Europees en beker, al bij de eerste confrontaties moet laten schieten?

“Voor mij wel. Bekijk de resultaten tot dusver. Standard en Zulte Waregem gelijk, Lokeren twee keer gewonnen, Anderlecht gewonnen. Van de ploegen die op dit moment in de top zes staan, verloren we alleen tegen RC Genk. We misten af en toe wat regelmaat, maar deze kern mag op de titel mikken. Ik zal zelfs meer zeggen: ik wíl dit jaar de titel!”

Statuut

Je bent inmiddels Rode Duivel. Is je statuut binnen de kleedkamer veranderd?

“Neen. Ik ben geen leider, eerder een goeie volger. Mijn statuut als speler is wél veranderd, het is toch wat extra. Maar meer charisma bezorgt zoiets je niet.”

Het technische hoogstandje dat je onlangs tegen KV Oostende liet zien, is dat een uiting van je grote zelfvertrouwen?

“Zoiets gebeurt instinctief en tegelijk beredeneerd, je probeert iets, maar je lichaam staat zo dat balverlies zeer onwaarschijnlijk is als het mislukt. Dat zijn geen dingen die je nu nog leert op training, daarvoor is er te weinig ruimte en tijd. Zoiets leer je vroeger, bij de jeugd. Mijn idool was Ronaldinho, en in de tuin oefende ik op wat ik zag. Alles is een kwestie van training: als we morgen twee uur trainen op lange ballen, leg ik die na een tijdje ook perfect.”

Je lijkt wel meer zelfvertrouwen te hebben.

“Dat is wat anders. Vertrouwen is er, dat klopt. Ik heb dit seizoen nog geen terugval gekend. Zelfs in wedstrijden waarin het wat minder ging, zat ik dicht bij het algemene gemiddelde van de ploeg. Ik start als verdediger, maar krijg offensief veel vrijheid van de trainer. Dat etiket van Rode Duivel geeft me waarde, financieel én sportief, maar het blijft niet meer dan een plus. Mijn seizoen werk ik hier af, in dienst van Brugge, niet als Rode Duivel. Ik hoop dat ik er straks tegen Ivoorkust weer bij zal zijn als het hier goed loopt, maar verder denk ik niet.”

Verbaast de gang van zaken je niet? Een aanvaller die blijkbaar moeiteloos de switch maakt.

“Dat wel, ja.”

Wie is nu de vader van die gedachte: Leekens of Garrido?

Georges Leekens kwam met het idee aanzetten, alleen werd hij vlak erna ontslagen. (lacht) Hij had er toen al met de directie over gepraat. Niet om een ‘oplossing’ voor mij te zoeken, want onder hem speelde ik ook. Juan Carlos Garrido bracht het in de praktijk. Ik denk dat er achter het idee van Leekens een visie zat. Een jonge, onervaren trainer zou met een opvallende positieswitch van iemand een buzz kunnen zoeken. Leekens niet. Hij deed het wel vaker, van aanvallers verdedigers maken, en meestal positief. Gordan Vidovic, Guillaume Gillet. Daarom heb ik gezegd: oké, we proberen het. Lukt het: des te beter. Bevalt het me niet: dan zien we wel. Ik wilde op dat moment vooral spelen. Ik kwam net terug uit blessure en offensief zou het niet makkelijk worden. Daar was het alleen voor een positie rechts op de flank, in concurrentie met Lestienne, Refaelov, Bacca of Tchité. Later Gudjohnsen… Waarom dan niet als rechtsachter? Van CarlHoefkens wilden ze af en Tom Høgli vonden ze ook niet top.”

Een spits loopt wel meer in de kijker.

“Ja, op voorwaarde dat hij er twintig per seizoen maakt. Zo’n speler ben ik niet, ook al kwam ik destijds naar Club om op de 9 of de 10 te spelen en voetbalde ik daar nog geen seconde… De flank was dus evenmin mijn positie, maar het lukte, ik deed er mijn best. Waarom dan niet als rechtsachter? Ik loop veel, heb een goeie techniek, en in balbezit heb ik heel het veld voor mij… Alleen dat verdedigende positiespel moest ik leren.”

Ga je nu rechtsachters speciaal bestuderen?

“Op tv let ik er toch op, ja. Mijn voorbeeld is Philipp Lahm, aanwezig zowel offensief als defensief. Een rechtsachter die assists geeft, scoort. Rafael bij Manchester United is ook zo iemand. Marcelo bij Real op links. Voor Club Brugge, dat in de top van België meedraait en altijd het spel moet maken, is het belangrijk om offensieve verdedigers te hebben. Als wij alleen op onze twee flankaanvallers en het nummer 9 zouden rekenen, lukt het offensief niet.”

Leg eens uit wat je tot dusver van elke trainer opstak?

Adrie Koster aanbad ik. Zijn manier van werken lijkt erg op die van nu: veel met de bal, veel fases, veel tactiek. Iemand die je dingen aanleerde, geen man van de herhaling. Hij lanceerde me en minstens twintig keer zei hij dat er voor hem geen ‘namen’waren. Dat ik uit derde klasse kwam, maakte niet uit. Van Christoph Daum leerde ik wat werken was. Ik was op papier een 7, maar ik moest lopen als een rechtsachter in een offensieve rol. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo veel liep. Tijdens de winterstage in Marbella hebben we een paar sessies gekregen die zo zwaar waren dat ik ’s avonds k.o. was.”

Heb je in die periode je lichaam niet overbelast?

“Zou kunnen, overbelasting is geen blessure van vandaag op morgen. Ik moet daarom extra aandacht besteden aan mijn lichaam. Voor elke training zit ik een tijdje op een hometrainer en voor een match zit ik ook in de zaal, of bij een uitwedstrijd in de douche, omdat de opwarming die we krijgen voor mij onvoldoende is. Tien minuutjes extra – stretching, wat oefeningen – maken voor mij een groot verschil.”

Wat leerde je van Georges Leekens?

“Communicatie, zelfvertrouwen, humor. Leekens was zeer zeker van zichzelf en had lak aan wat anderen dachten. Misschien was hij wel té zelfverzekerd. Hij stond wel helemaal achter mij, maakte na een wedstrijd in Charleroi zelfs wat reclame voor me als international. Je voelde dat hij me steunde.”

Ben jij altijd zelfverzekerd geweest?

“Als het goed gaat wel, maar er waren momenten van twijfel. Het helpt wel, als het individueel wat minder loopt, dat de ploeg toch wint. Anderzijds: ik werd ook nog nooit geconfronteerd met zware kritiek omdat men veel meer van mij verwachtte. Over mij lees je niet in de krant dat ik mijn vijf miljoen euro niet waard ben.”

Of drie miljoen, zoals Laurens De Bock.

“Bijvoorbeeld. Ik kwam voor 200.000 euro, zonder druk. Dan is drie miljoen wat anders, dat besef ik.”

Wat leerde Garrido je?

“Sneller te spelen. Zijn trainingen waren vaak tiqui-taca, één of twee keer raken en doorspelen. Positiespelletjes, kort, lang, altijd in beweging en zeer nerveus. Hij wilde een spel dat nooit stokte. Voor mij was het een heel ander voetbal. Van Michel Preud’homme leer ik nu veel op tactisch vlak. Debriefings met video-analyse. Veel sérieux ook. Werk is werk, plezier komt later. Veel herhalingen, op tactisch vlak, om het erin te krijgen. We zijn ook wat meer op zijn Belgisch gaan spelen. Fysiek sterk erop vliegen in balverlies en dan snel omschakelen, met veel volk naar voren.”

In het Club van vandaag staan gemiddeld 6, 7 Belgen aan de aftrap.

“Voor mij is dat heel belangrijk. In een groep mag dat gerust 50-50 zijn, maar op het veld heb je een groot contingent Belgen nodig om tot resultaten te komen. Die gemeenschappelijke cultuur, niet alleen op voetbalvlak, ook mentaal. We hebben allemaal min of meer dezelfde eigenschappen: karakter, goeie wil, genereus, bijtend. Dat Belgische aspect is belangrijk.”

Droge humor

Je vriendin woont bij je. Zij heeft een multiculturele achtergrond, niet?

“Ja. Haar mama is Italiaanse, haar papa Congolees. Een meisje uit Bastenaken, we zijn al vijf jaar samen. Mede voor haar probeer ik als we een dag vrij hebben, toch een keer naar Bastenaken terug te keren. Zo ziet zij haar ouders en haar broertje ook een keer. Die achtergrond… (lacht) Eerst kijk je toch naar het uiterlijk, daarna gaat de persoonlijkheid spelen. Het interesseerde me altijd wel, dat mediterrane, de emotie. Altijd een glimlach, zeer positief. Een meisje met humor. Daar hou ik wel van.”

Wat is goeie humor voor jou?

“Een beetje provocatief. Af en toe wat vulgair en grof, maar ik hou van mensen die zeggen waar het op staat. Op voorwaarde dat het humor blijft en niet gratuite kritiek wordt. Joey Barton bijvoorbeeld. Raak, maar juist. Hij schreef onlangs wat over Ryan Giggs. Fantastische voetballer, zelden bekritiseerd. Ja, maar de manier waarop hij zijn vrouw en zijn broer jarenlang bedroog… Barton durft dat te zeggen.”

Binnenkort Thomas Meunier op het witte doek?

(lacht) “Ben ik te timide voor.”

Je maakte onlangs een grapje op Twitter. Het regent. De kinderen kijken wanhopig door het raam, het doet me zeer… Maak eens de zin af?

“Ik denk dat ik ze maar eens ga binnenlaten. (lacht) Dat vind ik goeie humor, ja. Iets bekijken vanuit een ander, onverwacht perspectief. Onlangs was ik samen met Kamagurka. In het begin van zijn boek staat een kruis afgebeeld. Zonder Jezus. ‘Even met vakantie.’ Dat soort zwarte humor, een beetje surrealisme. Helemaal mijn ding.”

Wanneer komt je eerste tentoonstelling van eigen werk?

“Niet. Ik maak schetsen om me te ontspannen, werk voor thuis aan de muur. Een beetje futuristisch, vormen, kubistisch, modern. In het begin was de richting kunst op school eerder een stopper, omdat ik iets moest doen, maar al na twee weken was ik gebeten. Je gaat de wereld anders bekijken en schijnbaar eenvoudige dingen appreciëren.”

Is voetbal kunst of gewoon hard werk?

“Er zijn artiesten, maar de bewegingen van Lionel Messi of Cristiano Ronaldo zijn het resultaat van hard werk en altijd weer proberen. Uren in de tuin, voor je kunt flitsen op het veld. Werk én kunst. Maar dat geldt ook voor het werk van een artiest. Pablo Picasso maakte eerst ook een pak werktekeningen en schetsen voor hij tot een schilderij kwam.”

Voel jij je een artiest op het veld?

“Nu niet meer. Vroeger misschien wel. Een aanvaller moet creatief zijn, impulsief. Een verdediger is dat minder. En aangezien ik een verdediger ben…”

Meunier, de artiest gespecialiseerd in afbraakwerk.

Un peu. Maar ik kan ook aan de basis liggen van iets moois. Het eerste potloodstreepje zullen we zeggen.” (glimlacht)

DOOR PETER T’KINT – BEELD: KOEN BAUTERS

“Op het veld heb je veel Belgen nodig om tot resultaten te komen.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content