Moest er nog gescoord worden ? Dan hield de firma Vandenbergh & co zich ook begin jaren negentig al warm aanbevolen. ‘Kevin is op het juiste moment bij zijn pa gekomen.’

K evinVandenbergh en hij, zegt Koen Verbist, kwamen op het Damiaan Instituut in Aarschot van bij het begin voor elkaar op. “Als er discussie was met de scheidsrechter of als sommigen jaloers waren en Kevin aan zijn vader linkten en riepen : ‘Je zal nooit zo goed worden als je vader.’ Daar kon hij niet goed tegen. Kevin was zelf ook een goeie voetballer. Hij maakte voor de schoolploeg heel veel beslissende doelpunten en dan zijn er altijd tegenstanders die dat niet kunnen verdragen en beginnen te duwen en te stampen, je kent dat. Dus je komt dan voor elkaar op, hé. Ik ben zo. Als ik iemand graag heb, kom ik daar ook graag voor op. Dan voel ik mezelf ook beter. Hij apprecieerde dat.

“Hij zat in het tweede middelbaar, ik in het vierde en we kwamen van bij het eerste contact bij de schoolvoetbalploeg goed overeen. Raar. Hij kwam in de cabine en we waren direct aan het praten en op het plein zochten we elkaar ook. Dat contact is altijd gebleven. Elke dag bellen we nu nog. Om een uur of acht al als hij naar de training vertrekt ’s morgens. Den dikken noemt hij mij altijd. Vorig jaar zijn we ook samen op vakantie geweest : acht dagen samen van ’s morgens tot ’s avonds, wat niet evident is, maar zonder problemen. Zelfde karakters, dat is het, hé : wij zeggen altijd onsgedacht.

“Toen we jonger waren, bleef ik af en toe bij hen thuis slapen. Toen den Erwin trainer was van Sint-Niklaas gingen we ginder kijken en als we dan thuiskwamen, zette Kevin toch geregeld die beelden op van den Erwin van vroeger, hoor. Trots op zijn pa. Zeker. Op de wedstrijd zat ik altijd wat rond te kijken, maar hij volgde echt gepassioneerd het spel. En achteraf erover praten met den Erwin. Hij was met school, elektromechanica, ook altijd bezig, hij zou nooit een onvoldoende gehad hebben. Daar zat denErwin wel achter.”

T rainersherinneringen (1). Eddy Vermeulen, Vandenberghs trainer bij de preminiemen van Westerlo : “Kijk, hier heb ik het nog allemaal in een schriftje staan, zie. Seizoen 91/92 : één keer geblesseerd, drie keer ziek, voor de rest altijd aanwezig, zeventien goals en topschutter. Toen al. Het jaar nadien : geen enkele training gemist, topschutter met zesentwintig stuks. Het dubbele van Roel Van Genechten, toch ook een goeie speler, hoor. Je zag toen al dat Kevin een goeie ging worden. Niet alleen door die doelpunten eigenlijk, want ook het samenspel was altijd heel goed bij mij. Nu doen ze soms minachtend over – ‘hij kan alleen afwerken’ – maar het toffe aan Kevin toen was dat hij eigenlijk een ploegspeler was. Misschien dat ze daarna gezegd hebben : je bent een goeie spits, blijf wat meer voorin en verbruik je krachten niet.

“Kevin had ogen op zijn rug. Hij moest nooit eens kijken wie waar stond. Hij kreeg de bal en speelde die perfect tussendoor. Als ze dat op die leeftijd al tonen, dan weet je genoeg. Iemand met die plaatsing in de backlijn hebben we nadien niet meer gezien bij ons. Wat ik me ook nog herinner, is dat we al verschillende jaren in Buul een toernooi gingen spelen en meestal was de finale Westerlo tegen Lierse en verloren wij. Maar toen kwam Kevin erbij en wonnen we eens met 2-1 door twee doelpunten van hem. Wel, het jaar daarop deed Lierse niet meer mee ( lacht).

“Kijk, hier heb ik ook nog een krantenartikel van vroeger over een lezersbrief in VoetbalMagazine ( lachje). De firma Vandenbergh & co. Moet er nog gescoord worden ?

Trainersherinneringen (2). Frans Siongers, Vandenberghs trainer bij de miniemen van Westerlo : “Sommigen juichen uitbundig als ze gescoord hebben, bij hem ging altijd gewoon zijn vingertje omhoog ( lachje). Voor de rest bleef hij altijd kalm, hij was nooit echt uitbundig, nooit een haantje de voorste. Maar bij elke goal wel altijd dat vingertje ( grijnst).”

I ntermezzo : Torros sterft. “Na de scheiding van zijn ouders”, zegt Koen Verbist, “wrong het een beetje met zijn vader, daar heeft hij echt mee in gezeten. Maar nu heeft hij dat weer opgebouwd en is dat allemaal weer in orde gekomen. Maar het ouderlijk huis heeft hij toen met zijn moeder achtergelaten. Zijn hond, die hij van Erwin had gekregen toen hij klein was, ook. Dat zijn van die dingen waarvan het moeilijk afscheid nemen is. Die hond is ondertussen gestorven. Van verdriet, denk ik. Ik ben er eigenlijk honderd procent zeker van. Want toen hij pas bij zijn moeder in hun nieuwe huis woonde, waren we die hond, Torros heette hij, eens gaan halen om mee te wandelen. Wel, toen we die terug moesten brengen naar zijn vader, wilde hij niet meer mee. Echt, ongelooflijk. Kevin heeft daar met twee handen aan moeten staan sleuren. Een half jaar later was Torros dood.

“Nu heeft hij een nieuwe hond, die we samen zijn gaan kopen. Zijn hond is zijn god. Elke vrijdag of zondag gaat hij er ook mee naar de hondenschool. Hij is daar echt wel mee bezig. Ik heb een boxer, hij een rottweiler. Schoon beest, maar daar zit echt wel iets in, hoor. Twee hevige honden zijn het, zoals wij, hé ( lacht).

“Maar Kevin is ook echt wel gevoelig. Hij praat nog geregeld over die eerste hond, dat hij die mist. Normaal, hé, hij is daarmee opgegroeid. De dag dat hij en zijn moeder gingen verhuizen, zag je ook dat hij stilletjes was, maar meer dan dat zal hij niet laten zien. Hij laat het nooit zien als hij het moeilijk heeft, hij zal zichzelf niet laten gaan, dat is typisch Kevin. Hij heeft zichzelf altijd onder controle en het zal altijd een tijd duren voor hij over iets praat. Echt waar. Maar toen mijn vriendin, met wie ik samenwoonde, mij verlaten had en ik hem belde dat ik me niet zo goed voelde en daar zo alleen zat te zitten, stond hij daar wel binnen het kwartier bij mij. Chic, hé ?”

T rainersherinneringen (3). Jan Mens, Vandenberghs trainer bij de duiveltjes en knapen van Westerlo : “Je voelde dat er in Kevin heel veel beleving zat. Erwin speelde bij Gent toen Kevin duiveltje was en hij pikte daar dingen van op : hij vertelde daarover, over wat hij gezien had. Hij had als duiveltje al heel veel balbeheersing. Ook dat viel op. Hij was enorm sterk met de rug naar het doel : inspelen, kaatsen, wegdraaien… Maar hij had en heeft ook een enorm sterk positiespel : bewegen zonder bal, daar had hij een enorme feeling voor.

“Als we baas waren als ploeg kon je je in die categorieën geen betere spits bedenken. Met het doel dicht bij zich was hij op zijn best. Hij rook dat doel, die bal moést erin. Die sleep- en kapbewegingen waren zo heerlijk bij hem. Doen of hij er langs rechts voorbijgaat, maar naar links gaan, doen of je trapt en de keeper die dan te vroeg gaat liggen : die bewegingen toonde hij als duiveltje al. Maar kreeg de tegenpartij meer balbezit, dan liep het iets moeilijker, want hij beschikte nog niet over die echte snelheid. Minder was toen wel zijn fysieke kant. Op die leeftijd waren er jongens die al verder stonden in hun groeispurt. Tegen robuuste verdedigers kwam hij daardoor moeilijker aan zijn trekken.

“Op Standard hebben we eens met 7-2 of 7-3 verloren en toen had hij het heel moeilijk omdat dat stoere, sterke verdedigers waren, maar thuis tegen Standard heeft hij dan wel twee keer ge-scoord, penalty op hem en zo… Ik bedoel : in die jaren was hij ook nog niet constant genoeg, niet assertief of agressief genoeg. Nu is hij heel assertief, mondig geworden als ik hem in interviews bezig hoor. Als veertienjarige trad hij minder op de voorgrond, maar nu stáát daar iemand.

“Op Sint-Truiden vond ik hem eens niet zo goed bezig en heb ik hem gewisseld. Hij zei niks, maar je merkte wel dat hij serieus ontgoocheld was. Maar dat zijn dingen die je moet meemaken als speler, want de wedstrijd daarna was hij enorm gretig. Hij woú zo graag, maar af en toe had hij het nodig om eens geprikkeld te worden.”

Trainersherinneringen (4). Frans Vloemans, Vandenberghs trainer bij de scholieren van Westerlo : “Je moest hem altijd prikkelen, want hij speelde nog iets te weinig zonder bal. Maar tegen Kevin moest je van de andere kant ook niet constant bezig zijn en hem zeker niet in groep aanpakken, want dat had hij niet zo graag. Je moest dat onder vier ogen doen en de juiste momenten kiezen, want hij had toch een zekere fierheid. Wat niet verkeerd is voor een voetballer, natuurlijk. Maar hij zégt het. Als je hem onder zijn voeten gaf, hij zou het gezegd hebben als hij vond dat hij gelijk had. Hij stak zich verbaal niet weg. Als hij iets zegt, zit daar ook altijd iets achter. Je moest hem niet onderschatten. Hij was heel slim, alert ook tijdens de voorbesprekingen. En twee, drie dagen na een wedstrijd wist hij in de nabespreking nog altijd perfect hoe bepaalde fasen gelopen waren. Oefeningen op training begreep hij direct en dan was hij constant aan het zoeken om anderen uit te dagen : ‘Dat ga jij niet kunnen !’ En dan kon hij laten zien dat hij het wel kon.

“Op trainingen probeerde ik het hem zo lastig mogelijk te maken omdat hij anders iets had van : geef mij de bal maar. Dus om de tien, vijftien minuten zette ik er een andere verdediger tegen, iemand die nog fris zat, zodat hij uit zijn pijp moest komen. Want hij trainde anders met zijn vingers in de neus.

“Ik heb hem ook verschillende wedstrijden op de bank gezet en ik weet achteraf van Erwin dat hij dacht dat ik iets tegen hem had. Maar Erwin heeft hem toen uitgelegd dat een trainer dat soms ook doet omdat hij iets in je ziet. Voor wie goed is, ben je namelijk strenger. Na vijf matchen heb ik hem op Standard weer laten spelen. Wel, in twintig minuten heeft hij daar vijf doelpunten gemaakt. Je moest hem de bal zelfs niet geven, hij kwam hem zelf halen. Daarna is hij naar de B-kern van Westerlo gegaan en is hij voor het eerst opgeroepen voor de nationale scholieren.

“Kevin is daarmee op het juiste moment naar zijn vader gegaan : hij is in de loop van het seizoen naar de B-kern verplaatst toen Erwin Westerlo trainde. Bij de scholieren zat hij aan zijn plafond : hij moést naar een hoger niveau, zodat hij weer op de toppen van zijn tenen moest lopen en vooruitgang kon boeken. Dat naar de eerste paal komen heeft zijn vader hem daar bijgebracht. Hij was zo leep om zo lang mogelijk te wachten om te bewegen, dat de verdediger dacht dat hij niks meer zou doen. En dan dook hij op het juiste moment op aan de eerste of tweede paal.

“Ik heb nog een fiche van hem liggen uit die tijd. Op een gegeven moment heb ik erop geschreven dat zijn kopbal zwak was en zijn startsnelheid beter moest. Hij had, als ik het zo mag uitdrukken, het onderstel van zijn moeder, waardoor we twijfelden. Hij moest groter worden of hij zou voor een spits te dik worden. Dan is hij uiteindelijk toch gaan groeien. Hij gedroeg zich ook altijd heel professioneel : nooit zou je hem erop betrapt hebben dat hij iets vergeten was of dat zijn schoenen vuil waren. Kortom, alles om er te komen zat er toen al in.”

Op zijn zestiende debuteerde Vandenbergh junior in het eerste elftal van Westerlo. Koen Verbist was Lierse-supporter. “Op Westerlo stond ik dus bij Lierse in het vak. Toen maakte Kevin daar in zijn eerste jaar als prof echt drie mooie goalen : 4-3 voor Westerlo. Dat was wel speciaal : als Lierse-supporter je beste kameraad drie goalen tegen je ploeg zien maken… Ik heb mijn handen toen in de lucht gestoken en bijkan op mijn kop gekregen ( lacht). Vieze blikken ook, maar dat trek ik mij niet aan.

“Maar die tweede goal in die testmatch tegen Standard, dat was wel een van de mooiste uit zijn hele carrière. Chic. Hij begint aan de middenlijn, waar hij de actie zelf opzet met Beslija, hij vraagt de bal terug aan de kleine backlijn en normaal zou hij shotten met zijn rechtse, maar hij draait eerst naar zijn linkse en stampt onder Runje door. Beheerst. Dan zie je echt : hij heeft iets opgebouwd.

“Na zijn interview met Canal +, iedereen was al naar binnen, is hij daarna nog een ereronde komen lopen. Ik had met twintig kameraden een spandoek gemaakt : Kevin is de echte topschutter. Toen hij mij zag staan, deed hij teken dat ik van de tribune naar het veld moest komen en heeft hij mij zijn truitje gegeven. Dat deed mij wel iets. Dat was zo… Weet je wel ? Het deed hem ook iets dat ik daar was en dat we er eigenlijk al jaren zijn voor elkaar, maar hij zal dat niet zeggen, nooit, terwijl hij het zo toch liet zien. Ja, dat raakte mij toch. Echt wel.”

door Raoul De Groote

‘Iemand met die plaatsing in de backlijn hebben we nadien niet meer gezien. ‘ (Eddy Vermeulen)

‘Hij zal zichzelf niet laten gaan, dat is typisch voor Kevin.’ (Koen Verbist)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content