Veel kans dat de gedachten van Aruna Dindane – als hij vanavond de Gouden Schoen mag ontvangen – ook uitgaan naar waar het voor hem allemaal begon : de Académie van ASEC Abidjan in Ivoorkust.

Ivoorkust, juni 2001. Tegenover ons zit DiabySouleymane, welgestelde Ivoriaanse importeur van onder andere hijskranen en voorzitter van FC Satellite, Lokerens broederploegje in Abidjan. Keurig in het pak en roerend in zijn koffie gibbert hij bij elke opmerking uitgelaten een stilleven aan flarden. Want aan de bar zitten hoertjes in een wolk goedkoop parfum de rook van hun sigaret uitdagend naar het plafond te blazen en droogt een ober zwijgzaam glazen. Binnen is het aangenaam koel, maar telkens de deur open zwaait, sluipt de hitte binnen. Het hotel Ibis Marcory heeft niet de grandeur van de centraal in de stad gelegen etablissementen, maar je logeert er wel comfortabel en lastig zullen de hoertjes ongeïnteresseerde passanten niet vallen.

We wachten er op ArunaDindane, onmiskenbaar talent van Anderlecht, maar na één seizoen nog niet over de drempel van de grote doorbraak. Eigenlijk zijn we dan ook niet voor hem naar Abidjan gekomen, wel om er na een bezoek aan AdekanmiOlufade in Togo nog een reportage over ValèreBillen bij FC Satellite te maken. Maar omdat Diaby Souleymane een amicale man is, belde hij zopas op ons verzoek graag Aruna met de vraag of hij even wil langskomen.

Minuten verstrijken. Kwartieren. Maar dan is hij er. Opvallend strak in de kleren bij zoveel warmte en geflankeerd door een Afrikaanse schone. Ook strak. Hoewel Aruna ASEC, een concurrerende Abidjaanse club, toebehoorde, klinkt Diaby tijdens hun hartelijke begroeting als was het zíjn speler. Wie er zelf niet genoeg heeft, schurkt zich nu eenmaal graag aan de macht van een ander. Want ook al beperkt zijn inbreng in de eerste ploeg van Anderlecht zich grotendeels tot invalbeurten, in een eerste aanpassingsjaar onder AiméAnthuenis, en is het nog wachten op de echte explosie van zijn talent, aanzien geniet Aruna in zijn thuisland alleen al door bij Anderlecht te zíjn.

* * *

Anderlecht, oktober 2003. Aruna Dindane in HetLaatsteNieuws : “Aimé Anthuenis is een grote meneer. Hij heeft zoveel voor mij gedaan, ik wil hem niet ontgoochelen. Als ik nu naar een grotere competitie dan de Belgische ga, kan ik nog vooruitgang boeken. Maar, één stap tegelijk. Als ik niet geblesseerd raak én dit niveau kan aanhouden, dán wordt het tijd voor een stap hogerop. Je moet een trap trede per trede bestijgen. Neem je meerdere treden tegelijk, dan kan je naar beneden donderen. Als ik Anderlecht mee aan de titel kan helpen, zullen ze wellicht ook wel vinden dat ik genoeg gedaan heb voor de club. Dan zullen ze me niet tegenhouden, denk ik.”

* * *

Ivoorkust, juni 2001. Pufjes heet is het als de chauffeur die FC Satellite ons ter beschikking stelde, ons met Dindane over de Boulevard Giscard d’Estaing naar de buiten de stad gelegen accommodaties van ASEC voert.

Abidjan is het mondaine hart van Ivoorkust. Stad met een wereldhaven, draaischijf voor internationale handel en residentiële wijken met reusachtige villa’s. Maar in de plooien van die welstand broeit de armoede. Voetbal is er voor veel jongeren dan ook een manier om hun hunkering naar westerse rijkdom in te vullen. Aan een van die minder gegoede wijken is Aruna ontsproten. Hij hield er dieren, pluimvee vooral. Uren kon hij zomaar zitten en ernaar kijken. Zijn zakgeld ging er ook aan op, want vader zag hem liever geen voetballer worden. Zelf was de oude Aruna transporteur geweest.

“Maar als je in Afrika geld hebt,” zegt zijn zoon, “moet je dat eigenlijk bijhouden, want een goed pensioen hebben voor jezelf is noodzakelijk. Maar het probleem is dat je veel aan anderen moet geven als je overschot hebt. Dan hou je dus op de duur niks meer voor jezelf over.” Zijn moeder, vertelt hij, had vijf kinderen, zijn vader misschien wel achttien, bij drie vrouwen.

Schuchtere ontboezemingen zijn het van een speler die pas één seizoen uit Afrika weg is en begrijpelijkerwijs meer interesse heeft voor zijn eerste vakantie dan voor een interview. Zonder ophouden komt zijn mobiele telefoon dan ook als een entre parenthèses tussen de conversatie. Een tweedehandse luxe-auto, zo blijkt, probeert hij vanuit België naar Ivoorkust te verschepen. Als blijk van appreciatie zullen zijn broers en vrienden er tijdens zijn terugkeer naar België mee mogen rijden en dat is op z’n minst een paar telefoontjes waard. Er zit voor ons niks anders op dan achterover te leunen en door het raampje te kijken hoe het aantal gebouwen schaarser en het landschap weidser wordt.

* * *

Anderlecht, april 2003. Aruna Dindane in Humo : “De dood, in januari, van Yakub heeft me veel pijn gedaan. Hij was mijn oudere broer, mijn steun en toeverlaat. Ook voor mijn vader, die er ondertussen al zeventig is, was hij heel belangrijk. Financieel hou ík de familie draaiend, maar hij was de man die alles regelde. Het was zwaar. Thuis huilde ik, maar als ik de deur uit was, zag je niks meer aan me. Op de club heb ik het alleen aan de trainer verteld. Broos moést het weten, want ik was mezelf niet meer op training. Ik kon me nauwelijks concentreren.

“Ik vind het zo jammer dat Yakub me nooit is komen opzoeken û hij moest op de rest van de familie passen. Hij had ook een mooie baan in Abidjan, hij zou gek geweest zijn om dat op te geven voor een onzeker bestaan in Europa. Plus : ik verdien genoeg om de hele familie te onderhouden. Maar mijn vader vraagt me alleen geld als hij het echt nodig heeft. Ooit was hij zelf rijk : hij vervoerde voor eigen rekening vis naar het binnenland. Een bloeiende handel, maar hoe meer geld hij had, hoe sneller het de deur uit vloog. Niet dat hij gekke dingen deed, maar zijn gezin werd door die drie vrouwen en alle kinderen steeds groter en dat kostte handenvol geld. Uiteindelijk is hij failliet gegaan.”

* * *

Ivoorkust, juni 2001. Gele letters spannen het na een korte rit in een boog boven de toegangspoort : SOL BENI. Een met tien hectare grond gezegend sportcomplex aan de boorden van een lagune in de M’Pouto Riviera. Hier is het dat de Académie van JeanMarcGuillou spelers opleidt voor ASEC Mimosa’s, de voetbalploeg die eraan verbonden is. ASEC staat voor het in 1948 met kapitaal uit het zakenleven opgerichte AmicaleSportivedesEmployésdeCommerce, waaraan in 1995 de Académie, een school, werd toegevoegd.

In tegenstelling tot veel andere Ivoriaanse clubs liggen hier terreinen van onberispelijke kwaliteit. Dankzij het mecenaat van een aantal industriëlen en eerdere succesvolle transfers rijst links op het domein ook de ruwbouw van een twee verdiepingen hoge rij appartementen op. Later zullen ze als onderkomen voor de leerlingen fungeren om hen nog beter voor te bereiden op een zelfstandig leven in Europa.

Vóór ons, aan een ruime waterpartij met palmbomen, liggen zeilboten aangemeerd. Geen overdadige luxe, maar een bewijs dat de jeugd er zich in de eerste plaats goed moet voelen. Het embleem van de club beeldt dan ook niet toevallig een gele acacia of mimosa af op een zwarte achtergrond, als symbool voor Licht, Actie en Elegantie. Een drie-eenheid die moet aangeven dat het amusement van de kinderen voorop staat en de mens centraal. Want, zo luidt de clubfilosofie, plus l’homme grandit, plus la chance du footballeur est grande. Of hoe beter de mens wordt, hoe groter de kansen van de voetballer.

Hier, bij dit Anderlecht van Ivoorkust, is het dat Aruna zijn vorming genoot. Aanvankelijk zat hij bij Inconditionel Adjamé, waar hij begon te voetballen. Tot zijn zeventiende zelfs op blote voeten, want zijn eerste voetbalschoenen kreeg hij pas op de Académie, een paar jaar voor hij naar Anderlecht kwam. Op een perfect onderhouden plein is net een trainingspartijtje aan de gang als we voor een van de klaslokalen in de schaduw op een bankje zitten. Stil praat Aruna over zijn ervaringen bij ASEC, slordig kribbelen we het in ons notitieboekje.

“Toen we jong waren, zei men ons op de Académie dat we niet per se de wedstrijd moesten winnen. Maar eens bij ASEC is het anders, dan telt alleen het resultaat. Dan moet je je wel eens forceren omdat het vanuit je opleiding niet naturel is om ervoor te gáán. Ik dacht altijd dat ze wilden dat ik alleen maar het publiek vermaakte en dat ik dáárvoor werd betaald. Op school wordt je ook geleerd je geld goed te beheren en verder vooruit te kijken, want je wil anders altijd folies doen. Ik heb veel voorbeelden gezien van spelers die nu zonder iets zitten. Dus je leert hier discipline. Supporters mogen hier bijvoorbeeld ook niet binnenkomen om naar de trainingen te kijken. Voor de Europese trainers hier is het niet gemakkelijk om alles in te voeren. De dagen verlopen volgens een strikt schema : om half acht opstaan, om negen uur naar de les tot half twaalf en dan om half vier trainen. ’s Avonds speel je spelletjes of je kijkt naar video’s. En je praat veel natuurlijk. Ook over voetbal. Ik was mij er niet van bewust dat er in Europa zóveel geld was. Dat een club nog extra premies kreeg als ze de Champions League speelt, wist ik niet. Ook niet dat Anderlecht een contract heeft met Adidas, maar daar in de Champions League dan geen reclame voor mag maken. Dat heeft mij heel erg verrast, want in Afrika doe je wat je wil.”

* * *

Anderlecht, september 2003. Aruna Dindane in Sport/VoetbalMagazine : “Geleidelijk raak ik minder gefixeerd op de individuele actie. Stilaan, denk ik, verzorg ik ook beter de laatste pass. In de wedstrijden bij de invallers hield FrankyVercauteren niet op met me onder mijn voeten te geven. Maar û het was Franky of Aimé Anthuenis die het me zei û ik mocht zeker ook niet verliezen wat mij zo sterk maakte. Ze hebben mij nooit verboden mijn spel te spelen, alleen moest het een hoger rendement krijgen.

“Ik geef eerlijk toe dat ik die kritiek in het begin niet snapte. Maar nu wel. In Afrika leren ze je niet naar doel te trappen, kleine pasjes te zetten, je steunvoet goed te plaatsen. Wie het wél heeft, heeft het van nature. Wij hadden toen nog zo geen grote doelen en in die spelletjes op de kleine ruimte had je geen plaats om te schieten. Je bent dus verplicht om met de schoenzool te spelen, trucjes uit te halen. Anderzijds, ik kán trappen, ik héb een goed schot. Maar die kleine geste van de tweede voet goed te plaatsen, daarin ben ik nog vaak te overhaast. De ene keer ligt de bal te dicht bij mijn lichaam, de andere keer te ver af. Dat moet ik hiér leren.”

* * *

Ivoorkust, juni 2001. Wind brengt eindelijk verkoeling en terwijl Aruna zich ondertussen aan een van de zeilboten laat fotograferen, kuieren we noterend aan de zijde van AmoaLambert, een van de toenmalige onderdirecteuren van de Académie, door het domein. “Aruna,” zegt Amoa, “Aruna heeft eindelijk ingezien dat hij moet wérken op Anderlecht, daarvóór heeft hij eigenlijk twee jaar geslapen.”

Met de rust en autoriteit van een studiemeester legt hij de werking van de school uit. Hoe de Académie de structure de formation is en ASEC voor het voetbalgedeelte staat. Achttien, negentien, twintig jaar zijn de meeste spelers bij ASEC, dat sinds zijn oprichting in symbiose werkt met Europese, vaak Franse, trainers.

“Gelukkig”, zegt Amoa, “krijgen we sinds 1997 ook de kans om veel mee te doen aan toernooien in Europa. Minstens één keer per jaar gaan we voor drie weken. Die ervaring is onmisbaar. Alle jeugdploegen spelen ook in een 4-4-2 en krijgen verschillende trainers, iedereen moet met iedereen leren werken, dus wisselen we ze voortdurend van groep. Weet je, Anderlecht wou vijf jaar geleden de hele ploeg hier overnemen, maar wij wilden niet. Jongeren van hier mogen niet te vroeg naar Europa gaan, dat is onze politiek. PSV wou hier zelfs vijf spelers per jaar onderbrengen om ze te laten opleiden, buitenlanders die ze elders gehaald hadden. Maar ook daar zijn we niet op ingegaan. Om het welvaren van de eigen speler, daar is het ons om te doen. Ouders hoeven ons dan ook niks te betalen om hun kind, als het voetbaltalent heeft, hier onder te brengen. Wij zorgen voor alles, zelfs als het ziek wordt, zorgen wij dat het geholpen wordt.

“Maar van de andere kant, profiteren wij ook van de winst bij een transfer. Geld kan de speler daarna in het buitenland nog altijd verdienen voor zijn ouders. Op school krijgen ze behalve Frans en wiskunde bijvoorbeeld ook les in voeding, hoe zich te kleden en te gedragen. Ook anatomie. We willen dat ze goed hun lichaam kennen, want het is hun werktuig. Je moet als speler je spieren kennen als je tegen de dokter spreekt. Een heeft er onlangs grote knieproblemen gekregen, dus proberen wij er nu een goeie trainer van te maken.” In Afrika gaat niets of niemand verloren.

Als ondertussen de foto’s zijn genomen, is het tijd om afscheid te nemen, want Aruna heeft andere besognes. Zijn achtergebleven liefje weer opzoeken, de vakantie vieren en bijpraten met les frères d’antant. Au revoir, dus, Dindane . Voetballers met een droom als de zijne zijn er veel in Afrika, zoals er net als Dindanes ook Aruna’s bij de vleet rondlopen en bijgevolg allicht ook veel Aruna Dindanes. Een van hen moet zich die middag weer even in zijn jeugd hebben gewaand. Alleen bleef hij voor ons in zijn gedachten, zoals inmiddels op het veld, ongrijpbaar. Aruna Dindane, die van de ASEC Mimosa’s uit Abidjan.

door Raoul De Groote

‘Ik was mij er niet van bewust dat er in Europa zoveel geld was.’

‘Ik dacht dat ik alleen maar het publiek moest vermaken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content