Amper drie maanden scheiden Japan van het WK, dat het samen met Zuid-Korea organiseert. Getuigt het enthousiasme waarmee men de buitenwacht ontvangt van naïviteit, of is er voor het voetbal echt een toekomst weggelegd ?

Op weg van de grootste naar de op een na grootste stad van Japan blijft het panorama variëren op hetzelfde thema : een gigantische opeenhoping van appartementsgebouwen en kantoorblokken doorweven met straatjes en een paar tientallen meters boven de grond steunende autosnelwegen. Reden waarom voetbal hier maar moeilijk tot ontwikkeling komt : een open ruimte valt nauwelijks te bespeuren. Voor zijn ontspanning in open lucht gaat de Japanner naar een van de talrijke driving ranges. Rondom volledig afgeschermd en met een net als dak kan vanop twee etages het golfballetje worden weggeslagen. Wegens plaatsgebrek ook niet meer dan dat.

Multifunctionaliteit is dan ook waarmee Japanners bij de bouw van hun tien WK-stadions rekening hielden, zo blijkt bij aankomst in Yokohama. Niet alleen wordt het stadion van energie voorzien door de verbranding van afval, eronder bevindt zich een enorm reservoir om na typhoons overstromingen op te vangen. Zestig biljoen yen werd in het complex, vroeger een rijstveld, geïnvesteerd. Behalve dat het stadion 70.000 plaatsen en twee verdiepingen telt, is er rondom plaats voor een recreatiepark. Ter gelegenheid van het WK werd het speelveld vergroot en de atletiekpiste bedekt met kunstgras. Nadien zal alles in zijn oorspronkelijke toestand worden hersteld en worden in het stadion weer wedstrijden van de J-League gespeeld.

Als op 30 juni de Fifa-trofee door de nieuwe wereldkampioen ten hemel wordt geheven, zal alweer Yokohama een centrale rol hebben vervuld in de geschiedenis van het voetbal in Japan. Want in deze stad waarin the fabulous final match wordt gehouden, zoals spandoeken er met een artificieel aandoende slogan aan herinneren, is het dat het voetbal Japan binnen kwam en werd de eerste thuisinterland van Japan gespeeld. Net zoals de Engelse luitenant-commandant Douglas in 1873 studenten leerde voetballen, is ook nu nog altijd alleen de jongere generatie geïnteresseerd. Het door de Amerikanen geïntroduceerde baseball blijft, alle andere inspanningen ten spijt, sport nummer 1.

et veel verenigde glimlachen is het dat verantwoordelijken van het JAWOC ( Japan Organizing Committee for the 2002 Fifa World Cup) ’s avonds op een receptie ontvangen. Als ons naar Japans gebruik ten teken van kennismaking een visitekaartje wordt overhandigd, komen we niet verder dan wat onwennig geknik en een frons in onze wenkbrauwen, waarvan we hopen dat hij voldoende vergoelijkt dat we door onze voorraad heen zitten. Daar staan we dan elkaar aan te grijnzen, want zo moeilijk als Japans voor ons is, zo zwaar valt het de Japanners Engels onder de knie te krijgen.

Gelukkig is er Jim Trecker nog. Trecker was als perschef en coördinator ook al betrokken bij het WK in de Verenigde Staten en is dus uitstekend geplaatst om een en ander te kaderen. Volgens hem is de indruk dat het hier om twee verschillende WK’s zal gaan, geheel onterecht. “Het is : twee landen, één WK. Maar ik kan begrijpen dat men anders denkt. You know, Zuid-Korea en Japan houden er twee business-filosofieën op na. Japan is bottom-up : je stelt van alles voor en de baas keurt het goed of af. Zuid-Korea is anders, daar verloopt het overleg meer top-down : de baas zegt meestal nogal agressief wat je moet doen. Dat verschil in aanpak heeft de Japannes wel kicks gegeven om snelheid te maken in de organisatie. Want het zijn de Koreanen die de snelle beslissers zijn.

“Maar omdat ze natuurlijk allebei hun eigenheid wat willen bewaren, wekt dat naar buiten uit wel eens de indruk dat ze apart leven. Maar dat is dus niet zo, want er zijn al tal van onderlinge uitwisselingen geweest en er wordt frequent vergaderd. Die twijfels worden ook in de hand gewerkt doordat beide landen fysiek van elkaar gescheiden liggen, maar de afstanden tussen Japan en Zuid-Korea zijn eigenlijk veel kleiner dan destijds in de Verenigde Staten. En daar maakte niemand zich toen druk over.”

n Saitama, aan de andere kant van Tokyo, blaakt het stadion waar België op 4 juni tegen Japan zijn eerste wedstrijd speelt, ’s anderendaags in de ochtend. Veertien en een halve graad wijst de thermometer in de grasmat, die door een ingenieus buizensysteem en een uitgekiende selectie van drie grassoorten constant dezelfde temperatuur en een perfect oppervlak garandeert. Zelfs tijdens het hete, vochtige regenseizoen tijdens het WK. Niet slecht voor wat voor oktober 2001 nog een moeras was.

Onder twee enorme witte kappen – een architectonisch aandenken aan de witte reigers die er vroeger nestelden – kunnen straks 63.700 toeschouwers zitten. Vijfenzeventig rolstoelgebruikers kunnen plaatsnemen op een makkelijk bereikbaar overdekt plateau op de eerste verdieping, en in twee suites kan een uitgebreide koninklijke delegatie.

Dat terwijl elders alles is volgebouwd, hier een stuk natuur moet worden geofferd ten faveure van het voetbal, creëert hoge verwachtingen. Eerder dan op sportieve drijfveren beroept Saitama zich op economische motieven. En dat laat niet het beste vermoeden. Wat kan het voetbal, nu de witte reigers zijn verdwenen ?

Perschef Toshio Fujikura : “De regio – Saitama is een slaapstad van Tokyo – werd vroeger afgedaan als saai en lacking good taste. Dat willen we veranderen door het WK naar hier te halen. Saitama hoopt dat daarna veel toeristen de stad zullen komen bezoeken.” De prijs die de prefectuur waarin Saitama ligt daarvoor betaalt, is evenwel gigantisch. Maar voor het voetbal heeft men veel over. “Oorspronkelijk wilden we een atletiekstadion bouwen voor het WK dat hier in 2004 plaatsvindt. Maar toen bleek dat we het WK voetbal kregen, hebben we er een voetbalstadion van gemaakt. Mogelijk wordt er straks nog een apart atletiekstadion gebouwd ook.”

En dat allemaal om Toyota, Chiba, Kyoto, Hiroshima en Aomori te vlug af te zijn. Ook die steden begonnen te bouwen voor het WK, maar grepen ernaast. Alle vergeefse inspanningen ten spijt bouwen ze nu toch maar verder aan hun stadions. Maar waartoe die zullen dienen, is nog maar de vraag. Zelfs voor Saitama ziet de toekomst er wazig uit.

Fujikura : “Meer dan vijf wedstrijden zijn er voor na het WK nog niet voorzien in ons voetbalstadion. Er zijn dus eigenlijk weinig opbrengsten, vandaar dat we gelukkig zijn dat de Saitama prefectuur bijna alles betaalde. Maar we hopen toch 400 miljoen yen ( ? 3,3 miljoen, nvdr) per jaar te verdienen.” Een peulschil, want het onderhoud alleen al kost 5,8 miljoen euro (700 miljoen yen) per jaar. Het tekort hoopt men met verhoogde belastingen te recupereren. Hóópt men, want na de beslissing om het stadion te bouwen, worstelt de Japanse economie met een forse crisis.

oetbal in Japan, het blijft een vreemd gegeven. Wie het aandoenlijk enthousiasme van de Japanners ervaart, kan niet anders dan hun ijver appreciëren, maar blijft toch telkens met één vraag zitten : begrijpen ze het eigenlijk allemaal wel ? Een paradox die perfect werd gevat door bondscoach Philippe Troussier, die op de video in de kantine van Saitama uitlegt dat hij de diepgewortelde beleving nog mist in Japan, en vervolgens wordt gecounterd door wedstrijdshots waarbij enthousiast gejuich van de tribunes rolt.

Ook bij elke overtreding en elke gemiste kans.

door Raoul De Groote,

Bij elke overtreding en elke gemiste kans rolt enthousiast gejuich van de tribunes.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content