Tien maanden voor het WK in eigen land is Oliver Kahn (36) uit een diep dal gekropen en knokt hij opnieuw voor een basisplaats. ‘Ik heb ingezien dat mijn jacht naar succes te extreem was.’

Blunders, opstootjes en privé-schandalen. Ze waren de afgelopen jaren bijna onlosmakelijk verbonden met Oliver Kahn. Zo zijn betonnen gelaat er al toe in staat is, zal de Duitse sluitpost tijdens deze donkere periode weinig hebben gelachen. Sinds zijn grabbelpartij die een 2-0-nederlaag in de WK-finale tegen Brazilië in 2002 inleidde, was zijn loopbaan een aaneenschakeling van problemen op en buiten het veld. Oli’s tijd was voorbij, luidde de algemene opinie. Maar Kahn is een overlever. Wie dacht dat de Duitse doelman zich zomaar liet afschrijven, rekende buiten de ongekende mentale kracht van de oermens.

Hoezeer de gehele voetbalwereld ook aan zijn knoestige poten zaagde, van opgeven wilde Oliver Kahn nooit weten. Alle kritiek diende juist als brandstof voor zijn krachtige motor. Tussen de palen ligt zijn territorium en het WK van 2006 in eigen land is zijn volgende doel. Het afgelopen half jaar benaderde hij eindelijk weer zijn vertrouwde niveau en daarmee leverde hij een belangrijke bijdrage aan Bayern Münchens landskampioenschap en bekerwinst. Gedreven door een bikkelharde concurrentiestrijd met Arsenaldoelman Jens Lehmann om een basisplaats in de nationale ploeg krabbelde King Kahn op.

Werkt die strijd met Jens Lehmann niet ontzettend op je zenuwen ?

Oliver Kahn : “Ik onderga het roulatiesysteem van de bondscoach redelijk gelaten. Ik hoef me geen zorgen te maken, omdat ik weer dáár sta waar ik ooit stond. Buiten mij om vindt een hele lobbyrotzooi plaats, maar ik voer de concurrentiestrijd netjes volgens de regels. Op sportieve gronden. Ik heb het niet nodig mijn tegenstanders op een andere manier aan te vallen. Ik ben de nationale doelman omdat ik daar keihard voor heb gewerkt. Met veel succes.”

Tijdens de strijd om de Confederations Cup was je deze zomer onderdeel van een rotatiesysteem. Hoe moeilijk is dat ?

“In een toernooi is het best gecompliceerd. Juist omdat je gewend bent dan te spelen en een bepaald ritme op te pakken. Ik haalde mijn kracht altijd uit de opbouw van een spanningsboog en volledige concentratie. Ik moet de dingen maar nemen zoals ze zijn. De filosofie van de bondscoach luidt dat iedereen voorlopig speelminuten moet krijgen. Een speler zou immers geblesseerd kunnen raken, waardoor de situatie abrupt kan veranderen.”

Heb je erover gedacht te stoppen toen Klinsmann bekendmaakte dat de Duitse keepers moesten strijden om een plaats onder de lat ?

“Nee, zo zit ik niet in elkaar. Ik ben geen persoon die opgeeft als hij zich een doel heeft gesteld. Ik vraag me wel af : waarom is deze situatie ontstaan ? Wat moet ik veranderen, opdat men me weer honderd procent vertrouwen schenkt ?”

Hoe luidt het antwoord ?

“Ik probeer een deel van mijn energie uit het elftal te halen. Niet meer alles op mezelf betrekken. En ik zet mezelf niet meer zo extreem onder druk als voorheen.”

Brengt Klinsmann met zijn aanpak het beste in jou naar boven ?

“Hij heeft bij mij bereikt dat ik me nog intensiever met mijn vak bezighoud.”

Een tijdje terug mengde ook Bayernpresident Franz Beckenbauer zich nog even in de discussie. Hij zette voorzichtig vraagtekens bij de positie van zowel jou als Lehmann vanwege jullie hoge leeftijden. Hoe reageer je daarop ?

“Ik ben inmiddels gewend aan dat soort krantenkoppen. Franz zit er volledig naast wat mijn leeftijd betreft. Die vormt bij mij geen enkel probleem. Ouder worden is een test voor je flexibiliteit, sprongkracht en reflexen. Op die gebieden voel ik mij juist sterker worden. Mijn lichaam zal nog vele jaren meegaan. Het gaat om de geest. Zodra ik merk dat dié niet meer in orde is, stop ik onmiddellijk, echt onmiddellijk. Gelukkig is daar nu nog geen sprake van. Dat men zich desondanks alleen nog maar op mijn fouten concentreert, is voor mij niet nieuw.”

Heb je weleens het gevoel gehad dat er in Duitsland een campagne tégen je loopt ?

“Die indruk krijg je wel, zo langzamerhand. Laat ik de Bild-Zeitung als voorbeeld nemen. Als ik een fout maak, krijg ik die over twee pagina’s voor mijn kiezen. En dat twee of drie dagen achter elkaar, waarbij fouten uit het verleden ook nog even worden opgerakeld. Dan moet je je echt afvragen wat dat te betekenen heeft. Ik zou hen er graag nog even aan herinneren : ‘Niet ík heb de afgelopen zomer een fout gemaakt, maar jullie.’ Door iets over mijn leven te publiceren wat niet klopte. Misschien is het tijd dat we weer op een verstandige manier met elkaar omgaan.”

Om je te verdedigen tegen de schier eindeloze lijst verhalen die er over je werd gepubliceerd, heb je vorig jaar een eigen boek op de markt gebracht. Hoe kwam Nummer Eins tot stand ?

“Er is geen ghost writer aan te pas gekomen. Het proces was relatief eenvoudig. Ik heb over heel veel onderwerpen mijn gedachten op een band ingesproken. Die tapes zijn vervolgens volledig uitgeschreven en het resultaat kwam als een enorm manuscript weer bij mij terecht. Al die A4’tjes heb ik uiteindelijk samen met een medewerkster van de uitgeverij net zo lang bewerkt en gestructureerd tot het geheel een vorm had die voor mij authentiek is.”

In jouw boek staat de zin : ‘Het wachten in een afgebakend terrein, namelijk het strafschopgebied, is voor een ongeduldig mens als ik iets gruwelijks.’ Had je dat gevoel niet als je op je kamer over het volgende hoofdstuk zat te peinzen ?

“Dat is toch wat anders. Maar als je daar dan zit, misschien met een glas wijn, en je schrijft gewoon wat gedachten op – het is namelijk geen biografie, het zijn reflecties – dan begin je plotseling te tobben. Het bewerken van de manuscripten was weer een ander proces. Je gaat dan zó diep en bent zó op dreef geraakt, dan wordt het wel eens heel filosofisch.”

Het resultaat is niet vergelijkbaar met eerdere boeken van keepers. In het geval van Uli Stein en Toni Schumacher vlogen de vonken ervan af. Bij jou niet.

“Ik ben geen persoon die er eens even voor gaat zitten en vanwege wraakgevoelens iemand te grazen neemt. Dat past niet bij me. Wat ik belangrijk vond, is dat mensen misschien zouden beseffen : ‘Kijk eens aan, Oliver Kahn heeft ook nog een paar andere kanten.’ In plaats van dat eeuwige beeld van Kahn die met open mond in het doel staat, brult en zijn collega’s wurgt.”

Je ziet er vaak angstaanjagend uit. Het Monster en De Vulkaan zijn twee van je bijnamen en weekblad Die Zeit vermoedde ooit dat je door barbaren op het veld werd gestuurd.

“Zeker. Dat is allemaal het gevolg van mijn extreme lichaamstaal en gezichtsuitdrukking. Als doelman sta ik op een krankzinnige positie. Ik heb de hele wedstrijd niets te doen en dan vliegen er plotseling twee onhoudbare ballen in. Wat een frustratie ! En dan moet ik daar maar blijven staan, terwijl de adrenaline steeds sneller door mijn lijf jaagt. Je wordt agressief, waar moet je die woede afreageren ? Die verschrikkelijke passiviteit ! Ik reageer nog altijd precies zoals ik dat mijn hele leven heb gedaan. Ik ben niet ijskoud, ik lééf de wedstrijd.”

Het boek begint met de bekentenis dat je al 25 jaar op de verkeerde positie staat, alleen maar omdat je grootouders je ooit een beeldje van Sepp Maier cadeau deden. Eigenlijk heb je voor een keeper veel te veel onrust in je lijf.

“Een positie tussen de palen is niet eenvoudig voor iemand die overloopt van energie. Als doelman krijg ik gewoon niet de mogelijkheid alle frustratie en agressie die bij de sport loskomen eruit te rennen. Misschien is dat wel de reden dat ik altijd weer in die typische Oliver-Kahnsituaties verzeild raak.”

Je vergelijkt het strafschopgebied met een ‘gevangeniscel’.

“Daarmee doel ik op de vorm van onvrijheid. De keeper beweegt zich in een begrensde ruimte. Breedte, lengte ; alles is afgebakend. Logisch dat veel doelmannen zich ertegen proberen te verzetten. Ik verwijs dan bijvoorbeeld naar Petar Radenkovic ( sluitpost van 1860 München in de jaren zestig die faam verwierf door veelvuldig met de bal aan zijn voeten mee op te komen, nvdr). Hij dacht : bekijk het maar, nu ontsnap ik.”

Je schrijft in het boek over het gevaar dat bezetenheid een proces van zelfvernietiging inleidt : ‘Vaak is het tamelijk vergevorderd voordat je het waarneemt.’

“Dat is een kritische discussie met mijn eigen mechanisme. Niemand moet echter denken dat ik mijn speelstijl zal veranderen. Ik zal altijd dezelfde blijven op het veld. Mijn bezetenheid heeft mij toch gebracht waar ik ben. Het kan wel zo zijn dat ik op enkele details zal veranderen. Als je bezetenheid het punt bereikt dat het niet meer goed gaat met je, is het tijd om op te passen.”

Kun je uitleggen waarom je na de verloren Champions-Leaguefinale van 1999 in een enorme leegte terechtkwam ?

“Opeens was een gigantische droom, een totale obsessie, verwoest. Ik heb er veel van geleerd. Destijds geloofde ik dat die beker het enige zaligmakende was, in mijn bezetenheid zag ik totaal niets anders meer. Ik had mijn eindhalte bereikt. Psychisch en fysiek.”

Je beschrijft jezelf in die periode als een workaholic en een verslaafde.

“Dat zullen veel mensen herkennen. Chefs in veel vakgebieden, banken, kantoren enzovoorts. Die werken óók tot ze erbij neervallen. Maar zíj hebben nog het vermogen zich af te sluiten. Ik had dat toen niet meer. Maar kom nu niet aanzetten met het woord burnout ! Dat is een modebegrip, dat geen ruimte laat voor differentiatie.”

Hoe denk je nu over je bestaan als sportman ?

“Het is niet verkeerd nummer één te willen zijn. Maar het is een fatale instelling te geloven : Als ik straks aan de top sta, heb ik alles goed gedaan.’ Ik heb ook ingezien dat de mensen in mijn omgeving onder mij hebben geleden, omdat de jacht naar succes te extreem werd. Alles ging aan me voorbij, ik was zó op mezelf gefixeerd. Nu is mijn blikveld breder. Het is alsof ik door een tunnel loop, die zich steeds verder opent. Dat is toch wel een mooie ontwikkeling.”

Bij de staf rondom het Duitse elftal loopt tegenwoordig voor het eerst ook een psycholoog mee. Is dat vooral nuttig voor jongere spelers of heeft ook een oude rot zoals jij er baat bij ?

“Ik vind het een erg interessant uitgangspunt. Vandaag de dag moet je innovatief zijn en er qua mogelijkheden voor sporters alles uithalen wat erin zit. Fysiek in orde zijn is niet het enige wat telt. Het is extreem belangrijk mentaal fit te zijn. Daar kun je als sporter niet slechts een paar millimeter, maar centimeters mee winnen. Psychologie is echter een intiem terrein, je moet het aan elke speler zelf overlaten of hij er gebruik van wil maken. Voor keepers in het bijzonder speelt het psychische aspect een belangrijke rol. Psychologie is voor mij heel interessant. Ik zal in elke situatie het gesprek zoeken, daar hou ik van.”

Tijdens het toernooi om de Confederations Cup eindigden jullie als derde. Hoe staat de Duitse ploeg ervoor ?

“We zijn in juni van elke wedstrijd sterker geworden, maar de tegenstanders zullen volgend jaar weer compleet anders voor de dag komen. Daarom moeten we niet al te veel waarde hechten aan de Confederations Cup, al was het voor onze ploeg zeker belangrijk.”

Duitsland incasseerde tijdens de strijd om de Confederations Cup in vijf wedstrijden liefst elf treffers. Mogen we spreken van een defensief probleem ?

“In mijn ogen is dat nooit het geval geweest. Als er al problemen zijn, dan is het in de afstemming. Maar we beginnen langzaam ingespeeld te raken.”

Keer je je af van de door Klinsmann aangezwengelde offensieve intenties ?

“Iedereen denkt altijd maar dat keepers altijd het liefst het hele team achterin willen opstellen. Absoluut niet ! Integendeel, in het moderne voetbal moet je vooruit spelen. Maar we moeten dat niet naïef doen. Het team moet zich bij balverlies meteen defensief organiseren en als blok optreden. Een elftal mag niet blind naar voren rennen.”

Is de stemming in de ploeg veranderd sinds de komst van Klinsmann ?

“Het is belangrijk dat mensen niet met een lang gezicht naar de nationale ploeg komen, met de gedachte : ‘Nu moet ik hier weer vier dagen gaan rondhangen.’ Wat dat betreft, heeft Jürgen al heel wat voor elkaar gekregen.”

Je schijnt doorgaans op dezelfde golflengte te zitten als Klinsmann. Geruchten beweerden lange tijd het tegendeel.

“Pure speculaties, die voortkwamen uit het feit dat ik geen aanvoerder meer ben. Daar heeft mijn ijdelheid niets onder geleden. Of ik nu een band draag of niet, voor mij blijft alles hetzelfde. Ik ben de meest ervaren speler, dus wordt van mij verwacht dat ik verantwoordelijkheid neem.”

Na jouw blunder in de WK-finale van 2002 heb je keihard geknokt om terug te komen op je niveau. Eindigt jouw missie pas écht als je volgend jaar wereldkampioen bent ?

“Dat klinkt een beetje zoals een Amerikaanse speelfilm. Maar het zou wel perfect passen in het patroon van mijn loopbaan : eerst enkele teleurstellingen, daarna grote successen. Winst van het WK zou een natuurlijk einde zijn. Mijn leven hangt er echter niet van af.”

Geert-Jan Jakobs

‘Mijn lichaam zal nog vele jaren meegaan. Het gaat om de geest.’

‘Mijn blikveld is nu breder. Het is alsof ik door een tunnel loop, die zich steeds verder opent.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content