Van Kinshasa over Lubumbashi en Anderlecht naar Luik, van een stoffige straat naar een ‘moment de gloire’: een blik achter de carrière van Dieumerci Mbokani.

Kijk naar Dieu-merci Mbokani op de training daags na Standard-Anderlecht en je ziet het jongetje dat hij ooit was door een stoffig steegje in Kinshasa pingelen. Dollend en ginnegappend met Steven Defour dribbelt hij, de bal nooit meer dan twee tikken doorspelend, het oefenveld af en het jeugdterrein op. Hier even poseren voor de foto, daar een handtekening zetten. En lachen. Hij wordt één met de kinderen, zoals hij er in Kinshasa ook een is geweest.

Misschien haalt hij zich dat verleden stiekem nog wel eens voor de geest.

De bal is zelf gemaakt van met touw bijeen geknoopte plastic zakken en zijn voeten zijn bloot. Voetbalschoenen heeft hij nog niet,

maar vader en moeder hebben het desalniettemin goed – vader werkt in een bank. Ze wonen in Mbinza Delvaux, een buurt in Kinshasa naast Macampagne, de wijk waar wijlen president Mobutu resideerde.

Hij en zijn drie broers zijn gek van voetballen, maar hij, de op een na jongste, heeft het meeste talent. Dat zeggen de priesters bij wie hij op school zit ook. En hij zegt het zelf ook aan Joe Mafuta, zijn beste vriend, met wie hij de kleuterschool al achter de rug heeft en die net als hij het eerste schooljaar over moet doen: “Hij speelde bij de schoolploeg op een ander niveau dan de rest”, zegt Joe. “‘Ik ga niet ver raken in de school, ik wil voetballen’, zei hij.”

En hij raakt verder in het voetbal: Lolomo Sango, de voorzitter van Belor AC, onderkent zijn kwaliteiten en laat hem na overleg met zijn vader bij hem in huis logeren, leert hem het voetbalmilieu kennen en geeft hem een kans bij zijn club. Dieumerci promoveert ermee naar de eerste klasse en wordt topschutter. Belor AC zal daardoor altijd de club blijven die hem het nauwst aan het hart ligt.

Behalve voorzitter van de club is Lolomo Sango ook belastinginspecteur in Lubumbashi. Door zijn connecties daar komt de jonge Mbokani bij Tout Puissant Mazembe Lubumbashi terecht. Een naar Afrikaanse normen degelijk gestructureerde ploeg, die ook stages in Europa komt afwerken. Mazembe is gesticht door Belgen, zoals uit een opschrift op hun truitjes blijkt: Englebert. De naam van het Belgische bandenmerk houdt ook verband met de naam van de club: ‘mazembe’ is Congolees voor bulldozer.

Moïse Katumbi, de gouverneur van de provincie Katanga, is voorzitter van Mazembe en goed bekend, bevriend zelfs, met Fabio Baglio. De Italiaanse invoerder in België van het sportkledingmerk Erreà heeft ook een domicilie in Congo en een Congolese FIFA-licentie als makelaar. Hij broedt op een voetbalschool in Lubumbashi en heeft TP Mazembe net als Charleroi en Moeskroen van Erreàkledij voorzien.

Moïse Katumbi nodigt hem uit voor een wedstrijd. Er loopt, zegt hij, een fenomeen bij Mazembe dat hij toch eens moet komen bekijken. Trésor Mputu heet hij. Maar het is Dieumerci Mbokani, een aanvallende centrale middenvelder, die Baglio nog het meest intrigeert. “De basis van wat je nu van Mputu ziet, viel toen al op”, zegt Baglio. “Hij is ook bij Anderlecht komen testen, maar hij was hier tegen zijn zin, want hij is in Afrika de koning en daar rijdt hij zelfs met een Bentley. Om dan vijf keer meer te moeten werken en niet eens bekend meer te zijn moet je mentaal sterk zijn.”

Kamer 27, of 57

Dieumerci blijft na zijn test in augustus 2006 wel bij Anderlecht. Joe Mafuta woont dan al in Brussel en herstelt als hij het nieuws van zijn komst verneemt het contact met zijn jeugdvriend. “We hebben elkaar teruggevonden in een café in Matongé. C’était la fête!“, lacht Joe.

Maar het feest bederft al na één seizoen: met vier doelpunten in amper negen wedstrijden is Dieumerci in Anderlecht productief, maar niet aanvaard. Zijn entourage en levenswandel accorderen niet met wat de club van hem als prof verwacht.

“Anderlecht interesseerde zich niet voor hem, want ze geloofden niet echt in hem. Dus ze kénden zijn entourage niet eens”, zegt Jennifer Ilito.

Jennifer, die Dieumerci zijn halfzus noemt, maar die eigenlijk verdere familie van hem is, probeert hem op te vangen. Ze kent de Belgische mentaliteit, want ze werkt als directieassistente bij een firma die administratief drukwerk levert voor grote bedrijven. En ze kent het voetbalmilieu, want haar man testte ooit bij Anderlecht en voetbalde in Duitsland.

“Bij Anderlecht hebben ze hem willen breken, maar als hij Fabio, mijn man en mij en zijn vrienden niet had gehad, was hij psychologisch ‘gedemonteerd’ geweest en had hij misschien wel het voetbal opgegeven. Ik heb hem soms in tranen thuis zien komen. ‘Ik ben beter dan al die anderen, maar ze geloven niet in mij’, zei hij. Ik heb gezegd: ‘Zwijg, wees sterker en bewijs later je gelijk.’

Je l’encadre, om zijn aanpassing aan de mentaliteit hier te vergemakkelijken. Hij is nog jong, dus je moet hem nog wat het voorbeeld geven en de grenzen tonen. Soms moet hij zich affirmatiever opstellen en soms moet hij juist wat gereserveerder zijn. Dat gaat van voeding en administratie tot toekomstige projecten en het hoofd koel houden. Soms is het moeilijk om hem te ‘cadreren’, want als hij iets wil, wil hij het ónmiddellijk. In een vingerknip moet het in orde zijn. Dan moet je hem uitleggen dat hij kalm moet blijven, dat je de zaken stap voor stap moet aanpakken, dingen moet analyseren, je niet te veel door emoties moet laten leiden. Dat heet maturiteit en dat zal met de jaren wel komen. Jullie moeten niet altijd denken: het is een Afrikaantje, die zijn niet slim, dus we doen er onze goesting mee. Neen. Dat is vaak de fout van België: ze betalen spelers tien keer meer dan in Afrika, maar dat bedrag vertegenwoordigt natuurlijk niet dezelfde koopkracht als in Afrika. België is nog te gesloten. Die mentaliteit moet ook wat veranderen.”

“Bij Anderlecht hadden ze Dieu gevraagd om bij een Ivoriaanse speler en zijn moeder te gaan wonen”, zegt Joe. “Maar hij kende die niet eens. Bovendien stond in zijn contract dat hij zelf een appartement moest hebben. Anderlecht heeft hem dan maar een hotel gegeven. Hotel Erasme. Kamer 27. Of 57, dat weet ik niet juist meer. Ik sliep er elke dag bij hem. Eens dat hotel geregeld was, is hij beter beginnen te spelen. Tegen Beveren heeft hij drie keer gescoord, maar in zijn hoofd was het voor hem al gedaan bij Anderlecht. Ik was de eerste die wist dat hij bij Standard zou tekenen.”

La tristesse

Dieumerci gaat naar Standard, waar Michel Preud’homme hem aanvankelijk uit de ploeg laat. “Maar omdat hij het bij Anderlecht al eens had meegemaakt, wist hij dat hij moest blijven trainen”, zegt Joe. Joe, Jennifer, Fabio, er wordt wat afgepraat, gebeld en ge-sms’t. Maar hij staat voor zijn heure de gloire.

De twee doelpunten die hij in het seizoen 2007/08 tegen Anderlecht maakt, zijn een antwoord aan Brussel. “Wat mij verrast bij Dieumerci is dat hij vaak soepel is in bepaalde zaken, maar dat hij op het voetbalvlak heel sterk staat”, zegt Jennifer. “Allez, ineens zei hij mij drie uur voor die match: ‘ Aujourd’hui je vais faire mon spectacle.’ En hij heeft mij met zijn twee goals niet teleurgesteld ( grijnst). Wat mij geëmotioneerd heeft, is wat ik zag toen hij na de wedstrijd in het restaurant dat Siramana Dembele in Luik heeft, binnenkwam: daar zaten veel mensen die sjaals droegen van Standard met foto’s van Preud’homme en Gerets 25 jaar geleden erop, die de tranen in hun ogen kregen.”

In het centrum van Luik deelt Dieumerci sinds een maand zijn driekamerappartement met François Tshimanga, vriend en spits bij Moelingen, en Joe Mafuta, jeugdvriend, geen voetballer, maar inmiddels Mbokani’s manusje-van-alles. Jean-PaulLutula, die bij Brussels voetbalt, komt er ook vaak over de vloer.

Aan de muur hangt een elftalfoto van de Congolese nationale ploeg voor een wedstrijd tegen Malawi. Er wordt in de woonkamer vaak naar voetbal gekeken of naar dvd’s met in Congo gedraaide comédie, waar Mbokani gek van is. Tijdens de zomer krijgen ze er op vrijdagavond telefoon: de moeder van Dieumerci laat weten dat het met vader niet zo goed gaat.

Op zaterdagochtend overlijdt hij.

Zijn vrienden halen Dieumerci op aan de luchthaven van Luik, waar hij met Standard op het punt staat naar een oefenwedstrijd in Saint-Etienne te vertrekken. ” C’était la tristesse“, zegt Joe. “We hebben hem – net als toen hij het moeilijk had bij Anderlecht – opgepept, gezegd dat hij een man moest zijn, het niet in zijn hoofd moest steken.”

Maar het overlijden komt hard aan bij Dieumerci, die zijn vader voor elke wedstrijd placht te horen. In Congo luisterde hij gekluisterd aan de radio naar de wedstrijdverslagen van Standard. Na de twee doelpunten die zijn zoon vorig seizoen tegen Anderlecht scoorde, had hij om middernacht Jennifer nog uitbundig gebeld. ” Dieu a marqué!

Nu moet Dieu naar zijn vaders begrafenis. Jennifer zit naast hem op het vliegtuig. “Je vader heeft je zien schitteren als voetballer, je hebt hem eer aangedaan”, troost ze.

Te veel mensen

Bij zijn terugkomst in België halen zijn vrienden Dieumerci aan de luchthaven op. Hij blijkt beter gezind en praat al over de nakende wedstrijd tegen Liverpool. Als hij met Standard op Anfield Road speelt, roepen zijn vrienden in het appartement bij elke kans waar hij een doelpunt uit had kunnen scoren. Maar buiten, in de verkeersvrije straat voor het woonblok, blijft het stil.

Joe: “In Brussel was te veel te doen.”

François: “Te veel mensen.”

Joe: “Hier zitten we rustiger.”

François: “Rustig. Dieu praat ook niet altijd graag.”

Joe: “Hij is verlegen of hij heeft geen zin. Maisc’est un super mec! Hij praat alleen liever óp het veld.”

“Het blijft iemand die verlegen is”, zegt Jennifer. “Niet dat hij schrik heeft, want in Congo speelt hij met de nationale ploeg voor 100.000 man, dus die 25.000 op Standard, voor hem is dat niks. In Congo beleven ze het voetbal bovendien nog tien keer intenser dan hier. Hij is heel teruggetrokken en kan humeurig zijn, het is niet altijd gemakkelijk om hoogte te krijgen van hem.”

Zo laat hij zich ook kennen als de training daags na Standard-Anderlecht is afgelopen en Dieumerci tegen zijn gewoonte in de perszaal binnenkomt: hij wordt kort van stof als journalisten zich aan vragen wagen. Maar één moment laat het jongetje uit Delvaux zich toch nog zien: Dieumerci glimlacht na de vraag of voetbal echt zijn leven beheerst. “Ik heb thuis ook een bal”, antwoordt hij. S

door raoul de groote beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content