Wie hem ziet spelen, vermoedt niet meteen een Braziliaan in hem. Zeker niet nu hij aansluiting met de Rode Duivels vond. ‘Hij heeft iets wat andere Brazilianen niet hebben.’

Er was een tijd dat Igor De Camargo door Racing Genk gewogen en te licht werd bevonden. Maar na passages bij Heusden Zolder en FC Brussels raakte hij nu bij Standard tot in de (ruime) selectie van de Rode Duivels voor de vriendschappelijke interland tegen Slovenië.

Getuigenissen over Igor De Belg, de beginjaren.

Pierre Denier, assistent-trainer onder Sef Vergoossen en René Vandereycken bij Genk: “We lieten hem testen met de reserven op Charleroi en Robert Raes en ik zeiden meteen: aantrekken, want dit is uitzonderlijk goed. Hij is als spits heel goed in de omschakeling, zet zich goed tussen de tegenstrever en de bal. En hij heeft een geweldige detente, is sterk aan de bal, heel beweeglijk. Hij integreerde zich direct. Hij mocht af en toe meetrainen met de A-kern, maar in de andere periodes, als het niet hoefde, bleef hij óók komen. Ongevraagd kwam hij dan meedoen en wij lieten dat rustig toe. ’s Morgens trainde hij met de A-kern, ’s avonds met de B-kern. Zo is hij uiteindelijk in de A-kern geraakt. Hij liet zich niet doen op training en had daar af en toe discussies over met Koen Daerden. Hij liet zich gelden en ging er soms nogal stevig in.

“Misschien hebben wij hem als club – en ik wil niemand viseren – te snel laten gaan, hadden we hem beter verhuurd, maar ja, er was toen ook concurrentie met andere spitsen.

“Ik doe pr-werk voor de club en als we dan ergens naartoe moesten, een school of bij mensen met een handicap, en ik vond niet direct een speler, dan was hij altijd bereid om mee te gaan.”

Peter Balette, zijn trainer bij Heusden-Zolder: “Igor was toen hij bij Heusden-Zolder kwam nog jong en misschien iets te weinig volgroeid om de aanval in Genk te kunnen leiden. Heusden-Zolder was voor hem een wipplank om aan meer speelminuten in de eerste klasse te komen. De mensen van Genk konden hem vaak aan het werk zien. Je zag dat er nog rek op zat. Maar het was nog een jong veulen op training en in wedstrijden. Hij was op training in positiespel altijd de man die de klappen uitdeelde in plaats van de verdedigers. Eén brok energie. Hij was een heel dynamische speler. Ik herinner mij dat hij er op training als aanvaller soms zo in vloog dat de oudere spelers kwamen zeggen dat hij toch voorzichtiger moest zijn. Hij was in die tijd onbesuisd. Dat energieke en onstuimige was aanwezig. Dat maakte ook dat hij heel hevig was een-tegen-een.

“Wij moesten spelen om erin te blijven en hij heeft in verschillende manieren van spelen een kans gekregen: alleen diep, met Taka ( Suzuki, nvdr) en De Condé op de flanken of met De Condé erachter. Hij kreeg veel kansen maar hij was niet zo efficiënt als de laatste jaren. Hij heeft ook zijn fysiek goed uitgebouwd. Hij is steviger geworden. Je ziet dat er krachttraining achter zit, dat eraan gewerkt is om zijn lichaam klaar te maken voor het soort voetbal dat hij moet kunnen brengen. Menige verdediger zal na een wedstrijd tegen hem goed slapen, denk ik ( lachje).

“Igor zal nooit een stilist zijn, dat krachtige is zijn voetbal. Hij moest zijn actieradius kunnen hebben. Hij wou niet op vijf vierkante meter voetballen. Hij haakte af, zat overal, kwam los uit zijn verdedigende zone. Hij was een hangende spits die zich liet uitzakken, maar paraat stond in de zestien bij voorzetten. Hij was sterk op alles in de lucht, daar móést hij naartoe. Nu is daar meer efficiëntie bij gekomen.

“Zijn onstuimigheid zag je zeker niet naast het veld: ik apprecieer hoe hij als mens door het leven gaat. Respectvol. Maar hij heeft heel veel afgezien toen de vrouw van het gastgezin waarin hij werd opgevangen, overleed. Hij beschouwde haar echt als zijn tweede moeder.”

Stijn Haeldermans, zijn ploegmaat bij Heusden-Zolder: “Hij is in België de sterkste met het hoofd, denk ik. Hij is ook helemaal niet lui: altijd ‘onderweg’, hij wacht niet op die ene bal. Wat ik mij nog herinner van ná Heusden-Zolder is dat hij bij Genk in de voorbereiding twee doelpunten maakte tegen Dortmund. Voor mij heeft hij in Genk nooit het volledige vertrouwen gekregen. Spitsen die op iets oudere leeftijd worden gehaald, krijgen vaak een aantal wedstrijden na elkaar om naar een bepaald niveau te groeien. Igor was nog jong en dan kan je niet elke wedstrijd top spelen én om te groeien heb je vertrouwen nodig. Anders vreet het aan je.”

Jan Moons, zijn ploegmaat bij KRC Genk: “Igor zat vol energie en was soms overijverig om zijn dribbelvaardigheid te laten zien. En dat mislukte dan als hij te veel wou doen. Maar je zag ergens wel zijn talent. Nu laat hij, vind ik, de franjes meer achterwege.

“Hij paste zich vrij snel aan: op twee, drie maanden begreep hij Nederlands en sprak hij zelfs een woordje mee. Terwijl sommige anderen na vier, vijf jaar nog maar amper Nederlands begrijpen, stak hij energie in de aanpassing, hij begreep het belang ervan.”

Kristof Snelders, voormalig ploegmaat-aanvaller bij FC Brussels: “Hij is de enige spits die bij Brussels geslaagd is. Als het daar niet was gelukt, had zijn carrière misschien een andere wending genomen. Maar hij heeft ze er integendeel een ‘boost’ gegeven. Een grote jongen die altijd een aanspeelpunt was en in moeilijke om-standigheden heeft gescoord. Want Brussels speelde veel achter de bal, moest vechten op karakter en dan was het niet evident om voorin te staan. Maar hij was een echte targetspits met lengte, die goed kon klimmen, en koppen.

“Het was geen einzelgänger, maar een heel open, sociaal iemand. Iemand met wie je in de kleedkamer veel contact kon hebben.”

Patrick Wachel, assistent-trainer van Albert Cartier bij FC Brussels: “Toen je hem bij Genk bezig zag, dacht iedereen: nu is hij gelanceerd. Maar het kwam er niet meer uit en hij raakte op een zijspoor. Bij Brussels kreeg hij een nieuwe kans en werd hij l’enfant chéri van de club. Bij ons is hij wat rustiger geworden en heeft hij qua vechtlust bijgeleerd. Het tactische was niet zo belangrijk bij Cartier, wel inzet, inzet en nog eens inzet. Ofwel kan je daarmee leven ofwel niet. Igor heeft dat aan zijn spel toegevoegd. Hij heeft bij ons nog meer leren vechten dan in Genk. Het is geen Ronaldinho, maar hij heeft iets wat andere Brazilianen niet hebben: een ongelooflijk kopspel.

“Hij ziet heel graag kinderen. Hij is ook peter van mijn voetbalschool in Godinnes, bij Dinant, en staat met zijn foto op onze folder. Hij is graag bij de mensen. Hij komt geregeld goeiendag zeggen.”

Dimitri Mbuyu, voormalig sportief manager van FC Brussels: ” Emilio ( Ferrera, nvdr) had zijn naam al eens naar voren geschoven, maar de voorzitter was er niet zo zot van. Uiteindelijk is hij toch gekomen. Toen ik zijn naam liet vallen, had iemand op de club – ik zal zijn naam niet noemen – zijn statistieken mee, waaruit bleek dat het geen goeie was. Maar ik was het daar niet mee eens. Albert ( Cartier, nvdr) heeft hem het laatste duwtje gegeven om op het veld een echte prof, een echte winnaar te worden. Daarin is hij sterk gegroeid. Cartier zat er kort op.

“Onder Cartier is hij polyvalent geworden als diepe spits. Hij is geen echte Braziliaan, hij moet het niet hebben van zijn techniek. Zelfs als hij slecht was, was hij nog goed door zijn kracht en zijn deviaties. Wat hij mist om top te zijn, is dat hij te weinig scoort in verhouding tot de kansen die hij krijgt. Maar hij verzet bergen werk en is daardoor misschien minder fris.

“Hij heeft een prachtig karakter: oorlog op het veld, gentleman ernaast.”

Bertrand Crasson, zijn ploegmaat bij FC Brussels, nu tv-analist: “Hij was fort confus in zijn manier van spelen. Hij deed vaak een dribbel te veel om te tonen dat hij Braziliaan was. Hij kon ook moeilijk scoren bij Brussels, al hadden we toen ook niet de ploeg met een middenveld zoals Standard om een goede bal aan de spitsen te kunnen geven. Bij Standard is hij nog sterker geworden: hij is de beste kopper van de competitie. Hij kan in de punt spelen of achter Jovanovic en Mbokani en als je op verschillende posities kan spelen, ben je geëvolueerd. Hij is complementair met beiden. Zijn manier van spelen, vind ik, is ook vereenvoudigd. Hij denkt collectief, maar hij blijft doelpunten soms wat te gemakkelijk missen. Maar omdat hij 90 minuten werkt, is hij belangrijk voor een ploeg. Een excellente speler. Hij is een point de repère geworden voor de ploeg, want als je het moeilijk hebt, kan je spelen op zijn kopspel en deviaties.” S

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content