Hij herkent zichzelf in de speelstijl van Lionel Messi en in het karakter van Zlatan Ibrahimovic. ‘Het is ver gekomen in het voetbal als je in een interview je mond al niet meer mag opendoen.’

Zijn vriendin is meegekomen naar het interview in de Fal-staff, de trendy brasserie in de buurt van zijn appartement in Gentbrugge. Drie jaar zijn ze al samen. Vijftien was hij toen hij haar na een training met de beloften leerde kennen. Sindsdien debuteerde hij in het eerste elftal van AA Gent, werd hij een halfjaar ter beschikking gesteld van Beerschot, tekende hij in de Ghelamco Arena een verbeterd contract tot de zomer van 2016 en nu mag KV Kortrijk dus een jaar gebruikmaken van zijn talenten. Behalve scoren voor zijn nieuwe ploeg wil Benito Raman dit seizoen ook nog zijn autorijbewijs behalen én zijn diploma van sportbegeleider in het deeltijds onderwijs van het atheneum van Oudenaarde. Intussen voert zijn moeder hem overal rond.

Had je dit seizoen toch niet liever in het gloednieuwe stadion van AA Gent gespeeld en gescoord?

Benito Raman: “Ja, misschien wel. Dat was aangenaam geweest. Maar als ik nu zie hoe het in Kortrijk zit, ben ik blij dat ik naar daar ben gegaan.”

Waaróm speel je nu niet bij AA Gent?

“Ik kon zelf kiezen of ik er de concurrentie zou aangaan of zou vertrekken. Michel Louwagie had gezegd: ‘Als je blijft, dan is het niet zeker dat je zal spelen.’ Al vroeg in de voorbereiding besliste ik in samenspraak met mijn manager, Kristof Vandersmissen, om niet te blijven.”

Waarom?

“Omdat ik geen zin had om negentiende man te zijn of uit de selectie te vallen, en omdat ik wist dat Kortrijk geïnteresseerd was en dat ik daar meer kansen zou krijgen. De trainer daar wilde mij in januari al en wou mij er nu absoluut bij.”

Waarom ben je in januari niet naar KV Kortrijk gegaan?

“Omdat er daar spelers genoeg waren en te weinig middelen, denk ik.”

Bij Beerschot waren er wél voldoende middelen?

“Iedereen weet hoe het daar is afgelopen, maar ik ben Beerschot dankbaar voor de kans die ik er kreeg.”

Ben je er betaald geweest?

“Mijn loon werd betaald door Gent en uiteindelijk zijn ook de premies door Gent betaald geweest. Alleen de kostenvergoeding om elke dag over en weer te gaan, is niet betaald. Maar dat trek ik mij niet aan. Prioriteit is momenteel de sportieve uitbouw van mijn carrière. Beerschot was een goeie keuze en Kortrijk is dat nu ook. Dat is het belangrijkste. Ik denk dat die tussenstappen naar Beerschot en naar Kortrijk ideaal zijn voor mij.”

Aangepast

Is bij KV Kortrijk de concurrentie op de offensieve posities niet ongeveer even groot als bij AA Gent?

“Misschien wel. Maar op collectief vlak staan we een stuk verder. De mentaliteit is anders. We zijn echt een groep, we zijn langer op de club, doen veel meer activiteiten samen en dat zie je ook in de wedstrijden: we willen echt voor elkaar strijden. Een basiselftal is er hier niet, de trainer wisselt regelmatig, en dat houdt iedereen scherp tijdens de week. Elke dag wordt er aan honderd procent getraind.”

Hoe verloopt voor jou de aanpassing aan het spelsysteem van Hein Vanhaezebrouck, waarin je vanaf de linkerflank centraal tussen de linies moet komen spelen?

“Dat is nog wat aanpassen, want ik ben het niet gewoon om dat te doen. Maar het gaat al beter dan in het begin.”

“Ja, maar ik ben het niet gewoon om constant centraal in de bal te komen, daar dan die actie te maken en dan bij balverlies ook nog eens die negatieve pressing te moeten zetten op de middenvelders van de tegenstander. Dat is helemaal anders dan wat ik bij Gent en bij Beerschot moest doen. Die aanpassing maakt het soms moeilijk om mijn snelheid uit te buiten, zeker tegen ploegen die verdedigend spelen. Maar ik vind dat ik intussen in het spel en in het systeem toch al veel stappen vooruit zette. Bovendien ben ik conditioneel gegroeid en voel ik mij sterker in de duels, omdat we hier meer krachttraining doen.”

Hoe speel je het liefst?

“In de jeugd van Gent en ook bij de nationale ploeg speelde ik meestal centraal.”

Je bent klein, licht en snel, is dat niet het profiel van een flankspeler?

“Dat kan ik ook, maar van nature vind ik mezelf het best centraal spelen.”

Waarom?

“Omdat ik dan meer keuzes heb: links, rechts en centraal afhaken.”

Vergt de positie van centrumspits ook niet andere kwaliteiten om er de fysieke strijd met de centrale verdedigers te kunnen aangaan? Duelkracht, kopkracht, dus gestalte en body?

“Ja, maar ik kan daar ook wel mijn plan in trekken, hoor. Soms win ik duels van spelers die groter en steviger zijn. Het is ook al bewezen dat kleinere spitsen ook centraal goed kunnen spelen.”

Aan wie denk je dan?

“Aan Messi.”

Herken je jezelf in hem?

“Ja. Als ik dat zeg, interpreteren sommigen dat misschien anders dan ik het bedoel. Ik bedoel natuurlijk niet dat ik Messi ben of ooit zal worden, maar dat ik mij herken in sommige manieren van spelen van hem. Zoals ik mij ook herken in het karakter van Ibrahimovic. Toen ik zijn boek las, dacht ik bij bepaalde dingen die hij deed: dat deed ik ook.”

Agressief

Wat bijvoorbeeld?

“Iemand heel direct van antwoord dienen, boos worden soms ook. Wanneer ik vroeger een opmerking kreeg, reageerde ik altijd direct. Bij de jeugd gebeurde dat ook wel eens, maar toch vooral op school.”

Alleen verbaal of soms ook fysiek?

“Drie of vier keer heb ik iemand een tik gegeven om te tonen wie ik was. Op de topsportschool in Gent werd ik na een half jaar buitengegooid omdat ik een wielrenner een kopstoot had gegeven. Hij had me wel eerst een duw gegeven en tegen mij een grote mond opgezet. Mijn vader en mijn broer waren ook zo: zodra het hen te veel werd, reageerden ze vaak ook fysiek. Bij de jeugd trapte ik wel eens na, of reageerde ik verbaal tegen een speler of een scheidsrechter. Maar dat is eruit gegaan. Sinds ik op mijn zestiende een profcontract kreeg, ben ik daar veel volwassener in geworden.”

Op jouw rechterarm staat ‘Only God can judge me’ getatoeëerd. Wat vindt God van jou, denk je?

“Ik weet het niet. Misschien dat ik iemand ben die niet altijd luistert en soms heel moeilijk te behandelen is. Maar als het echt moet, kan ik heel normaal zijn. Ik vind wel: als we in een interview al onze mond niet meer mogen opendoen, dan is het ver gekomen in het voetbal. Er zijn veel spelers die in de media heel anders reageren dan ze in werkelijkheid zijn. Ik ben zoals ik ben. Rechtuit. Ik zeg hoe het zit, wat ik ervan vind en wat er op mijn lever ligt.”

Kan dat nog?

“Dat kan fout uitpakken. Maar als je het op de juiste manier en op het juiste moment doet, kan dat niet veel kwaad, vind ik. Voor mij was dat niet gemakkelijk, maar ik leerde uit wat ik vorig seizoen bij AA Gent meemaakte.”

Bob Peeters stuurde jou toen een week naar de B-kern omdat je na een verloren wedstrijd zei dat niet iedereen voluit was gegaan.

“Na een verloren wedstrijd ben ik soms heel gevoelig, altijd al geweest. Maar ik vond die sanctie overdreven, omdat je op den duur dus niets meer mag zeggen in de media. Bovendien waren in een van de kranten die dat publiceerden mijn woorden verdraaid. Na overleg met mijn manager geef ik sindsdien geen interviews meer aan die mensen. Voor de rest vind ik dat iedereen recht heeft op een mening, of je dan 18 of 27 bent, maakt voor mij niets uit. Maar misschien dachten ze toen bij Gent: het loopt mis, hij zegt te veel, we moeten hem uitlenen.”

Aartsgevaarlijk

Bij Beerschot toonde je daarna in moeilijke omstandigheden dat je niet alleen heel snel en aartsgevaarlijk bent, maar ook gemakkelijk scoort.

“Ik heb altijd al veel gescoord.”

Hoeveel?

“Competitie en toernooien samen zat ik gemiddeld aan een honderd goals op een seizoen.”

Welke goals waren het?

“Door mijn snelheid kon ik meestal alleen op de keeper af gaan en dan passeerde ik hem of trapte ik de bal tussen zijn benen binnen.”

Hoe snel ben je?

“Tijdens een test bij Rijsel een jaar of drie geleden liep ik 5 seconden 25 over vijftig meter. Omdat ze het niet geloofden, moest ik de test opnieuw doen. Ik liep toen weer 5,25.”

Hoe komt het dat je zo snel bent?

“Dat weet ik niet. Ik was twaalf toen ik opeens doorhad dat ik veel sneller was dan sommige verdedigers. Er is mij ook vaak gevraagd waarom ik geen atletiek deed.”

Waarom deed je geen atletiek?

“Omdat voetbal mijn leven is en dat altijd zal blijven. Mijn moeder zegt dat ik al begon te voetballen toen ik nog in mijn park zat. Iedereen in de familie heeft gevoetbald en mijn droom is altijd geweest bij de eerste ploeg van Gent en daarna in het buitenland te spelen – in Engeland of in Spanje het liefst. Toen ik vijftien was, kon ik al naar Aston Villa. Ik trainde er twee keer een week mee, maar ik maakte de keuze om bij Gent te blijven.”

Hoe komt iemand van vijftien bij Aston Villa terecht?

“Via Ran Ronen, een Nederlands-Duitse makelaar die mij opbelde. Ik kon daar tekenen, mijn vader zou meegaan en zag dat helemaal zitten. Alles was geregeld. Maar op het laatste moment zei ik tegen iedereen: ik blijf bij Gent. De opleiding was bij Aston Villa misschien beter geweest, maar ik dacht: hier krijg ik zeker mijn kans en ik laat ook liever niet alles achter. Uiteindelijk tekende ik op mijn zestiende een contract bij Gent aan redelijk goeie voorwaarden.”

Was dat de eerste makelaar die jou contacteerde?

“Neen. De eerste was de Deen Mikkel Beck, toen ik veertien was. Daarna zijn er veel gevolgd. Met Ran Ronen ben ik ook naar Hoffenheim geweest. Ik kon ook naar Rijsel. Ik weet intussen ook dat Michel Louwagie in die tijd een fax kreeg van Inter Milaan voor mij. Jammer dat hij mij dat toen niet liet weten, want ik wou daar wel eens een kijkje gaan nemen.”

Alcoholvrij

Toen je op je zestiende bij AA Gent een driejarig profcontract tekende, zei toenmalig hoofdtrainer Francky Dury op de persvoorstelling: ‘Je zal moeten presteren, jongen. Iedere dag moet je er keihard tegenaan gaan. De juiste kledij dragen, op tijd naar bed gaan, gezond eten en je auto op de juiste plaats parkeren. Anders kom je er niet!’ Lukt dat je allemaal?

“Ja. Ik kende problemen met op tijd gaan slapen, maar nu zit ik meestal ten laatste om elf uur in mijn bed. Tussen twee trainingen slaap ik soms en het gebeurt dat ik ’s namiddags een paar uur platte rust neem. Ik eet weinig vette dingen en ga bijna nooit uit. Alcohol drink ik zelden en ik heb er ook geen behoefte aan. Elke ochtend wil ik fris opstaan, niet als een halve zombie op training verschijnen, klaar zijn om te trainen. Oudere spelers kunnen zich bij sommige trainers misschien iets meer permitteren, maar als jonge speler moet je er elke dag staan en bewijzen dat je je plaats waard bent.”

Daarvóór, in het vooruitzicht van jouw zestiende verjaardag, had toenmalig Ajaxscout Urbain Haesaert in de media over jou gezegd: ‘Heel veel kwaliteiten, maar er is ook nog veel werk aan. Ik zou hem graag naar Ajax willen halen, maar het probleem is dat er in België direct heel wat managers rond zo’n jongen hangen. Dan gaat het alleen over geld, want die gaan hem niet zeggen dat hij moet werken aan zijn linkervoet of zijn aanname.’

“Nu met Kristof Vandersmissen is het anders. Over contracten en dergelijke spreken we heel weinig. Het gaat meer over voetbal. Hij begeleidt mij veel meer op de punten waaraan ik moet werken. Het voelt niet aan alsof hij een manager is, maar wel als een goeie vriend met wie ik alles kan overleggen. Ik ben zelfverzekerd en ambitieus, maar ook heel kritisch voor mezelf. Elke wedstrijd bekijk ik opnieuw en daar haal ik niet alleen het positieve uit. Maar vooral ook het negatieve, om te weten wat ik beter moet doen. Mijn spelinzicht, mijn linkervoet en mijn kopspel zijn verbeterd. Allemaal kan het nóg beter. Maar als je veertien, vijftien bent, inderdaad, dan heb je nog heel veel te leren.”

Patrick Klinkenberg, bondscoach van de U15 destijds, vergeleek je toen met Eden Hazard.

“Dat heb ik nooit geweten, maar hij was wel een trainer met wie ik het heel goed kon vinden.”

Met welk soort trainers kan je het heel goed vinden?

“Met elke trainer. Vraag het aan iedereen die met mij werkte en ze zullen allemaal hetzelfde antwoorden: dat ze weinig of geen problemen kenden met mij.”

In Sport/Voetbalmagazine verklaarde jouw vader dat jouw relatie met Michel Preud’homme en Trond Sollied uitstekend was, maar dat er met Francky Dury nooit een band is geweest.

“Ik maakte dan ook maar een paar trainingen mee onder hem. Alleen wanneer er interlands waren, en er daardoor spelers ontbraken, mocht ik van hem met de A-kern meetrainen.”

Onder Michel Preud’homme zat je toch ook niet in de A-kern?

“Neen. Maar hij kende mij wel en er was al een band. Hij zei mij zelfs dat hij mij er eigenlijk al bij wilde, maar dat het niet kon omdat ik nog te jong was.”

Jouw vader gaat naar verluidt soms nogal te keer op de sociale media.

“Ja, soms gaat hij te ver. Dat zeg ik hem dan ook. Dan lukt het een maand of twee om zich te beheersen en daarna is het weer zover. Hij is trots op mij en denkt soms dat ik al verder had moeten staan dan waar ik nu ben. Hij vindt dat het niet snel genoeg gaat.”

Zit hij jou niet te dicht op de huid?

“Neen. Sinds ik nu al meer dan een jaar geleden alleen ging wonen, sta ik op eigen benen. Soms zeg ik tegen hem: nu moet je er niet bij zijn en daar moet je niet te veel van afweten. Maar ik vind het wel belangrijk dat hij weet waarmee ik bezig ben en hoe het allemaal in elkaar zit.”

Enig idee waarom jouw ouders jou Benito noemden?

“Ik ben genoemd naar de Italiaanse dictator Benito Mussolini. Hoe ze erbij zijn gekomen, weet ik niet en het interesseert mij ook niet. Nog wel meer dingen zijn een beetje speciaal. Er zijn mensen die Raman heten en beweren dat ze familie van mij zijn, maar dat kan niet. Want Raman is niet mijn echte familienaam. Ik ben eigenlijk van Spaanse afkomst. Maar dat is een lang familieverhaal.”

In elk geval: veel voldoening in het vervolg van jouw carrière, Benito. We zijn heel benieuwd wat er nog volgt.

“Het komt allemaal in orde.” (glimlacht).

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Op de topsportschool werd ik buiten- gegooid omdat ik een wielrenner een kopstoot had gegeven.”

“Ik ben genoemd naar de Italiaanse dictator Benito Mussolini.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content