Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst voor dit blad geregeld een bekende figuur uit de Belgische voetbalwereld. Deze week: Lon Polleunis, ex-Gouden Schoen en boegbeeld van STVV.

Het gaat voorlopig goed met STVV in de Jupiler Pro League, en dat is maar goed ook. Een ploeg met zo’n rijk en historisch verleden hoort altijd thuis in de Belgische eerste klasse. Waar is de tijd dat er 150 bussen vertrokken voor een uitwedstrijd op Anderlecht of Standard!

Een matchke op Staaien was geen sinecure, daar kan ik van meepraten. De terreinknecht zorgde ervoor dat het veld er zo slecht mogelijk bij lag. Ik verdenk hem er zelfs van dat hij er de tractor bij haalde. Voor het hoeravoetbal dat ze speelden, was een biljartlaken uit den boze.

Een uur voor de wedstrijd was Staaien volgepropt met 15.000 toeschouwers, dat was meer dan wat het stadion aankon. Het publiek stond soms tot aan de zijlijn! Ik kan gemakkelijk op één hand de keren tellen dat ik met Anderlecht ben gaan winnen in Sint-Truiden.

De regisseur van al dat brute geweld was Odilon Polleunis. Hij was de strateeg, het boegbeeld van de Kanaries. Lon was niet alleen technisch en tactisch zeer sterk, hij had ook een neus voor doelpunten. Cijfers liegen nooit: Lon speelde 353 matchen in de Belgische eerste klasse en maakte 106 goals. Raymond Goethals kreeg al zijn standbeeld op Stayen, de beeltenis van Polleunis zou niet misstaan naast die van de grootmeester.

Lon was een volksjongen en een levensgenieter. Hij schuwde het nachtleven niet. Hij vertoefde het liefst bij de gewone supporters en dat maakte hem populair in zijn stad.

Ik had altijd een goede band met hem bij de nationale ploeg, maar dat verwaterde. Misschien was het nu het moment om daar verandering in te brengen. Ik sprak af met de Gouden Schoen van 1968 op – hoe kan het ook anders – het nieuwe Stayen.

Wie had dat hier ooit verwacht, een kunstgrasveld!

LON POLLEUNIS: ‘Gelukkig bestond dat fenomeen nog niet in mijn periode. Ik zou misschien wel uit de voeten gekund hebben op zo’n ondergrond, omdat ik technisch vrij sterk was, maar de meesten van mijn ploegmaats zouden een probleem gehad hebben. Die speelden op pure kracht, daar gingen ongelukken van gekomen zijn. Zij hielden meer van een hobbelig veld of een modderbad, dan was de balcirculatie van onze tegenstrevers niet zo snel en waren er meer duels, die we gewoonlijk wonnen. Topploegen als Anderlecht en Standard waren bang om naar dat kleine kloteveld van Staaien te komen. Ze wisten dat het een loopgravenoorlog ging worden. Als het niet genoeg regende, dan kon Goethals een stukske zagen. (lacht) Hij speelde dan met het idee om de pompiers te laten komen om de boel te laten onderspuiten!’

BUITENSPELVAL

Jij hebt alle jeugdrangen doorlopen bij STVV?

POLLEUNIS: ‘Ik had geen andere keuze. Mijn vader, Toine, heeft als rechtsachter 25 jaar in de eerste ploeg van STVV gespeeld, van zijn zestiende tot zijn eenenveertigste! De clubliefde werd mij met de paplepel ingegeven. Mijn vader was geen gewone, hij heeft ook Raymond Goethals nog gehad als trainer. Tijdens de week gingen ze geregeld een vriendenwedstrijd spelen tegen een ploegje uit de streek. Op een zeker moment vliegt de bal over de zijlijn het bos in. Mijn vader erachteraan. Na een kwartier was hij nog niet terug, Goethals begon al ongerust te worden. Eindelijk daagde mijn vader weer op, met in de ene hand de bal en in de andere hand een konijn, dat hij had gevangen. Raymond kon zijn ogen niet geloven en riep: ‘Awel Toine, da meugt gij nie doon, joeng!’ Waarop mijn vader antwoordde: ‘Gaat gij morgen mijn kinderen eten geven, trainer?’ (lacht)’

Je debuteerde in 1962 in het eerste elftal, je was toen negentien jaar.

POLLEUNIS: ‘Ik had bijna mijn debuut gemist. Ik was toen bij het leger en was gekazerneerd in Duitsland, in Euskirchen. We waren de vrijdagavond een beetje aan het dollen met een paar kamergenoten en er sneuvelden een paar glazen. Ik had waarschijnlijk niet goed opgelet want ik trapte met mijn blote voet in een stuk glas. Een wonde van wel vijf centimeter. Het bloed gutste er langs alle kanten uit! De wonde werd in de infirmerie zo goed als het kon dichtgeplakt. De match was de zondag om drie uur. Ik besloot niets tegen de clubdokter te zeggen.

‘Ik had geluk, de aalmoezenier van de kazerne was van Sint-Truiden en supporter van STVV. Ik mocht met zijn wagen mee naar Limburg. De wonde deed behoorlijk pijn. Zondag bij de samenkomst van de ploeg moest ik opletten dat ik niet mankte, anders zou ik mijzelf verraden. Ik heb gespeeld, maar heb wel een paar keer op mijn tanden moeten bijten. We wonnen thuis tegen Gent met 4-3 en ik scoorde een doelpunt. Twee wedstrijden later klopten we Anderlecht thuis met 3-1 en ik maakte weer een goal, de trein was vertrokken. Het was misschien niet slim wat ik heb gedaan, maar zo’n kans kon ik mij niet laten ontnemen!’

Dan kende je een lange periode onder Raymond Goethals.

POLLEUNIS: ‘Die heeft zich goed aangepast. In Sint-Truiden heerste er een speciale mentaliteit. Een trainer die niet van de streek was of zich niet kon aanpassen aan de aard van de spelers had geen enkele kans op slagen. Goethals had het nochtans niet gemakkelijk in het begin. Ik heb het nog meegemaakt dat Marcel Lemoine en LucienBoffin opstonden na de tactische bespreking van Raymond, naar het bord liepen, de hele boel afveegden en tot de groep zeiden: ‘Zo spelen we dus niet!’ Daarna begonnen ze uit te leggen hoe er dan wel gevoetbald ging worden en zo gebeurde het dan ook. De Brusselaar had vlug door dat hij inspraak moest dulden of dat het anders slecht zou aflopen.’

Wie was dan de uitvinder van die fameuze buitenspelval, die jullie extreem vaak gebruikten?

POLLEUNIS: ‘Dat waren de spelers zelf. Onze verdedigers waren sterk in de duels en goed met het hoofd, maar ze kwamen snelheid te kort. Alleen Luc Martens, de rechtsachter, kon wedijveren met een snelle spits. Er moest een oplossing gevonden worden. We gingen rond de tafel zitten, Goethals was er ook bij. We besloten hoog, zeer hoog, te gaan spelen, tot drie meter achter de middenlijn, en constant gebruik te maken van de buitenspelval. Je moest wel de man hebben die op het juiste moment het sein gaf om het stapje vooruit te zetten, en die hadden wij, Jean Claes. Het systeem werkte ook in de praktijk. De snelle spitsen van onze tegenstanders liepen voortdurend offside. Als er toch eentje door de mazen van het net glipte, werd hij opgewacht door Leon Bosmans, onze doelman. Die speelde 25 meter uit zijn doel als een soort libero. Men kon beter met een wijde boog om Bosmans heen lopen, anders werd je getorpedeerd. Als hij nu nog zou spelen, dan zou hij elke week rood krijgen! (lacht) De voorzitter, meester Smeets, had elke match een boekje bij zich, waarin hij een streepje zette telkens als onze tegenstrevers buitenspel liepen. Na de wedstrijd maakte hij het resultaat bekend en werd er gekeken of het vorige record werd gebroken. Door die speelwijze hebben we veel ploegen kunnen verrassen en werden we in 1966 vicekampioen.’

Hebben jullie dan Europees gespeeld het volgende seizoen?

POLLEUNIS: ‘STVV heeft dat geweigerd. Te duur!’ (lacht)

Heb je als jonge speler aanbiedingen gehad van andere clubs?

POLLEUNIS: ‘Ja, bijna elk jaar. Vijf, zes keer heb ik met Roger Petit van Standard aan de tafel gezeten. Iedere keer heeft mijn vader er alles aan gedaan om mij in Sint-Truiden te houden! ‘Jij hebt blauw-geel bloed,’ herhaalde hij steeds, ‘je plaats is bij STVV.’ Hij bleef maar zagen. Iedere keer dat ik met Petit praatte, kreeg ik 2500 euro van STVV omdat ik bleef, dat was het enige positieve aan de zaak.

‘In 1970 kreeg ik een aanbieding van Valencia, zowat 100.000 euro netto per jaar, een contract van vijf jaar. Bij STVV verdiende ik toen omgerekend 20.000 euro. Toen het bekend werd, viel heel mijn familie over mij heen. ‘Je plaats is bij de Kanaries, niet in het buitenland!’, werd er geroepen. (lacht) Dat ik lang – misschien te lang – bij STVV ben gebleven, heb ik volledig aan mijn familie te danken!’

BIER EN J&B

Op den duur ben je dan toch vertrokken?

POLLEUNIS: ‘Ik ben er zeker van dat er genoeg aanbiedingen binnengekomen zijn voor mij, maar dat werd verzwegen, want ze waren toch niet van plan mij te laten gaan. Op mijn dertigste, in 1973, waren ze bereid mij te laten vertrekken, maar daar was een reden voor. Ze dachten dat ik na mijn knieoperatie afgeschreven was voor het topvoetbal. Toch vroegen ze nog 200.000 euro voor mij aan RWDM, maar ze hebben slechts 137.500 euro gekregen. Ik had contacten met de Brusselaars via Eddy Merckx, toen nog supporter van de fusieclub. Ik kwam hem regelmatig tegen in Sint-Truiden, hij had hier vrienden.

‘Ik had nog 12.500 euro te goed van STVV. Voor ik toelating kreeg om te tekenen voor RWDM, moest ik eerst afstand doen van die som. Dat was waarschijnlijk om mij te bedanken voor twaalf jaar trouwe dienst… Bij andere ploegen kreeg men dan een vrije transfer of een benefietwedstrijd! (lacht)

‘Ik ben dan maar akkoord gegaan, want ik wilde absoluut prof worden. Ik heb het mij nooit beklaagd, het was de mooiste tijd van mijn leven! Ik heb er ook goed geld verdiend, 50.000 euro per jaar. Het tweede seizoen zijn we kampioen geworden, puur op wilskracht. We gingen voor elkaar door het vuur. Elke maandag hadden we onze vaste stapavond. We trokken er dan met een achttal spelers op uit, richting Mechelsestraat in Brussel, een straat waar geen gebrek was aan discotheken. Zelfs Johan Boskamp ging geregeld mee op stap, maar die dronk geen alcohol. Hij wisselde tussen fruitsap en Cécémel. Nico de Bree en Jacques Teugels wisselden tussen bier en J&B. De volgende morgen werd er wel keihard getraind onder leiding van Boskamp. Zijn lijfspreuk was: wie kan zuipen, moet ook kunnen afzien!’

Jullie trainer toen was toch Felix Week?

POLLEUNIS: ‘Ja, op papier. Johan Boskamp was de patron. Felix Week paste goed in het plaatje. Hij liet ons maar doen, maakte zich om niets druk. Het enige wat hem interesseerde, was dat er goed werd gegeten. Hij kende alle goede restaurants in België vanbuiten, beter dan hij onze tegenstrevers kende! (lacht) Na zijn tactische bespreking staken Johan en ik de koppen bij elkaar, pasten het boeltje aan en deelden de veranderingen mee aan de andere spelers. Soms zag Week het zelfs niet dat er iets was veranderd aan de veldbezetting – of hij wilde het niet zien, dat kon ook.

‘Iedere week gingen we op afzondering in een hotel in Aartselaar. Week was een voorstander, waarschijnlijk omdat hij zich dan kon volproppen op kosten van de club. Hij bestelde altijd hetzelfde menu. Een grote zeetong als voorgerecht, een gigantische steak als hoofdgerecht en een dame blanche met vier bollen ijs als nagerecht.

‘Na het eten gingen de spelers naar hun kamers, waar tot vijf uur ’s morgens werd gekaart. Na een tijdje zagen wij elkaar niet meer zitten van de sigarettenrook! De titel hadden we dus duidelijk niet te danken aan onze retraites. Felix Week kwam nooit controleren. Zijn motto was: horen, zien en zwijgen. Ik heb hem slechts één keer woedend gezien. Het was tijdens het toernooi van Zaragoza, toen we tegen Bayern München moesten spelen. Het seizoen was bijna ten einde en we waren de dag voor de match tot zes uur in de ochtend op stap geweest. Week zat ons op te wachten in de hal van het hotel. Wij kregen serieus op onze donder en hij dreigde ermee alles tegen onze vrouwen te gaan vertellen als we belachelijk werden gemaakt door Bayern. De Duitsers werden met 5-1 naar huis gespeeld…’

RECHTBANK

Waarom ben je na drie jaar weggegaan bij RWDM?

POLLEUNIS: ‘Mijn contract van drie jaar was ten einde en ik was net geopereerd aan mijn achillespees. Michel Verschueren, de toenmalige manager van RWDM, belde mij op. Ik kon verlengen maar moest wel twintig procent van mijn wedde inleveren – wat ik weigerde. Piet de Visser, die trainer werd, probeerde mij nog te overtuigen om te blijven, maar ik hield voet bij stuk. Dat was dwaas, ik had hun voorstel moeten aannemen.

‘Dan heb ik de stommiteit van mijn leven begaan, ik ging naar SK Tongeren in tweede klasse. De sfeer die daar heerste, was ik niet gewoon. Het liep daar vol met advocaten en rechters, men waande zich op een rechtbank. Ook STVV wilde mij graag terughebben, maar daar wilde ik zelfs niet aan denken. Die 12.500 euro die ze uit mijn zak geklopt hadden bij mijn overgang naar RWDM, lagen nog op mijn maag.’

En dan was er die omkoopaffaire bij Tongeren.

POLLEUNIS: ‘Het begon allemaal nadat we met Tongeren thuis 0-0 hadden gelijkgespeeld tegen Patro Eisden. Ik speelde libero. ’s Avonds op café kwam ik een bestuurslid van STVV tegen, dat ook moest spelen om niet te zakken naar derde klasse, net zoals Patro. We babbelden een beetje en op een bepaald moment zei ik hem dat Tongeren met 3-0 had moeten winnen, doelend op de talrijke doelkansen die we hadden verkwanseld. Die man interpreteerde dat net of wij die kansen opzettelijk hadden gemist, om zodoende een cadeautje te geven aan Eisden. Hij rapporteerde het hele geval aan het bestuur van STVV, dat prompt klacht indiende bij de bond. Een tijdje later kreeg ik een brief van de KBVB waarin stond dat ik mij moest komen verantwoorden in Brussel. Ik nam de hele zaak niet serieus en stuurde mijn kat. Er volgde een nieuwe brief en dan ben ik uiteraard wel gegaan. Er was geen enkel bewijs, de twee clubs werden ongemoeid gelaten, maar ik werd voor drie jaar geschorst. De aanklacht luidde ‘vermoeden tot poging’, wat dat ook moge betekenen. Er zijn een paar mensen die mij hebben geflikt. Ik zweer op het hoofd van mijn zoon dat ik totaal onschuldig ben!’

Tot slot: in 1968 won je al de Gouden Schoen, nu nog een monument op het nieuwe Stayen?

POLLEUNIS: ‘Als men het over het plaatsen van een monument heeft, dan is de persoon over wie men praat waarschijnlijk al dood. Daarom ben ik niet zo enthousiast…’ (lacht)

DOOR GILLE VAN BINST – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Tot vijf uur ’s morgens werd er gekaart. We zagen elkaar niet meer zitten door de sigarettenrook.’ – ODILON POLLEUNIS

‘Johan Boskamp ging mee op stap, maar dronk geen alcohol. Hij wisselde tussen fruitsap en Cécémel.’ – ODILON POLLEUNIS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content