Eerst stopte hij als speler, eind vorig seizoen ook als trainer en nu is Gert Verheyen alleen nog als co-commentator actief in het voetbal. Na twee jaar bloedvergieten bij Club Brugge had hij genoeg gezien. ‘Ze zeggen dat je best niet in zaken stapt met vrienden en eigenlijk geldt dat ook voor het voetbal.’

Napapijri is een Italiaans kledingmerk : zoveel hadden we nog uit de documentatiemap ter voorbereiding van het interview met Gert Verheyen geleerd. Maar een snelcursus Italiaanse uitspraak behoorde niet tot de procedure en dus is het Verheyen zelf die ons terstond terecht wijst als we er niets van blijken te bakken. De j in Napapijri, de naam ook van zijn kledingzaak in een zijstraatje van de zeedijk in Knokke, wordt níet uitgesproken. En wat meer is : het is niet eens Italiaans, maar Fins en het betekent poolcirkel. Gert Verheyen lacht. Maar dan is het aan ons.

Nuchtere Kempenzoon begint kledingzaak in mondaine Knokke : het lijkt wel Gert Verheyen die het Anderlechtshirt aantrekt.

Gert Verheyen : ” (glimlacht) Een imago krijg je opgespeld, maar klopt het wel ? Ik kwam hier vroeger ook al winkelen op zondagmiddag en mijn ouders hebben hier al heel lang een appartement. Knokke is mij niet vreemd. En ik verkoop geen haute couture : dát zou pas ongeloofwaardig zijn.”

Zou je de winkel kunnen doen zonder daarnaast ook iets in de voetballerij ?

“Ik wilde niet absoluut weg uit het voetbal, maar je moet iets vinden dat je even leuk vindt als zelf voetballen en dat is moeilijk. Al de rest is toch net iets minder (lacht). Ik ben een jaar trainer geweest. Ik zeg niet dat het tegen mijn goesting was, het was best een leuk jaar, maar ik dacht ook niet : geweldig ! Terwijl dat commentaar geven echt wel een toffe job is, die ik nooit wil laten vallen.

“Daarom ook ben ik naar iets buiten het voetbal op zoek gegaan. Omdat ik vond dat je niet tegelijk commentaar kunt geven en werken bij een club. Ik voelde me geremd en merkte ook dat men het daar in het voetbal moeilijk mee heeft. Ik kreeg wel eens als reactie : ‘Dubbel werk vandaag, commentaar geven en scouten ?’ Terwijl dat niet zo was : Ferrera heeft me nooit iets gevraagd.

“De winkel kwam op het goede moment. Ik doe het zeker graag. Ik moet alles van nul leren, maar je hoeft geen ingenieur te zijn om in een kledingzaak te werken, hé (lacht).”

Maak je jezelf niet heel hard wijs dat dit is wat je zocht ? Eigenlijk wil jij gewoon graag hoofdtrainer zijn.

“Nee, helemaal niet. Het is een bewuste keuze om geen hoofdtrainer te willen zijn. Dat wist ik al toen ik de beloften ging trainen. Je mag de beste trainer zijn, keihard werken en de beste trainingen geven, als je per ongeluk drie keer na elkaar verliest, ga je er gewoon uit. Dat maakt de job onmenselijk en onrechtvaardig. Na al heel mijn leven week na week beoordeeld te zijn, wilde ik niet opnieuw afgerekend worden. Als ik nu een slechte dag draai in de winkel, staat het ’s anderendaags niet in de krant. Bovendien is het als trainer nog erger dan als speler : als je spelers het verkloten op het veld, sta je machteloos.”

Toch ben je nog beloftetrainer geworden bij Club. Waarom ?

“Omdat het niet zo gemakkelijk is als je stopt met voetballen (lacht). Wat ga je doen ? Het was de gemakkelijkste oplossing om de overgang niet te bruusk te maken, maar eigenlijk had ik moeten durven zeggen : ik bekijk het efkes.

“Ik heb zelf gevraagd om het te mogen doen, maar merkte al redelijk snel dat het niet mijn ding was. De ambitie waarmee de andere trainers bezig waren, van ’s morgens tot ’s avonds met hun computer : zo’n trainer zou ik nooit geworden zijn. Het is voetbal, hé : de bal gaat tegen de paal of hij gaat binnen. Het toeval speelt nog altijd een grote rol. Niet alle details zijn te verklaren door een computer.”

Gek van Emilio Ferrera

Je liep wel helemaal weg met Emilio Ferrera.

(knikt) Klopt. Qua veldtraining vond ik hem zeer vernieuwend. Hij was zeer enthousiast, deed alles met een bedoeling, had overal goed over nagedacht. Echt een heel goede veldtrainer.”

Maar ook een controlefreak, met oog voor details en de wetenschappelijke kant van de sport.

“En toch klopt ook dat imago niet helemaal. Hij is daar zeker mee bezig, maar als je met hem over voetbal praat, gaat het echt wel over het spél. Vooral over het verdedigen. Ik heb altijd trainers gehad die niet verder kwamen dan dat we met vier vanachter speelden. Hoe die vier ten opzichte van elkaar moeten functioneren, heb ik voor het eerst geleerd bij Emilio. Voor Sollied was verdedigen zonder meer verdedigen en zo en zo gingen we aanvallen. Bij Ferrera was het andersom : zo gaan we verdedigen en aanvallen is intuïtie. Van hem heb ik geleerd dat verdedigen mooi kan zijn, iets waarmee ik als aanvaller nooit bezig ben geweest. Het is echt knap om te zien hoe verdedigers zo mooi op een lijn kunnen verdedigen. In dat jaar bij de beloften ben ik vooral daar mee bezig geweest.”

Volgens mensen die het kunnen weten, gaat er aan jou een prima trainer verloren.

“Dat weet ik niet. Je moet ongelooflijk veel ambitie hebben om opnieuw ergens de beste in te willen zijn en dat had ik niet met het trainersschap. Dus moet je er niet aan beginnen.”

Dat onderscheidt je dan van Glen De Boeck, een generatiegenoot.

“Als ik Glen bezig hoor of zie, weet ik direct wat ik mis. Ik heb ook te veel gasten in mijn dichte omgeving met wie ik goed opschiet, zoals Franky(Van der Elst, nvdr) en Willy Wellens en Emilio, te veel zien meemaken. Ook dat jaar met de Caje(Jan Ceulemans, nvdr), René Verheyen ook … Een trainer die pas ontslagen is uit de kleedkamer zien buiten gaan, is echt niet leuk, hoor. Wat dat doet met een mens, is van een hardheid waarvan de buitenstaander geen besef heeft. Zie maar naar wat Vercauteren enkele weken geleden allemaal over zich heen kreeg. Dat wil ik echt niet meemaken. Volgens mij komt het er op aan om als trainer op het juiste moment op de juiste plaats te komen.”

Eenzaam zonder vrienden

Vreemd dat je dat zegt, want was dat niet precies jouw probleem ? Op Club liepen nog te veel ex-ploegmaats rond die jou niet mochten wegens je openlijke afkeuring destijds van Sollieds enige regel, namelijk dat er geen regels zijn. Door dat verleden werd je niet aanvaard in je nieuwe functie.

“Als beloftetrainer heb je niet echt te maken met het reilen en zeilen in een club. Overigens had ik niet zozeer een probleem met de filosofie van Sollied, als wel met hoe spelers zich binnen die filosofie gedroegen. De beloften met wie ik werkte, waren jonge gasten die nooit in de A-kern hadden gezeten. Ik had dus helemaal niets te maken met de A-kern of de trainers daar.”

Maar je was wel close met Franky Van der Elst, die evenmin goed lag bij de spelers en voor wie René Verheyen, wel graag gezien, was moeten opstappen.

“Ja ? Dan hebben ze het wel niet laten merken. Nee, al die zaken hebben geen enkele invloed gehad op mijn beslissing.”

Van der Elst ontslagen, Degryse opgestapt : plots bleef je alleen achter en was het niet leuk meer. Was het dat ?

“Voilà, maar als ik de ambitie had gehad om trainer te worden, was ik wel gebleven, ondanks het feit dat een paar goede vrienden waren moeten vertrekken. Het is een utopie dat je heel je leven met vrienden kan samenwerken. Komt daarbij dat ook Hans Galjé, met wie ik veel contact had, wegging en de club niet goed wist welke richting ze uit wilde met haar beloften. Ik had de problemen al op tafel gelegd : vaak waren we maar met zes of acht spelers en was het bezigheidstherapie.”

Liep je er ook niet wat gefrustreerd bij omdat Luc Devroe, Degryses opvolger, na drie maanden nog altijd geen contact met jou had opgenomen ?

“Ik begreep ook wel dat alle aandacht op dat moment naar de A-kern uitging. We hebben wel eens samen gezeten, maar er moesten eerst belangrijkere zaken worden opgelost bij Club Brugge. De beloften zijn maar de beloften : veel aandacht wordt daar niet aan besteed. Dat heb ik wel gemerkt in dat jaar. Voor de meeste clubs is het er alleen maar omdat het er moet zijn.”

Nooit de vraag gekregen om als adjunct tot de A-ploeg toe te treden ?

“Nee, ik zou het ook niet gedaan hebben. (bedenkt zich) Of ja, toch, Luc heeft me eens de vraag gesteld of ik hulptrainer van de A-kern wilde worden als zich ooit de situatie zou voordoen dat ze er een nodig hadden. Ik heb direct nee gezegd. Glen heeft het wel gedaan op Anderlecht, maar hulptrainer worden van gasten met wie je nog hebt samengespeeld, zou ik in de gegeven omstandigheden niet hebben gewild. Ik kende die gasten veel te goed : ik wist hoe ze dachten en wat ze zegden. Zaken die je normaal nooit te weten komt als trainer, maar die ik nu toevallig wel wist en eerlijk gezegd : ik zou het daar redelijk moeilijk mee hebben gehad.”

Wilde Club Brugge, na alles wat er was gebeurd, ook van jou af ?

“Integendeel. Ik heb nooit het gevoel gehad dat ze me liever zagen weggaan. Ik hoop ook niet dat daar ooit reden toe is geweest. Ik ben een goede vriend van Franky, maar als Franky een probleem heeft met iemand, wil dat nog niet zeggen dat ik met die persoon een probleem heb.”

Ambitie als commentator

Met Van der Elst en Degryse ga je vaak nog fietsen, maar heb je nog contact met Jan Ceulemans ?

“Alleen als ik hem toevallig zie. Vorig seizoen hebben we voor het goede doel een wedstrijd tegen journalisten gespeeld en dan is het heel plezant om achteraf samen een pint te drinken. Ik heb nooit met hem samengespeeld, hij is alleen maar mijn trainer geweest en dan is het contact toch anders.”

Je collega-fietsers kunnen die pint niet meer met hem drinken.

(verbaasd) Franky wel, hoor. En tussen Marc en de Caje komt het ook wel goed. Tijd heelt alle wonden, denk ik. Heel spijtig allemaal, maar dat weet je op voorhand. Ze zeggen dat je best niet in zaken stapt met vrienden en eigenlijk geldt dat ook voor het voetbal. Je weet dat er een moment komt dat het minder gaat en dat er schuldigen moeten worden gevonden. Dan wordt het extra moeilijk als vrienden.”

Het was dus geen goed idee ?

“Eigenlijk niet, nee. Op het moment zelf is het allemaal geweldig, maar eigenlijk moet je er dan al rekening mee houden : wát in het slechtste geval ? Die vraag heeft niemand van ons zich toen gesteld. Je denkt dat het wel zal loslopen en dus hebben we daar nooit over gesproken. Nu goed, het is niet omdat Marc en de Caje nog niet goed overeenkomen, dat ik geen goed contact met hen kan hebben.”

Heb je spijt van dat ene jaar als trainer ?

“Nee, ik weet nu wat het is. Ik mag niet zeggen dat het mijn ding niet is, maar mijn ambitie is het zeker niet. Ik heb er veel tijd en moeite in gestoken, want als ik iets doe, wil ik het zo goed mogelijk doen. Maar ik heb geleerd dat ik niet bezeten ben van het trainersvak.”

Wat niet kan worden gezegd van je tv-job. “Ik wil echt goed worden in het co-commentatorschap”, zei je in een interview.

“Als ik mezelf niet goed vind, ben ik daar achteraf even slecht van als na een slechte match. Daaraan merk ik toch een zekere ambitie. Maar of ik goed ben ? Het is al moeilijk om jezelf te zien voetballen en achteraf je eigen prestatie te beoordelen. Spreken op tv is dat nog meer.

Wouter Vandenhaute had me een jaar voor ik ben gestopt als voetballer, al eens gevraagd of ik dit werk zag zitten na mijn carrière. Ik heb als speler altijd horen zeggen dat mijn tv-interviews goed waren. Dat mag dan zo zijn, live commentaar geven bij een wedstrijd is lang niet zo simpel als het beantwoorden van vragen. Ik heb dit werk nooit onderschat. Stel dat je je vergist in een naam, dat kan gewoon niet. Het heeft me vroeger zelf altijd enorm gestoord als ik een verslaggever daarop betrapte. Maar er bestaan trucjes voor, weet ik nu. Als je niet zeker bent, zeg je gewoon : ‘de verdediger’ (lacht).”

Speculeren is gevaarlijk

Wat vind je van ons kampioenschap ?

“Ik had nog nooit matchen van middenmoters of degradatiekandidaten onder elkaar gezien. Dat was nieuw. Maar een match hoeft niet hoogstaand te zijn om er iets aan te hebben. Ik heb KV Mechelen-Brussels gedaan en om de een of andere reden was het toch een leuke match om commentaar bij te geven. Ik moet ook bekennen dat ik al meer goede dan slechte matchen heb gezien. Misschien komt dat wel omdat je zelf ook bezig bent. Als commentator zit je mee ín de match, heel geconcentreerd, zoals je dat ook bent als speler. Spelers schrikken vaak achteraf : was het nu zo slecht ? Precies omdat ze heel hard hun best hebben gedaan, net zoals een commentator. Als toeschouwer ben je meer ontspannen en heb je toch rapper de neiging om te zeggen dat het slecht was.”

Met welke ogen kijk je nu naar wedstrijden ?

“Ik kijk op twee verschillende manieren. Naar een Champions-Leaguewedstrijd kijk ik puur ontspannen, zonder te analyseren, maar Anderlecht tegen Aalborg was anders omdat ik wist dat ik ze drie dagen later tegen Germinal Beerschot moest doen. Dus dan kijk ik al als commentator. Dat jaar als trainer heeft me daarin enorm geholpen. Als speler was ik vooral met mezelf bezig.”

Straks doet het co-commentatorschap je toch weer verlangen naar het trainerspak.

(lacht) Nu denk ik van niet, maar je weet het nooit.”

Bij Studio 1 op zondagavond treed je ook een keer of vijf per seizoen op als analist. Soms in hachelijke omstandigheden, zoals die keer dat er volop werd gespeculeerd over het ontslag van Frank Vercauteren. Daar was je duidelijk niet mee opgezet.

“Nee, natuurlijk niet. Ik vond dat het te ver ging en ik ben er niet in meegegaan, maar ik had ook meer tegengewicht kunnen bieden en dat heb ik niet gedaan. Omdat ik nog een bleu ben in het vak : zijn we vijf jaar verder, dan zou ik harder weerwerk hebben geboden. Zoals Koen Meulenaere enkele weken later, maar zover ben ik nog niet (lacht). Ik vind dat je als analist of commentator alleen maar mag spreken over feiten. Op basis van speculaties kun je geen tv-programma maken, dat is zeer gevaarlijk. Achteraf is dat ook gebleken.”

Ben je anders naar journalisten gaan kijken ?

“Absoluut. Met wat ik nu weet, zou ik me veel minder druk maken over kritiek dan ik heel mijn leven lang heb gedaan. Nu besef ik dat het maar een mening is van iemand en dat het nergens voor nodig is je daar iets van aan te trekken. Het is allemaal zeer vluchtig : twee dagen later weet niemand het nog. Vaak weet je niet eens meer wat je zelf hebt gezegd.

“In het voetbal heeft iedereen gelijk. Er is niet één waarheid. Alles wat geschreven wordt, is de mening van één journalist en ik hoop dat er zo ook naar mij wordt gekeken : ik heb de waarheid niet in pacht.”

Liever Djokic dan Balaban

Zeg toch nog maar eens gauw wat je van het huidige Club Brugge vindt.

“Ik heb ze gezien op Charleroi en thuis tegen Brann Bergen en Zulte Waregem. Niet erg veel dus. Standard, bijvoorbeeld, heb ik nog maar één keer zien spelen, op Bergen. Als ze mij dus een mening vragen over Standard, ligt dat moeilijk en dan zeg ik dat ook. Na maar één keer mág ik er eigenlijk niks over zeggen.

“Tegen Brann had ik niet het gevoel dat Club besefte dat het om een Europese match ging. Er zat geen spirit in de ploeg. Tegen Zulte heb ik dat wel gezien. De omschakeling van balverlies naar balbezit is ook veel beter dan de vorige twee seizoenen. Dat was een ramp toen. De vorige trainers hebben er heel veel energie ingestoken, maar het hielp niet. Club had bijna geen lopende mensen. Te weinig spelers wilden lopen als de kans bestond dat ze de bal niet zouden krijgen. Dat zie ik nu wel. Brecht Capon mag vijf keer de bal niet krijgen, de zesde keer loopt hij toch opnieuw. Djokic doet dat ook. Sorry, maar dat voetbalt stukken makkelijker …”

… dan met Balaban.

“Voilà. Dus ik zie meer beweging en een betere omschakeling. Er staat weer een ploeg op het veld. Het gaat de goede kant op, het is zeker al beter dan de laatste twee seizoenen, maar geweldig voetbal is het nog niet. AA Gent de eerste weken, dat was écht goed. Ik dacht : die gaan meedoen dit jaar. Maar toen volgde redelijk snel al het klopje. En aan Genk kon je al vroeg zien dat het niet het Genk van vorig jaar was.”

Anderlecht ?

“Ze nemen moeilijk afstand, kunnen een wedstrijd niet onder controle houden. En weinig volk in de zestien meter : dat vind ik hun grootste probleem. Achteraan zit het goed, Biglia ervoor is ook goed, maar dan stokt het.”

Zie je een titelkandidaat ?

“Nee, daar hebben ze allemaal nog te veel problemen voor. Da’s wel leuk : ik heb graag dat het spannend blijft. Vroeger stond ik liever met tien punten op kop, maar met wat ik nu doe, is het best zolang mogelijk spannend (lacht).” S

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content