Zijn aktetas is nooit ver uit de buurt, maar vanavond zal Eddy Snelders, opnieuw assistent-trainer, genieten van Polen-België.

EddySnelders : “Van huis uit zaten wij altijd in de bouwsector. Eerst heb ik alleen maar gevoetbald, daarna ben ik dat gaan koppelen. Op zeker moment kon je, zeker voor mensen van mijn kunnen, niet dermate aan contracten verdienen dat je heel je leven niks anders meer hoefde te doen. Dus heb ik mij eerst ingewerkt in de firma waarin mijn vader vennoot was en ben ik in de laatste jaren van mijn carrière met een vennoot in dezelfde sector een eigen zaak begonnen. Ik was dus in zeker zin concurrent van mijn eigen vader. Concurrent met een kleine c dan, zeker in die tijd.

“Ik kende als speler in Standard geen goeie periode, waarschijnlijk omdat het net iets te hoog gegrepen was voor mij. Daar ben ik tot de gedachte gekomen dat voetbal vrij relatief is. Ik speelde daar een tijd in de reserven met alleen een maandloon en dan zijn de vooruitzichten al een pak minder mooi. Dat zullen nu ook wel genoeg spelers merken. Toen heb ik mij voorgenomen : waar ik ook voetbal, ik ga het combineren met een job. Ik wist wel hoe je een steen moest vastpakken, maar niet hoe je een muur moest metselen, bij wijze van spreken. Dus ik heb mij moeten inwerken. Ik kreeg bij mijn vader administratief werk en om dat gedaan te krijgen, reed ik in mijn Kortrijkperiode zelfs met de trein naar de training om twee uur tijd te winnen en dingen te kunnen nazien. Dan kwam ik met een aktetas – het was zelfs deze, denk ik ( tikt op de tas op zijn bureau, nvdr) – op de club aan. Maar ik moet zeggen : mijn voetballende kwaliteiten zijn er toen niet op achteruitgegaan. Integendeel zelfs, ik maakte toen zelfs in een seizoen eens een doelpunt of achttien.

“Tot nu toe is het me altijd goed gelukt om de kost te verdienen in de bouw, beter dan in de voetballerij, algemeen beschouwd. Voetbal is voor mij altijd een soort roerganger geweest. Proftrainerschap zit er voor mij niet in, gezien de drukte met de zaak, analist bij Canal + kan wel nog. Al is dat ook niet altijd even leuk omdat je toch objectief en scherp moet durven reageren en dan doe je wel eens links of rechts mensen onrecht aan of pijn. Je moet achter je visie blijven staan, anders ga je misschien mensen oneerlijk behandelen. Maar of het altijd honderd procent de waarheid is, dat is iets anders, want in voetbal worden veel waarheden geschreven. Onjuist heb ik, denk ik, iemand nog niet behandeld. Maar ik heb wel eens BarryHulshoff verantwoordelijk geacht voor een nederlaag op Mechelen. Ik stond daar honderd procent achter, maar achteraf dacht ik : ik had het misschien niet zo scherp en overhaast moeten verwoorden. Ik zou het ook niet kunnen appreciëren als ik in het andere kamp stond.”

“Assistent-trainerschap is, net als toen ik dat onder GeorgesLeekens ook was, weer een andere beleving van voetbal. Ik vind dat je dan je eigen mening niet moet blijven vertolken naar buiten uit. Want niets is makkelijker dan een trainer ondermijnen met je eigen mening. Daar moet je dezelfde visie verkondigen, ook al blijven er dingen waar je niet honderd procent achterstaat. Het is een tussenstap die in mijn werk waarschijnlijk nog net combineerbaar is. Ik moet hier op de zaak en bij Canal+ iets afbouwen. Er zullen opnieuw scoutings en afzonderingen komen, die tijd vragen en hier op mijn werk zullen terugslaan. Maar ik heb daar met mijn vennoot zoals vroeger afspraken over gemaakt.

“Enig verschil is dat de zaak ondertussen wel gegroeid is : in plaats van met twee zitten we hier nu met vijf mensen binnen en meer mensen buiten. Dus de avonden bij de tv thuis zullen iets minder talrijk worden en de zondagen meer gevuld met de zaak. Daar werd vroeger thuis wel eens een probleem over gemaakt, maar daar is al over gesproken. Ik ben degene die alles administratief regelt in de zaak – mijn vennoot doet de praktijk. Ik moet dus zien dat alles blijft doorlopen, dat de werknemers betaald worden. Dat zijn dan soms wel eens nachten die ingehaald moeten worden. Dat kan niet elke week, maar af en toe kan ik die effort doen. Mentaal kan ik die omschakeling van voetbal naar werk blijven maken omdat ik op de dode momenten wel vaak bel. Toen ik vijf weken op het WK in Parijs zat, hebben ze de post zelfs naar ginder gebracht. Maar als we straks om twee uur uit Polen komen, ben ik zeven uur op en zal het waarschijnlijk tot één uur ’s nachts zijn dat ik werk. Want die drie dagen, ik moet die ergens inhalen.

Misschien is dat een karaktertrek van mijzelf om op zoveel mogelijk fronten actief te blijven. Voetbal is natuurlijk iets heel gevoelig. Indertijd was dat noodzaak, tot de bouw mijn broodwinning werd en voetbal een intensieve vrijetijdsbesteding. Ik ben 43, ik heb nog een tijd te gaan en ik probeer op zoveel mogelijk fronten actief te blijven omdat ik weet : als ik eenmaal iets loslaat, is er geen weg terug. Dat heb ik gewaar geworden als voetballer : eens je stopt, kan je niet meer opnieuw beginnen. Ik wil die band met het voetbal niet verliezen. Ik probeer zolang ik gezond ben zo hard mogelijk te werken zodat ik misschien iets vroeger kan stoppen dan een ander en het op dat moment nog voor een groot gedeelte kan goedmaken.

“Het leven heeft jou totnogtoe altijd toegelachen, zegt men wel eens. Maar je mag niet vergeten dat ik er veel voor gedaan heb. Er heeft daar altijd een misvatting over bestaan, vind ik, omdat ik meestal lachend en fluitend binnenkwam en de eerste was om een mop te tappen of er eentje te beantwoorden. In mijn carrière had ik veel beperktheden. Qua snelheid haalde ik geen eerste klasseniveau. Ik moest dus veel ’s avonds op mezelf gaan trainen om dat te compenseren. Als ik van mijn vrienden hoor hoe dikwijls zij ’s avonds iets gingen drinken of naar de cinema trokken, dan besef ik dat mijn vrouw bij ons mee de dupe is geweest. Dan vind ik dat daar van de andere kant iets tegenover mag staan, dat je wat mag verdienen, het iets beter kan hebben.

“Maar zeggen dat ik een gelukzak ben, kan je niet, vind ik, want ik heb dan wel de knowhow van huis uit meegekregen, de werkkracht moet je toch zelf opbrengen. Daar ben ik eigenlijk wel fier op, dat we dit konden realiseren. Maar je weet nooit wat de volgende dag zal brengen. Je probeert altijd zekerheden in te bouwen, die je uiteindelijk niet hebt. In het voetbal had ik altijd het geluk van nooit geblesseerd te raken, maar zoals de economische situatie nu is, heb ik angst in de bouw. Zelfs de grootste firma’s, de grootste certitudes, zijn onzeker. Gestructureerde firma’s en banken waarvan je denkt dat ze het imago van je beursvloer maken, krijgen allemaal klappen. Vervalsingen, gefoesjel in de boekhouding. Op den duur denk je : iedereen foesjelt.”

“Angst voor de toekomst heb ik daarom wel, ja. Ik ben ten eerste iemand die vrij pessimistisch is en ten tweede op sommige momenten ook vrij onzeker. Je koopt een deel gronden zonder te weten wat de regering aan maatregelen neemt. Dit is een minder jaar voor de bouwsector, dat word je goed gewaar. De laatste regeringswissel was voor ons bouwtechnisch beschouwd geen goede zaak. Bouwrestricties zijn groter geworden : bouwen wordt moeilijker en duurder. Zeker voor jonge mensen waarop wij vooral gericht zijn. Vroeger hadden ze twee lonen : een om de bouw te betalen en een om van te leven. Nu krijg ik de indruk dat ze met dat ene loon voor de bouw niet meer toekomen. Je moet periodes van een paar jaar vooruitplannen. Vier jaar geleden kon je niet voorspellen dat we nu gronden van toen moeten genereren met veel meer beperkingen. Plus dat je misschien een deel niet kan verkopen, terwijl je ze betaald hebt. Dat zijn een deel onzekerheden die ’s nachts wel eens op mij af komen.

“Nee, ik ben niet die zelfverzekerde man die denkt dat er niets kan gebeuren. Verre van zelfs. Ik zou niet meer slecht slapen, als ik mijn laatste stukje grond verkocht zou hebben. We hebben er nog een aantal in portefeuille, maar op den duur kan de grond zo duur worden dat je hem niet meer kwijt raakt. Dan is het ergste dat je kan overkomen dat ze de boel komen sluiten en geld eisen. Centen waar je hard voor gewerkt hebt. Daar word je in gedachten soms wel eens slecht van. Voetbal is ook onzeker, maar dan ben je met je gedachten even elders. Dat maakt het dikwijls goed.

“Voetbal heb je zelf lang gespeeld, daar ken je de moeilijkheidsgraad van bepaalde zaken en je weet dat, ondanks tactieken die kunnen veranderen, de benadering dezelfde blijft. Je oordeel heb je zelf in de hand, de economie niet. Dus daar ben je zeker in. Op zondagavond komt die muur van het werk op je af, terwijl dat in het voetbal meer met pieken gaat. Maar dat is een deel van je leven geworden. Mocht ik morgen in een zetel in de tuin gaan zitten, ik zou misschien niet kunnen aarden, ook al ben ik niet altijd perfect gelukkig nu met de stresssituaties die er zijn. Maar dat heb je niet te kiezen. Om dat te kanaliseren, kan je eigenlijk alleen maar proberen te presteren. Mensen tevredenstellen zodat je achteraf af en toe eens iets positiefs opvangt. Tot nu toe is dat al vrij aardig gelukt. Maar hoe groter de zaak, hoe meer groeipijnen, hoe meer stress. En je redeneert altijd een beetje tweeslachtig : minder doen, betekent misschien mensen wegsaneren. Dus neem je er stilletjes meer werk bij, voor als er misschien een mindere tijd komt.

“Soms zijn spelers te veel met voetbal bezig. Bij Standard werd ik moe van het denken over hoe het kwam dat ik niet zou kunnen spelen en wat ik eraan kon doen. Want bij jezelf toegeven dat je misschien net tekortschiet, is niet makkelijk. Ik probeer dat wel altijd, maar ik zag toen anderen die ik in mijn visie maar even goed of zelfs minder vond. Nu zou ik dat accepteren, maar toen moest het mijn hoogtepunt worden. Ik schoot tekort en ik was content dat ik weg was. In elke sport zal je toch zelf moeten presteren. Al is je vader Onassis die je in de ploeg koopt. Er zijn toch nog altijd neutrale barrières zoals pers, trainers, neutrale mensen die anders oordelen.”

“Het grote geld op jonge leeftijd verdienen, leidt dikwijls tot gemakzucht. Maar om nu alles over dezelfde kam te scheren, daar moet je toch mee oppassen. Mijn zoon doet er minimaal evenveel voor als ikzelf destijds, maar ik zit er niet genoeg tussen om te zeggen dat de jeugdvoetballer tegenwoordig tam en lui geworden is. Als je op het hoogste vlak wil presteren, zal je je sowieso scherp moeten houden. Dat ze meer verdienen -, is gewoon vraag en aanbod van de vrije markt. Maar de mentaliteit zal misschien wel wat veranderd zijn. In onze generatie keken ze op naar oudere spelers, dat dat nu minder gebeurt is ook een beetje onze eigen fout. Wij jutten ze als reactie op onze eigen jeugd misschien te veel op dat ze zich niet moeten laten doen.

“Maar opvoeding, beleefdheid, voorkomen vind ik bij de jeugd wel heel belangrijk. Wie daaraan niet voldoet, heeft al een klein minnetje en zal moeten presteren om dat weg te krijgen. Ik vind dat je met intelligentie en voornaamheid altijd iets verder kan komen. Als de tendens zich voordoet dat het verloedert, wil dat niet zeggen dat iedereen daaraan moet meedoen, natuurlijk. Wat dat betreft ben ik waarschijnlijk redelijk conservatief. Misschien dat ze mijn kinderen op school wel uitlachten om onze manier van doen, omdat wij vrij strikt zijn als het op respect aankomt.

“Onze Filip is met zijn 24 bij de jongste spelers in Antwerp, die moet niet gaan vertellen aan Leleu wat hij ervan denkt. Hij moet naar hem luisteren, want als je gewaar wordt dat mensen goed bezig zijn, is het moment daar om iets op te pikken. Je eigen mening kan je tien jaar later nog altijd doorgeven. Dat kost niks en dat word je dan wel gevraagd. Je moet dat niet op 17 jaar doen. Als iemand je dan vraagt om de ballen te gaan halen, dan doe je dat, dat is een deel van je opvoeding als voetballer. Uiteindelijk moet je het op het veld bewijzen worden en voor een trainer is het bovendien toch altijd een tikkeltje makkelijker werken met jongens die openstaan, leergierig zijn. Maar goed, iedereen heeft zijn eigen principes.

“Thuis is zo vaak op mijn minpunten gehamerd dat ik op de duur wel moest denken dat het minpunten waren. Dat en faalangst, mja, dat hangt dicht bij elkaar. Er zijn mindere periodes dat je dat inderdaad had. Als je niet in vorm bent, zit je op het randje van faalangst. Dat moet ik eerlijk toegeven. Ik heb dikwijls verschillende weken in een slechte periode gezeten dat je dacht : het lukt niet meer. Mijn oudste kan makkelijker met kritiek om, heeft meer het karakter van zijn bompa.

“In de jeugd zie je vaak schrijnende jeugdzonden en dan wil je ze graag sturen en dan sla je de trainer wel eens over. Ik ben vrij streng bekritiseerd door mijn eigen vader en ik denk dat ik tegenover mijn eigen kinderen ook niet altijd positief ben en eerder de negatieve punten benader dan de positieve. Dat zal waarschijnlijk een familietrek zijn. Na een wedstrijd wordt dat nu realistisch bekeken, maar ik begin makkelijker met de slechte punten. Ik vind : de goeie punten hebben ze om gebruik van te maken, de slechte moeten ze maar verbeteren. Ik zeg altijd : wie de roede spaart, haat zijn kinderen. Als je altijd zegt dat het goed is, maak je het niet. Een moeder probeert de kroost te beschermen als je op de negatieve punten hamert, hé, en dan zagen ze daar wel eens over. Met andere woorden : onze piek van ruzie situeert zich in het weekend, met het voetbal. Nog altijd. Maar wij hebben de kinderen vrij strikt opgevoed en ze weinig bewegingsruimte gegeven.

“Ik herinner me dat ik zelf als jonge gast op Antwerp met een dure wagen van mijn vader naar de training kwam. Voor hem was dat op dat moment een soort erkenning die hij mij gaf. Maar dat is een fout die je in het verleden gemaakt hebt. Alleen op Antwerp kon je daar afgunstige reacties op krijgen omdat men daar extreem redeneert. Maar goed, daar leer je uit. Was het een even dure auto geweest die minder opzichtig was, dan had men er nooit een probleem van gemaakt. Maar ik heb mijn vader altijd weten werken. Dus als je een bepaalde welvaart hebt bereikt waarvoor je hebt gewerkt, kan je daar geen steen naar gooien, vind ik.

“Ik heb mijzelf ook moeten opwerken. Daarom ging ik vroeger ook nooit snookeren of op het kaske spelen omdat ik er geen behoefte aan en geen tijd voor had. Ik had geen contract waarvan je kon zeggen : doe maar op. Wij hadden twee kinderen en dat was allemaal juist uitgemeten. Dat bijverdienen hadden we nodig om ons sociaal statuut iets naar boven te brengen. Ik herinner het mij nog goed : ik had, dacht ik, bij Standard een fantastisch contract, maar als ik het aan het eind van de maand uitrekende, schoot er met de huishuur eraf 40.000 frank over om een vrouw en twee kinderen te onderhouden. Ik begon misschien met 160.000, wat voor die tijd veel was. Ik heb altijd moeten cijferen. Mijn vader was dan wel zogezegd bemiddeld, maar ik heb daar nooit aanspraak op willen of kunnen maken. Mijn vader is eerder degene die zegt : doe het maar zelf. En ik ben niet slecht gevaren met die gedachte.”

door Raoul De Groote

‘Tot nu toe is het me altijd goed gelukt om de kost te verdienen in de bouw, beter dan in de voetballerij.’

‘Proftrainerschap zit er voor mij niet in, gezien de drukte met de zaak.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content