Schrijf Ludo Dierckxsens nog niet af. Samen met zijn goede vriend Gérard Bulens wil de sterke Kempenaar dit voorjaar weer voor vuurwerk zorgen.

April moet de maand worden van Ludo Dierckxsens. Hij wil zichzelf nergens als favoriet naar voren schuiven, maar stiekem droomt hij van Parijs-Roubaix. Bij zijn overstap van Lampre naar Landbouwkrediet-Colnago liet de nestor van het peloton al weten dat van rustig uitbollen geen sprake kan zijn en hij voegde meteen de daad bij het woord in de Franse openingswedstrijd GP Marseillaise. Terwijl sommige renners zich de slaap nog uit de ogen wreven, muisde Ludo er met acht anderen vanonder. Om honderd vijftig kilometer later het werk af te maken in een spurt met Magnus Backstedt. Het peloton peddelde drie kwartier later over de streep. Het recept van sterke Ludo blijft ook het komende seizoen ongewijzigd : kale knikker in de wind, niet omkijken en stampen maar. Achtendertig is Dierckxsens ondertussen, maar in zijn ogen twinkelt de gretigheid van een neoprof.

Eind oktober eindigt het wielerseizoen. Hoe snel zat je terug op de fiets ?

Ludo Dierckxsens : Na een week rust en een week vakantie in Tenerife was het al zover. Met een groepje van een achttal renners hier uit de buurt, met onder andere Tom Boonen en Johan Verstrepen, verkenden we alle bospaadjes in Kasterlee, Herentals en Tessenderlo op onze cyclocrossfiets. Het ging er dan nog losjes aan toe, we fietsten twee tot drie uur per dag. ’s Namiddags vond je me meestal terug in de wielerschool van Rik Van Looy bij Bloso in Herentals om aan de algemene conditie te werken door fitness, lopen en stretchoefeningen. Vanaf december begon het serieuzere werk en was ik met de ploeg op stage in Spanje. Tijdens de kerstperiode probeerde ik zoveel mogelijk in België te rijden met programma’s van Paul Vandenbossche, mijn persoonlijke trainer. Vlak na nieuwjaar volgden stages in Spanje en Italië en daarna ging het seizoen alweer van start.

Train je tijdens het seizoen nog vaak bij ?

De basis leg je in de winter. Tijdens het seizoen heb je het wedstrijdritme en de kilometers al in de benen en train je alleen nog extra hard voor belangrijke wedstrijden. Nu ik ziek geweest ben, moet ik opnieuw een tandje bijsteken om weer het juiste gevoel in de benen te krijgen voor de maand april. Zulke momenten zijn altijd moeilijk. Je moet heel goed luisteren naar je lichaam en jezelf eerst de kans geven om volledig te genezen.

Sven Nijs zag voor het BK veldrijden zijn ouders van de hele week niet omdat ze griep hadden. Neem jij ook zulke voorzorgsmaatregelen ?

Ik begrijp de houding van Sven wel, maar zo ver gaat het bij mij niet. Sommige renners zijn maniakaal met hun vak bezig, maar dat betekent niet dat de anderen geen honderd procent leven voor hun job. Ik heb ook nog een leven naast de sport. Na een zware wedstrijd durf ik gerust op restaurant gaan en een lekker flesje wijn bestellen. Ze zeggen ook dat je geen frieten mag eten, maar als ik er een keer echt goesting in heb, eet ik er wel. Je zal echt niet slechter rijden van een pak frieten. Ik hou met alles een beetje rekening, maar ik ben niet zo extreem als Sven of Dave Bruylandts. Ergens zou ik misschien wel willen dat ik het kon, maar ik vrees dat het dan niet meer prettig leven is met Ludo Dierckxsens.

De afgelopen winter speelde je proefkonijn voor professor Lievens, die de E-MUST ontwikkeld heeft, een toestel dat je spieren versterkt door elektrostimulatie.

De firma Medical Tech, die het toestel samen met professor Lievens ontwikkelde, had al voor de Tour contact met me opgenomen. Ze vroegen me om er onmiddellijk mee te beginnen, maar in samenspraak met mijn dokter heb ik beslist om dat niet te doen. Ik verkeerde in topconditie en je weet maar nooit. Daarom ben ik er direct na het seizoen mee gestart, thuis sloot ik de machine twee keer per dag een half uur aan.

Weet je al of het resultaat heeft geboekt ?

Vlak na het WK heb ik in Herentals testen gedaan met een Biodex-machine, die de kracht in je spieren meet. Na drie weken intensieve elektrostimulatie bleek de test op alle gebieden beter dan ervoor. Mijn hamstring was bijvoorbeeld zestien procent krachtiger. Het gemiddelde percentage lag daar iets onder, maar toch. De E-MUST is natuurlijk geen wondermiddel en vervangt de klassieke trainingen niet. Deze winter heb ik enkel de krachttraining in de fitness overgeslagen omdat de proef anders een vals beeld zou geven. Pas over een jaar zullen we het experiment volledig kunnen evalueren.

Sommigen zullen misschien vinden dat het al wat ver gaat : twee keer per dag elektrische stroomstoten door je benen jagen om beter te kunnen rijden. Hoe ver vind je zelf dat medische begeleiding kan gaan ?

( Ernstig) Ik doe gewoon wat de ploegdokter zegt, niet meer en niet minder. Het is belangrijk dat je de broodnodige voedingssupplementen neemt.

In de Tour van ’99 wist je niet dat je een verboden product had gebruikt voor tendinitis aan je knie. Ben je kritischer geworden ten opzichte van je eigen begeleiding ?

Ik denk dat iedereen zich op de hoogte houdt.

Je houdt het niet nauwlettender in het oog ?

Neen, de dokter weet wat hij doet. Voor mij is dat genoeg.

Je ploegleider is nu opnieuw Gérard Bulens, de man die je in het profpeloton geïntroduceerd heeft. Hoe is het om terug met hem samen te werken ?

Gérard is als een tweede vader voor mij. Hij was de enige die in mij geloofde toen ik op mijn dertigste in het profpeloton kwam en hij is altijd mijn vertrouwenspersoon gebleven. Ik kon hem op ieder moment bellen, niet alleen om over de koers te praten, maar ook om dingen te bespreken die ik iemand anders niet vertel. Gérard kan luisteren en weet altijd raad. Zijn rustige karakter ligt me ook wel, ik hoef al die heisa niet rond mijn hoofd. Ik ben hem heel dankbaar voor alles wat hij voor mij gedaan heeft en die dankbaarheid is wederzijds.

Door je enorme populariteit lag je vermoedelijk goed in de markt. Heb je andere aanbiedingen gehad ?

( Ontwijkend) Daar weet mijn manager, Paul De Geyter, meer over. Toen ik vlak voor de Tour met Pietro Algeri sprak, bleek dat er voor hem geen probleem was om bij Lampre te blijven, maar ik moest nog wachten op een definitief antwoord. Ondertussen had ik ook al contact met Gérard Bulens en dan heb ik de knoop redelijk snel doorgehakt.

Kies je in de komende wedstrijden opnieuw voor de aanval of mogen we toch nog een andere tactiek verwachten nu je in een nieuwe ploeg zit ?

Die aanvalslust heeft altijd in mij gezeten en dat zal er nooit uitgaan. Er is maar één voorwaarde aan verbonden : je moet heel goed zijn. ( lacht) Aanvallen is de enige mogelijkheid die ik heb om een koers te winnen. Echte sprintcapaciteiten heb ik niet en ik ben ook geen renner die de finale kan afwachten zoals een Museeuw of een Van Petegem, die dan kunnen ontploffen.

Waarom slaag je er nooit in om de benen stil te houden tot in de finale ?

Als ik mij de hele koers moet sparen en uit de wind rijden om de laatste kilometers af te wachten, ben ik misschien te zenuwachtig. Om mij mentaal goed te voelen, moet ik mij kunnen uitleven in de koers. Natuurlijk rendeert dat niet dikwijls, maar als ik dan win, is het wel op een mooie manier. De ploegleiding weet dat ik geen specifieke winnaar ben. Voor een sprinter als Tom Steels ligt dat anders : hij moet wel zoveel mogelijk koersen winnen op een seizoen.

Vervelend is wel dat je vaak net naast de hoofdprijs grijpt, zoals vorig jaar in de Ronde van Frankrijk.

Bij iedere deelname in de Tour ben ik voor ritwinst gegaan. Twee jaar geleden klopt Jalabert me nipt in de sprint, vorig jaar was ik er weer twee keer dicht bij. Eerst moest ik het afleggen tegen Kirsipuu en de tweede keer zat O’Grady mee, die ook niet bepaald traag is. Hij speelde het dan ook nog eens heel link toen Halgand vertrok, waardoor die won. Natuurlijk is dat balen, maar elk jaar staan er tweehonderd renners aan de start en die willen allemaal een rit winnen. Er zijn eenentwintig ritten, waarvan twee tegen de tijd en vijf met aankomst bergop. Als ik onder die omstandigheden toch twee keer kan meedoen voor de overwinning, maakt dat me ook heel blij.

Je denkt dus achteraf niet : had ik maar geen blufpoker gespeeld met O’Grady en was ik zelf maar achter Halgand aangereden ?

Achteraf is alles gemakkelijk gezegd, maar in de koers moet je op een fractie van een seconde beslissen. Een moment van twijfel, en het is te laat. Natuurlijk beleef je die nacht de koers opnieuw. Je analyseert alles en probeert er uit te leren.

Koers je dan toch niet zo dom als ze vaak zeggen ?

( Gelaten) Ik koers niet dom. Als ik meega in een ontsnapping, is het altijd met de bedoeling om vooruit te blijven. Ik ga niet op mijn eentje honderd meter voor het peloton uitrijden om na een paar kilometer in te zien dat het niet lukt. Enkel in de finale rijd ik alleen weg. Soms zit je door omstandigheden wel eens vroeg in de koers alleen vooruit en dan krijg je na twintig minuten al spijt, maar ja, terugdraaien is dan ook zo moeilijk, hé. ( lacht) Dan denk je gewoon de hele tijd : Godverdoeme, wat heb ik nu weer gedaan ?.

Al eens voorgehad ?

Euh… In ’98 heb ik mij in de Ronde van Spanje eens moeten laten inlopen. Ik zat alleen op kop, Jean-Luc Vandenbroucke komt naast me rijden en zegt : “Ludo, laat je maar inlopen, dat gaat hier niet door.” Toen was ik wel kwaad op hem. Ik had hele goede benen en dat kan hij niet voelen in mijn plaats. Hij had me gewoon moeten laten rijden.

Hoe bepaal je het moment in een wedstrijd waarop je demarreert ?

Je moet het doen zoals de mannen van Quick Step in de Omloop Het Volk : rijden tot iedereen op het tandvlees zit – à bloc, zoals wij zeggen – en dan nog een tandje bijsteken. Ik wacht vaak op het moment dat er al tien, vijftien keer gedemarreerd is en ik bij mezelf denk : Goh, nu rijden ze toch hard. Als ze dan nóg eens versnellen, kan je wegrijden. Je moet jezelf dwingen om nóg harder te rijden, om door die mentale grens te gaan. In het begin is er alleen maar pijn, maar eens je vooruit bent, hoor je de aanmoedigingen van het publiek en denk je aan de aankomst. Zeker in België geeft dat een fantastisch gevoel.

Je bent laat beroepsrenner geworden en hebt daarvoor altijd als arbeider gewerkt. Ben je daardoor mentaal sterker dan renners die nooit iets anders gekend hebben dan de fiets ?

Doordat ik niet van jongsafaan honderd procent voor de fiets heb geleefd, had ik als prof nog een grote groeimarge. Veel jonge renners zouden er beter van worden als ze eerst twee of drie jaar zouden gaan werken. Nu zetten ze op achttien, negentien jaar alles op alles om beroepsrenner te worden. Soms slagen ze daarin, maar breken ze niet echt door in het profpeloton. Als je te jong alles op de fiets zet, hou je te weinig reserve over om de stap te zetten.

Hoe belangrijk is de steun van je gezin voor jou ?

Je moet altijd iemand hebben die achter je staat, die je oppept op momenten dat het niet goed gaat. Mijn vrouw Carine heeft me heel veel steun gegeven toen ik vlak voor het openingsweekend ziek werd. Mijn zoontje woont bij mijn ex-vrouw, maar ik probeer hem zo veel mogelijk te zien en bel hem regelmatig op. Vlak voor de Marseillaise vroeg hij : “Wanneer ga je nog eens winnen, papa ?” Ik heb hem toen gezegd dat ik voor hem nog eens zou winnen en als dat dan lukt, is hij heel fier.

Je kan er niet goed tegen dat vrouwen van wielrenners als brave huismoedertjes gezien worden. Hebben we hier te maken met een geëmancipeerde man ?

( Verbaasd) Of ik geëmancipeerd ben ? Iedereen moet plezier hebben in het leven, ook je vrouw. Carine moet van mij niet altijd thuisblijven, zo ben ik niet. Ik kan best zelf mijn kleren in de wasmachine steken na een training, de afwas doen of spaghetti klaarmaken, dat heb ik overigens altijd al gedaan. Het is niet zo dat ik direct met mijn luie kont in de zetel ga liggen.

Wat zijn je verwachtingen voor het komende seizoen ?

De komende weken zijn voor mij heel belangrijk. Eerst de E3 Prijs in Harelbeke en de Brabantse Pijl en dan die cruciale maand april. Met de Driedaagse van De Panne, de Ronde Van Vlaanderen, Gent-Wevelgem, Parijs-Roubaix, de Scheldeprijs en de Amstel Gold Race. Daarna volgt de Giro. Ik hoop op een superdag in een van die wedstrijden, zodat ik kan meedoen voor de overwinning of zelfs als eerste over de streep kom.

Je hebt geen bepaalde wedstrijd op je verlanglijstje staan ?

Mij zul je niet horen zeggen dat ik Parijs-Roubaix ga winnen, maar het is een wedstrijd die me wel aanspreekt. Voor de Ronde van Vlaanderen geldt dat ook, maar daar moet je heel explosief voor zijn. Parijs-Roubaix is meer iets voor een diesel met een groot uithoudingsvermogen, zoals ik.

Welke weersomstandigheden heb je het liefst ?

Voor mij moet het niet regenen. Ik ben geen echte Flandrien die tegen regen en wind inbeukt. Eerlijk gezegd denk ik niet dat er veel renners te vinden zijn die houden van regen en wind. Slecht weer maakt de kans op valpartijen groter en telkens heb je toch het risico dat je iets breekt.

Willen organisatoren de wedstrijd vaak niet te spectaculair maken ?

Op sommige parcours is het onwaardig of zelfs levensgevaarlijk rijden. De laatste jaren kan je ook niet meer van voorbereidingswedstrijden spreken, iedere organisator wil zijn koers nóg aantrekkelijker en nóg zwaarder maken. De UCI geeft de opdracht om de wereldbekerwedstrijden in te korten, maar toch selectief te houden. De Ronde van Vlaanderen is nu tien kilometer korter, maar er zijn drie hellingen plus een paar kilometer kasseistroken bijgekomen. Ik denk niet dat zoiets nodig is. De Ronde is sowieso al lastig. Waarschijnlijk willen ze dat we één voor één binnenkomen, maar het is toch de bedoeling dat de renners de koers maken ?

Je bent 38. Als je je zwaar blesseert bij een valpartij, kan het heel moeilijk worden om nog terug te komen, zoals bij Andrei Tchmil gebeurd is. Heeft de manier waarop hij uit het peloton moest verdwijnen je geraakt ?

Zeker, ik heb Andrei in 1998 bij Lotto leren kennen en heb altijd naar hem opgekeken. Uiteindelijk heeft hij zijn carrière op een hele waardige manier afgesloten met ritwinst in de Ronde van België. Die perikelen bij Lotto zijn eigenlijk bijkomstig, maar ik vind dat Andrei dat heel goed heeft aangepakt. Hij is iemand van zijn woord. Toen ze achteraf bij Lotto zeiden dat ze hem zouden doorbetalen en er zelfs akkoorden gemaakt werden met minister Daems, kwam de gentleman in Tchmil naar boven en zei hij dat hij nu ook geen medelijden meer hoefde. Dat vond ik heel mooi van hem.

Je contract bij Landbouwkrediet loopt tot 2004. Zet je er dan een punt achter ?

Dat ligt nog niet vast, ik heb voor twee jaar getekend en dan zullen we een evaluatie maken. Ik wil ook niet meerijden om de hoop te vergroten.

Is het je droom om te stoppen na een grote overwinning ?

Veel mensen zeggen dat je direct na een mooie overwinning moet stoppen, maar ik denk niet dat ik dat zou kunnen. Stel dat ik dit seizoen Parijs-Roubaix win, waarom zou ik er dan mee ophouden ? Voor mij is het pas gedaan als het hoofd niet meer mee wil.

door Loes Geuens

‘Veel jonge renners zouden er beter van worden als ze eerst twee of drie jaar zouden gaan werken.’

‘Op sommige parcours is het onwaardig of zelfs levensgevaarlijk rijden.’

‘Stel dat ik dit seizoen Parijs-Roubaix win, waarom zou ik dan stoppen ? Voor mij is het pas gedaan als het hoofd niet meer mee wil.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content