Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Met zijn eerste treffer na nieuwjaar leidde Ivica Mornar Anderlecht in het bekerduel voorbij Sint-Truiden. De komende zes maanden worden beslissend, zegt hij. ‘Was ik trainer, ik stelde mezelf altijd op.’

Nu doelpuntenmachine Nenad Jestrovic nog even naar zijn scherpe benen lijkt te zoeken en Anderlecht als een trage diesel op gang komt in het nieuwe jaar, wekt Ivica Mornar sterk de indruk dat hij van de afwezigheid van Aruna Dindane gebruik wil maken om zijn stempel op het Brusselse spel te drukken. Tegen Westerlo vooral nog als aangever, al konden Jestrovic en Ki-Hyeon Seol zijn voorzetten niet in doelpunten omzetten (“Als ze wat beter afwerken, ben ik de held van de wedstrijd”, baalde hij ’s anderendaags, “nu telt het allemaal niet, verliezen we en dan heeft niemand goed gespeeld”), twee dagen later als afwerker. Bij dat ene doelpunt, na een individuele actie van Seol, bleef het ook, zodat de return volgende week in Sint-Truiden nog een dubbeltje op zijn kant wordt.

Het verhaal van de nederlaag tegen Westerlo is volgens Ivica Mornar het verhaal van zovele wedstrijden op Anderlecht. “Een ploeg die een muur optrekt en dan snel countert. Als wij niet vlug scoren, kan dat een probleem worden. In het andere geval winnen we zo’n partij meestal makkelijk. Ik vond onze balcirculatie lang niet slecht, de kansen zijn er ook gekomen, alleen zat het tegen bij de afwerking.”

De kritiek achteraf vond hij dan ook niet helemaal terecht. ”Er moest wéér veranderd worden ? Waarom, vraag ik me dan af, we hebben toch iets laten zien ? Soms krijg je een verkeerd beeld van een wedstrijd : je kan drie keer op doel schieten, twee goals maken en denken je een schitterende wedstrijd hebt gespeeld, maar schijn bedriegt. Buitengewoon was het niet, maar ook niet zo slecht als sommigen willen doen geloven. Ik vind het ook onterecht dat er naar de spitsen gekeken werd. Ook de verdediging ging immers niet vrijuit tegen Westerlo. Als we in de Belgische of de Uefabeker verder willen komen, mogen we ons niet meer zo makkelijk laten passeren.”

Twee dagen na het interview werden Mornars wensen verhoord. Tegen STVV kreeg Anderlecht minder kansen, maar zelf gaf het er achterin ook niet eentje weg.

Veel plezier beleefde Anderlecht nog niet aan Ivica Mornar, sinds die vorig seizoen in laatste instantie de selectie kwam versterken. Hij kende een kwakkeljaar. Vaak werd hij gehinderd door een blessure aan de linkerknie, wat uiteindelijk in mei tot een operatie leidde, nadat hij in eigen land vruchteloos had gerust en gerevalideerd. Dit seizoen begon hij aan de competitie met een trainingsachterstand. Vervolgens viel hij op de zevende speeldag, eind september, uit met een letsel aan de rechterknie. Vijf keer had hij al gescoord op dat moment.

Pas in de laatste wedstrijd voor de winterstop stond hij er terug. Maar een gelukkige speler was het niet. “Eigenlijk was ik begin november al weer fit, maar als de trainer vindt dat hij me niet kan gebruiken, wat moet ik dan doen ? Ik kan alleen respect voor hem opbrengen, ook al ben ik het niet met hem eens. Ik had kraakbeenproblemen, slikte medicijnen, vond mezelf voldoende hersteld, maar de trainer vond dat ik een langere voorbereiding nodig had.”

Hugo Broos wees hem op zijn gesukkel van het jaar voordien. Ook toen vond Mornar dat hij fit genoeg was om te spelen terwijl hij nauwelijks trainde en daar cash voor betaalde in de vorm van een operatie. “Dat wilde de trainer deze keer vermijden,” beseft de speler, “ook omdat ik, in tegenstelling tot alle beloften, na de operatie nog altijd iets voelde. Daarom zat ik in het begin van het seizoen niet goed in mijn vel. Ik begon later aan de trainingen, trainde apart en zag intussen dat de voorbereiding niet naar wens verliep. De trainer vond dat ik eerst een goede basis moest hebben, zodat ik het tempo kon aanhouden.”

Een verdedigbaar standpunt, dat de Kroaat echter maar moeilijk aanvaardde. “Ik had het er lastig mee, omdat niemand er echt veel over zei. Ik weet graag weet wat er aan de hand is, ik hou van mensen die praten en echte argumenten aanreiken. Oké, er zijn superieuren, en je moet je schikken naar hun ideeën, maar in een voetbalploeg zijn de spelers de belangrijkste mensen. Zij zijn de acteurs naar wie de mensen komen kijken. Ik speel sedert mijn zeventiende in een eerste ploeg, mij kan je niks meer wijsmaken, zeker geen stommiteiten. Kom je af met goeie argumenten, dan accepteer ik dat. Want ik werk in de eerste plaats voor mezelf. Alleen als ik dat goed doe, kan ik de club iets geven. Spelen voor 30.000 man is schitterend, maar zonder trainen gaat dat niet.”

Precies dat laatste werd hem vorig seizoen verweten : dat hij te veel trainingen miste, maar zichzelf toch altijd wedstrijdfit verklaarde. “Ik kón niet trainen,” verdedigt Mornar zich, “maar ik speelde uit respect voor Aimé Anthuenis. Halverwege het seizoen had ik een hoop persoonlijke problemen : mijn moeder was zwaar ziek, er waren zaken waar ik liever niet over uitweid en er was die blessure aan de knie. Aimé wist alles en zei : geen probleem, als je je klaar voelt, speel je. Als zo’n man in spitsennood komt en vraagt of ik wil spelen, kan ik moeilijk neen zeggen. Ik dacht neen, maar zei ja. De dokter steunde mij daarin, door te spelen zou de blessure niet verergeren. Maar ik stelde vast dat ik de dag na een wedstrijd niet kon lopen en dat het drie dagen duurde voor de inspanning uit mijn lijf was. Baseggio had dezelfde blessure, maar met hem hebben ze minder getwijfeld : hij ging direct onder het mes.”

Begin dit seizoen, net voor de ploeg in Antwerp haar eerste nederlaag opliep, zei hij nog dat Anderlecht kampioen zou worden. Waar liep het fout ? Ivica Mornar : “De aanpassing aan een nieuwe trainer en het zoeken naar evenwicht. Een ploeg is zoals een boot met de trainer als kapitein en de spelers als matrozen. Het duurt even voor zo’n boot op snelheid is en in evenwicht. De trainer heeft lang gezocht, had wedstrijden nodig, moest wisselen, aanpassen. Welke club heeft de laatste jaren goed gespeeld ? Anderlecht : omdat het de tijd kreeg om aan een ploeg te bouwen. En nu is het Club Brugge : al drie jaar onder Sollied. Veranderen van trainer kan voor vreemde ontwikkelingen zorgen : Barcelona wint alles in de Champions League, maar staat pas tiende in de Spaanse competitie. Misschien zitten wij gewoon in een periode van stabilisatie. Duidelijk is alleszins dat een ploeg niet van één speler afhankelijk mag zijn : van de doelpunten van Nenad, de assists van Seol, of van Baseggio.”

Volgend weekend komt Standard naar Brussel. Zijn ex-ploeg. “Anderlecht is een ploeg waar veel druk heerst. Daarom ook falen hier soms spelers die van een kleine club komen, omdat het niet makkelijk is om met die druk om te gaan. Het probleem is dat ze hier nooit tevreden zijn. Speel je goed, dan is de tegenstander zwak; verlies je, dan is het crisis ! Standard is anders, met veel meer euforie, veel warmer. Het probleem daar is dat je er moeilijk een tactiek kan uitstippelen, omdat je er altijd moet aanvallen en winnen. Je kan er nooit eens zeggen : vandaag leunen we achteruit, wachten we af en gaan we counteren. Ze zijn slecht aan het kampioenschap begonnen, maar sluipen nu toch dichterbij. We moeten gewoon winnen.”

Anderlecht-Standard is ook de laatste wedstrijd dat Aruna Dindane geschorst is. Hoe voelt hij zich in de concurrentiestrijd op de rechtse flank ? Mornar : “Ik kijk niet naar dat duel Aruna of ik. Ik zie het ook niet zo eng : als ik goed speel, heb ik mijn plaats in de ploeg, ongeacht de concurrentie. Was ik trainer, zeg ik altijd al lachend, dan stelde ik Mokka altijd op. Omdat ik in hem geloof.” Het invullen van de verdedigende taken blijft wel nog een probleem. “Zegt men, ja. Zolang ze niet verwachten dat ik de bal uit de voeten van Zitka kom halen en het dan voorin afmaak… Ik wil best afhaken en mee komen werken, maar ik ben toch vooral iemand voor de ruimte.”

Hij geeft wel toe, dat met hem de 4-3-3-veldbezetting anders wordt ingevuld dan met Aruna.. “Op links blijft Seol wat meer hangen, terwijl ik wat dieper blijf, naast Nenad. Ik ga ook graag eens door het centrum. In principe zou ik de positie van Nenad af en toe moeten kunnen overnemen, maar dat hebben we nog niet vaak gedaan omdat we nog niet zo vaak met mekaar samenspeelden. En in defensief opzicht moet je zien dat je niet te veel uit positie loopt.”

Waar Ivica Mornar absoluut van baalt, is hoe op Anderlecht na de wedstrijd vaak met het vingertje naar elkaar wordt gewezen. “Het was die of die, het lag aan het middenveld… Ik lees of hoor soms verklaringen van mijn ploegmaats die ik moeilijk kan appreciëren. Als we winnen, hebben we zogezegd un bon groupe, maar als we verliezen, is het die of die… De beste vrienden moet je niet zijn, maar mekaar helpen, wat goeie wil tonen, dat kan niet zo moeilijk zijn. Ik hoor hier veel beschuldigingen, maar wacht al anderhalf jaar op het moment dat er in onze groep iemand opstaat, die zegt : het was mijn schuld ! Iemand die eerlijk is met zichzelf en zegt : sorry jongens, ik heb een foutje gemaakt.. Iemand die zijn verantwoordelijkheid opneemt. Zitka is een van de weinigen die het durft, omdat het ook overduidelijk is als een keeper een fout maakt. Voor een veldspeler ligt dat soms moeilijker. Gaat een spits die goed speelt, maar kansen mist, in de fout ?”

Dat is Mornar, de spits, altijd recht op doel af. Hij lacht : “Ik ben iemand die optimistisch is, die altijd lacht en zingt en probeert te genieten van het leven. Je moet met mij niet rond de pot draaien. Na een match keuzes uitleggen doe ik niet graag, je neemt een beslissing en daar sta je achter. Ik ben wel minder explosief in mijn uitlatingen en reacties geworden dan vroeger, zowel naast als op het veld. Op dat vlak moest ik kalmeren.”

door Peter T’Kint

‘Ik wacht tot de eerste speler hier zegt : het was mijn fout.’

‘Ik hou van mensen die praten en échte argumenten aanreiken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content