We nemen een kijkje in de omgeving waar de doelman van Club Brugge opgroeide en leerde voetballen. Een bij momenten ontluisterend en ontroerend verhaal.

‘Ik heb gejankt van Reims tot Parijs.’ Jean-Philippe Vieville is een vat vol emoties. Om kort te gaan: hij is de man die Ludovic Butelle gemaakt heeft. Hij huilde onderweg op de dag dat zijn ‘goeie jongen’ – een uitdrukking die hij zeker een dozijn keer zal gebruiken – met FC Metz de finale speelde én won van de Coupe Gambardella in het Stade de France in 2001. De Gambardella is de beker van Frankrijk voor U19 en een heus monument bij onze zuiderburen. Dan wil je al eens wenen… ‘En dan was er ook zijn allereerste match in de Ligue 1, op het veld van Lyon. Metz werd weggespeeld met 4-1, doelpunten van Sidney Govou en Sonny Anderson, maar wat een herinnering voor mij. Hij speelde in de Ligue 1, mijne jongen!’ Hij slikt eens en voegt eraan toe: ‘Als je bedenkt dat ik hem heb weggehaald van hier…’

De man die geloofde in de kwaliteiten van Ludo, rijdt met ons door de buitenwijken van Reims, Les Châtillons, waar ze buren waren. Niet bepaald een rijke buurt… Een immens aantal identieke appartementsblokken. Je kunt raden dat werkloosheid hier een vaste job is. We passeren langs een schooltje. ‘Twee onnozelaars van vijftien jaar hebben hier onlangs brand gesticht’, gooit Vieville eruit. We stoppen even om foto’s te maken van het ‘rode veldje’, een gravelterrein met iets dat op goals lijkt, gelegen tussen enkele van die woonblokken. De ’tweede vader’ van de Brugse goalie blijft niet in de wagen zitten. ‘Beter dat ik even meeloop. Er gaan hier nogal wat drugs om.’ Wanneer we bij het veldje aankomen, merk je dat enkele jongens die daar een balletje trappen hem goed kennen. Hij is een bekend figuur in de wijk. Een man die een deel van zijn leven opgeofferd heeft voor het clubje uit Cormontreuil, een naburige gemeente, waar Ludovic Butelle begon te voetballen.

DE PALLETTEN VAN CAILLOT

De streek rond Reims staat er niet om bekend dat ze al veel topvoetballers heeft voortgebracht. Wanneer we op een terrasje in het stadscentrum met Yohann Cagniart spreken, misschien wel de beste jeugdvriend van Butelle, zien we Emmanuel Petit voorbijlopen, de middenvelder die met Les Bleus wereldkampioen werd in 1998. ‘In de recente geschiedenis van Reims heb je Ludo, Robert Pirès en Lucas Deaux, dat is het zowat’, zegt Yohann Cagniart.

Yohann en Ludovic hebben jarenlang alles samen gedaan: voetballen bij Cormontreuil, op straat rondhangen, school… ‘Maar de school, dat was niet zijn ding’, lacht Yohann. ‘Laten we zeggen dat hij net genoeg deed om erdoor te zijn. Als je hem zou vragen wat hij zou gedaan hebben mocht hij geen profvoetballer zijn geworden, dan denk ik niet dat hij daar een antwoord kan op geven.’ Jean-Philippe Vieville bevestigt dat: ‘Ik heb hem vaak gezegd: je doet het niet goed op school, dus als je niet wil eindigen tussen de palletten van Transports Caillot kun je maar beter je uiterste best doen om te slagen in het voetbal.’

‘Hij was echt dol op sport’, gaat Yohann voort. ‘Hij was erg goed in basket. Het gebeurde dat hij ’s morgens op straat voetbalde, ’s middags op een basketbalbalveldje stond en ’s avonds ging tennissen. Er waren nogal eens opstootjes in de buurt, soms werd er flink geknokt, maar hij had helemaal geen vijanden. Ik heb hem nooit in een gevecht verwikkeld gezien, van zodra het link werd nam hij wat afstand. Hij was geliefd, zowel op de club als in de wijk. Mijn ouders hielden er bijvoorbeeld niet zo van dat ik ’s avonds nog buitenkwam. Als ik dan vroeg om eens te gaan bowlen, dan hielp het altijd als Ludo meeging. Soms kwam hij niet, maar deed ik alsof het wel zo was…’

‘Hij kon me enorm op de kast jagen door op rolschaatsen naar de training te komen’, vertelt Jean-Philippe. ‘Ik berispte hem elke keer, probeerde hem te doen inzien dat het gevaarlijk was.’ Hun vriendschap begon toen hij zich bezighield met de jeugdploegen van Cormontreuil. ‘Mettertijd werd hij kind aan huis. Bij hem thuis was het niet altijd gemakkelijk, ze hadden het niet breed. Het gebeurde dat ik hem kleren gaf en ik heb hem ook zijn eerste voetbalschoenen cadeau gedaan, die ik in een discount kocht.’

GEEN MEDELIJDEN

Ludovic Butelle vertelde ons onlangs over het litteken uit zijn jeugd: het vertrek van zijn vader, die hij van de ene dag op de andere niet meer zag. Het was vrij bizar, zijn vroegere ploegmaat en zijn ex-coach weten er ook het fijne niet van. ‘We woonden in een wijk van harde jongens en harde jongens lopen niet met hun gevoelens te koop’, zegt Yohann. ‘We hadden hier niet de gewoonte om te zeggen: ‘Ik zie je graag.’ Ludo en ik zagen elkaar graag maar zeiden dat nooit… We waren vrienden die eerder ruzieden dan tekenen van affectie te tonen. Op een dag merkte ik dat hij ergens mee zat. Ik vroeg hem wat er scheelde. Hij zei gewoon: ‘Bwa, mijn opa is net gestorven.’ Als ik er niet naar gevraagd had, dan had hij het misschien niet eens verteld, ook al brachten we samen veel tijd door. Wat het vertrek van zijn vader betreft: ik wist er vaag wel iets van, maar ik begreep goed dat hij er niet wilde over praten. Hij wou waarschijnlijk niet dat we medelijden met hem hadden.’

De grote club uit de buurt, Stade Reims, probeerde elk seizoen om hem in te lijven. ‘Elke zomer zeiden ze me: je moet zeker naar ons komen’, vertelt Butelle. ‘Maar ik hield niet zo van hun mentaliteit, ik had een andere kijk op voetbal. telkens kwamen ze opnieuw met dezelfde argumenten: ‘Wij spelen in nationale, bij ons kun je tegen Auxerre spelen, ze zullen je opmerken, het kan een springplank zijn…’ Maar neen, ik bleef liever bij mijn maten in Cormontreuil. Als ik naar matchen van de eerste ploeg van Stade Reims ging kijken, zag ik als die jongeren van de club pronken met hun officiële training. Ze waren niet verplicht om die te dragen, ze wilden alleen maar tonen dat ze daar speelden. Als we een toernooi speelden tegen hen, dan stonden hun ouders voortdurend langs de lijn te roepen en druk te zetten op hun kinderen. Dan bleef ik liever de kleine lieve jongen uit Cormontreuil. Elke zondag maakten wij plezier en soms klopten we zelfs grote ploegen.’

‘Ludo was bang dat hij op een zijspoor zou geraken bij Stade Reims’, zegt Yohann. ‘De club had de reputatie om de beste jongeren uit de streek aan te trekken, maar die haalden nooit de eerste ploeg – dat is gewoon een historisch feit.’

EEN SCOUT VOOR ADEBAYOR

Eind jaren negentig keert het lot. Jean-Philippe Vieville schrijft Ludovic in voor een testtraining van FC Metz. ‘We zijn vertrokken in mijn ouwe Renault Super 5 die bijna niet meer vooruitkwam. Zodra we daar waren, kregen we te horen: ‘Het spijt ons, er is een vergissing gebeurd. Hij is niet ingeschreven en er is geen plaats meer.’ Ik heb hen gesmeekt: ‘Dat kunnen jullie die jongen niet aandoen! We hebben een tocht van 200 kilometer achter de rug!’ Uiteindelijk hebben ze hem toch laten meedoen met de testen. Toen we Metz verlieten, wisten we niet of ze hem gingen nemen. Als twee onnozelaars zijn we terug richting Reims gereden… Enkele dagen later hebben ze me gecontacteerd, ze hadden interesse. ‘We zouden wel een dwaasheid begaan hebben als we die jongen niet genomen hadden’, zei een jeugdverantwoordelijke me later.’

Bij FC Metz beleeft hij de voltooiing van zijn opleiding, de Gambardella, de overstap naar de profs, het debuut in de Ligue 1 en ook wedstrijden met de Franse beloften. ‘In onze wijk wilden we allemaal voor de nationale ploeg spelen’, zegt Yohann. ‘We droomden meer over dat tenue dan over een carrière. We vonden die shirts van Les Bleus zo mooi! Net na zijn eerste wedstrijd met de beloften belde Ludo me: ‘Het is zover, hé, ik heb het tenue!’

Uit de periode bij Metz herinnert Jean-Philippe zich nog een familiale anekdote. ‘Op een dag belde hij me, in zak en as: ‘Ik heb mijn trein naar Metz gemist, ze gaan me vermoorden.’ Ik stond net op het punt om naar het doopsel van een neefje te vertrekken. Ik heb tegen mijn vrouw gezegd dat ze maar zonder mij moest gaan, dat ik zo snel mogelijk zou nakomen. Ludo en ik zijn in mijn auto gesprongen en ik ben op en neer geracet om toch nog het feest te halen – 400 kilometer in een recordtijd…’

De jaren in Metz eindigen op een grappige manier. Wanneer Butelle het vertelt, moet hij er nog altijd om lachen: ‘Na een match verlaat ik het stadion en staat er op de parking een gast op mij te wachten die me een pen en een stuk papier geeft. Ik denk: die wil een handtekening. Maar neen, hij toont me zijn visitekaartje van scout voor Valencia en hij vraagt me of ik mijn naam, voornaam, geboortedatum, de naam van mijn makelaar en diens telefoonnummer wil opschrijven. Ik kon het bijna niet geloven. Maar kort nadien nam Valencia contact op en is Rafael Benítez me verschillende keren komen bekijken. later kwam ik te weten dat die scout eigenlijk voor Emmanuel Adebayor gekomen.’ Voor de goeie jongen is dat het begin van een lang Spaans avontuur.

GEEN INTERESSE IN EEN PALMARES

Wat is er vandaag nog over van de club uit Cormontreuil? Wat herinnert hier nog aan Ludovic Butelle? Yohann Cagniart vertelt dat zijn jeugdkameraad er een jaar of twee, drie geleden nog eens is langs geweest ter gelegenheid van een jongerenstage. ‘Een manneke zei tegen hem: ‘Ik ga een penalty geven.’ Ludo had zijn gewone kleren aan en een net hemd, maar toch ging hij in doel staan en begon hij te duiken. Zoiets moet je hem geen twee keer zeggen – hij ziet dat als een uitdaging. In de tijd dat we samen speelden, wist hij altijd wel iets te zeggen als hij een goal binnenkreeg. Dan kwam hij met excuses als: ‘je hebt geluk gehad’ of ‘ik stond nog niet klaar’. Hij gaf alles om te winnen, maar mokken deed hij nooit lang.’

Ons tochtje met Jean-Philippe Vieville is bijna ten einde. Hij toont ons het flatgebouw waar Ludovic Butelle opgroeide. Nadien rijden we naar het trainingscentrum van Cormontreuil en het Serge Lécrinierstadion. Dat is erg bescheiden. De eerste ploeg speelt in de Division D’Honneur. Die ‘eredivisie’ is het zesde niveau in Frankrijk, een beetje vergelijkbaar met onze eerste provinciale. De voetbalvader van Ludovic maakt geen deel meer uit van de club. ‘Ze zijn hier ondertussen alle waarden kwijt.’ Na zijn vertrek heeft hij voor Rennes gewerkt als scout in het noorden van Frankrijk. Hij zou het wel zien zitten om ooit in dienst te treden van een club als Brugge. Hij dacht trouwens actief mee toen Club Brugge afgelopen winter kwam aankloppen bij zijn poulain. Ook PSG toonde immers interesse. ‘Maar over dat aanbod heeft hij zelfs niet nagedacht’, weet Yohann nog. Hij wist dat hij daar als tweede keeper zou naartoe gaan. Wat hij wil, is elke week spelen. In Parijs mocht hij misschien eens een bekerwedstrijd spelen af en toe. Hij zou er een palmares verworven hebben, maar dat interesseert hem niet. Jean-Philippe Vieville: ‘Hij belde me op om te zeggen dat hij naar België kon, naar Club Brugge, en vroeg me wat hij moest doen. Ik heb toen op het internet wat informatie gezocht over die club. Ik begreep dat hij daar de kans zou krijgen om kampioen te spelen en het jaar nadien Europees, misschien zelfs Champions League. Dus heb ik hem gezegd: doen!’

DOOR PIERRE DANVOYE IN REIMS – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Ik heb hem zijn eerste voetbalschoenen cadeau gedaan, die ik in een discount kocht.’ JEAN-PHILIPPE VIEVILLE

‘We woonden in een wijk van harde jongens en harde jongens lopen niet met hun gevoelens te koop.’ YOHANN CAGNIART

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content