Oké, hij werd Europees kampioen (2008) en wereldkampioen (2010) met Spanje, maar wat heeft Joan Capdevila, de Spaanse linksachter van Lierse, nog meer te vertellen? Heel wat, zo blijkt.

Een van de obers van brasserie Het Moment in Lier cirkelt al een tijdje rond de tafel waar Joan Capdevila (37) zit. Hij is jong en oogt wat onzeker. Plots komt dan toch de vraag of hij samen met de WK-winnaar op de foto mag. Geen enkel probleem, Capdevila poseert welwillend. De jongen blijkt zelf ook een voetballer, bij de jeugd van Westerlo nog wel. Hij schudt zijn aanvankelijke schroom van zich af en vraagt aan de Lierseverdediger: “Do you know Messi?” Capdevila antwoordt in gebroken Engels: “Ha, Lionel Messi, die is er nooit in geslaagd om mij te dribbelen! Weet je, ik heb van hem shirts en kousen gekregen, ja zelfs een paar schoenen. En wat heeft Cristiano Ronaldo me al gegeven? Niets! Of toch, ja, een foto.”

Joan Capdevila moet er zelf om lachen. “Die jongen doet me denken aan de tijd dat ik zelf nog jeugdspeler was bij Espanyol. Mijn kamer hing toen vol met voetbalposters. Ik las in die tijd Don Balón (Spaans voetbalblad dat ondertussen ter ziele is gegaan, nvdr) en het was mijn grote droom om daar eens als poster in te verschijnen. Nu, ik kende wel een journalist bij het blad en ik had hem gevraagd of dat alsjeblieft niet mogelijk was. Het enige probleem: ik werd toen net getransfereerd naar Atlético. De hoofdredacteur van Don Balón was een supporter van Espanyol en hij kon me dat niet vergeven. Geen poster dus, hoewel mijn vriend, de journalist, het nog een paar keer probeerde aan te kaarten. Tevergeefs. Pas jaren later is het gelukt.” Ondertussen doorbladert de Spaanse linksachter van Lierse de laatste Sport/Voetbalmagazine. Als hij de poster van Antoine Griezmann ziet, roept hij uit: “Ha, jullie hebben ook een poster! Wanneer gaan jullie mij eens geven? Dat zou Gerard, mijn zoontje van vijf, echt een enorm plezier doen.”

Joan Capdevila is een vlotte prater, stilte is aan hem niet besteed. Even later merkt hij op dat zijn moeder een echte babbelkous is: “Als ik haar aan de lijn krijg, leg ik mijn smartphone neer, ga ik trainen en wanneer ik terugkom, is ze nog altijd aan het praten. Zo erg is het bij mij toch niet?” Neen, maar toch ‘erg’ genoeg voor een uitgebreid gesprek. Terwijl het voorgerechtje, huisgemaakte kaaskroketten – “die moet je hier echt eens proberen, superlekker!” – opgediend wordt, is het tijd voor de eerste vraag.

Jij schijnt verlekkerd te zijn op boterhammen belegd met kaas en choco. Klopt dat?

Joan Capdevila: “Ja, dat is zo. Ik ben echt verzot op kaas. Vroeger, toen ik klein was, at ik bij elke hap van mijn boterham met choco ook een stukje kaas. Ik besef wel dat dat een beetje raar is. Maar ik eet ook erg graag de typisch Spaanse tortilla.”

Heb je nog andere vreemde gewoontes?

“Ik ben sowieso een vreemde vogel (lacht). Neen, andere rare gewoontes heb ik niet. Ik ben wel, zoals de meeste voetballers, erg bijgelovig. Zo volg ik voor elke wedstrijd een bepaald ritueel.”

Wat houdt dat juist in?

“De dag van de match eet ik altijd hetzelfde en drink ik vervolgens op hetzelfde uur een koffie. Zodra ik in het stadion ben, tape ik eerst mijn linkervoet in, dan mijn rechter. Daarna eerst de linkse kous, dan de rechtse, eerst de linkse schoen, dan de rechtse. Dan ga ik het veld op om op te warmen. Ik betreed de grasmat eerst met mijn linkervoet, dan met mijn rechtervoet. Na de opwarming doe ik mijn schoenen uit. Wanneer ik ze weer aandoe, is het eerst de linkse en dan de rechtse. Als we het veld opgaan voor de match, is het weer: eerst de linkervoet, dan de rechter. En voor de wedstrijd begint, spring ik drie keer in de lucht. Dat is het zowat. Wat vind je ervan? (lacht) En ik vergeet nooit iets, hé.”

Doe je dat al van in het begin van je carrière?

“Ja, dat is een gewoonte die er nooit uitgegaan is. Het is eerder een mentale kwestie. Ik voel me er zekerder door. Het is alsof je zo een betere wedstrijd gaat spelen, terwijl dat uiteraard helemaal geen garantie is.”

Hadden jullie bij de Spaanse nationale ploeg ook van die rituelen?

“Niet veel, maar we luisterden voor elke wedstrijd wel altijd naar hetzelfde nummer van Violetta, een Argentijnse groep. Dat had ons op het EK in 2008 geluk gebracht, dus zetten we het ook op voor elke match op het WK in 2010.”

Wie was de dj in de kleedkamer?

“Vanaf een bepaald moment was dat Sergio Ramos. En geloof me, dat was een hele verbetering met wat er daarvoor gedraaid werd.” (schaterlacht)

Spelen bij Barcelona

Ken je Roy Keane?

“Niet persoonlijk, maar ik heb weleens tegen hem gespeeld in de Champions League, een wedstrijd van Deportivo La Coruña tegen Manchester United. Een harde speler. Hard, maar correct. Niet zoals Vinnie Jones, die echt met slechte bedoelingen op het veld stond.”

In zijn biografie vertelt Keane dat hij op het einde van zijn carrière bijna niet meer uit zijn auto kon stappen van de pijn. Hij was net geen 35 toen hij stopte met voetballen, jij bent 37.

“Ik geraak nog zonder problemen uit mijn auto. Voorlopig toch (lacht). Nu, ik ben ook geen twintig meer, natuurlijk. Het ritme van twee wedstrijden per week zou ik niet meer aankunnen. Aan de andere kant: door mijn passie voor het voetbal vergeet ik vaak de pijntjes en de vermoeidheid. Gelukkig heb ik ook nooit een zware blessure gehad, altijd kleine prulletjes. Ik ga nog steeds met veel plezier trainen. Mocht dat plezier er niet meer zijn, dan zou ik de handdoek gooien. Vroeger dacht ik dat ik maximum tot mijn 33e of 34e zou kunnen voetballen, maar kijk, ik speel nog altijd op het hoogste niveau.”

Vanwaar komt je passie voor de sport?

“Van mijn vader. Die heeft zelf ook twintig jaar gevoetbald bij de ploeg van Tárrega, het dorp in Catalonië waar ik geboren ben. Bovendien zat hij constant naar voetbal op tv te kijken. Ik herinner me dat hij tijdens de Copa América zelfs om twee uur ’s nachts opstond om naar pakweg Uruguay-Paraguay te kijken. Ik vroeg hem dan om mij ook wakker te maken, maar na tien minuten lag ik alweer te ronken in de zetel. Mijn vaders passie voor voetbal is echt enorm. Mochten ze vijf jaar geleden een wedstrijd van Lierse op de Spaanse tv gegeven hebben, hij zou ernaar gekeken hebben. Ik zweer het!

“Als ik naast hem in de sofa naar een wedstrijd van Real Madrid in het Bernabéustadion zat te kijken, dan stootte ik hem aan en zei: ‘Goh, ik droom ervan om daar ooit eens te mogen spelen.’ En ik heb er ondertussen meer dan twintig keer gevoetbald. Ik kan echt zeggen dat mijn droom is uitgekomen. Of beter: ik heb méér dan mijn droom gerealiseerd. Dat ik ooit voor de nationale ploeg zou spelen, achtte ik vroeger on-mo-ge-lijk. Maar kijk, ik heb zestig caps.”

Herinner je je nog je eerste wedstrijd voor La Roja?

“Natuurlijk. Dat was een vriendschappelijke match tegen Paraguay, op 16 oktober 2002, om 21.45 uur. (lacht) Ik zei die dag nog tegen mijn moeder: ‘De bondscoach (Iñaki Sáez, nvdr) heeft gezegd dat ik zeker ga spelen.’ Mijn ouders sprongen daarop in de wagen en waren vier à vijf uur onderweg naar Logroño, waar de wedstrijd gespeeld werd. Na de match ging ik de tribunes in en gaf mijn shirt aan mijn mama. Zij nam het mee naar huis en toonde het aan al haar vrienden.” (glimlacht)

Heb je nooit de kans gehad om voor FC Barcelona te spelen?

“Man, dat zou ik wel gewild hebben, maar bij Barcelona en Real Madrid zitten echt de allerbesten. Zo goed ben ik niet. Door met de beste voetballers samen te spelen, word je zelf beter, dat is ook waar. Maar ik ken mijn grenzen: ik ben een verdediger en ik beperk me dus tot verdedigen. Je zult mij nooit een omhaal of andere rare dingen zien doen. Ik ben een heel regelmatige speler, nooit een tien, maar ook nooit een nul. Spijtig dat het einde van mijn carrière in zicht is, maar het is nu eenmaal zo. Ik heb er in ieder geval erg van genoten.”

De realiteit van het voetbal

Er is weer sprake van een nieuwe omkopingszaak in Spanje, met Osasuna dat eind vorig seizoen wedstrijden gekocht zou hebben in de Primera División. Denk je dat voetballers, door de crisis in het Spaanse voetbal, makkelijker beïnvloedbaar zijn voor zulke praktijken?

“Goh, dat weet ik niet. Het is ook al gebeurd in Italië en in Duitsland, hé. Ik vind: er is een verschil tussen ‘omkoping’ en ‘poging tot omkoping’. Maar goed, het is aan het gerecht om uit te vissen wat er juist gebeurd is.”

Ook een wedstrijd van Osasuna tegen Espanyol van mei vorig jaar wordt onderzocht.

“Klopt, ja, ik heb daarover gelezen. Nu, ik moet zeggen: ik volg het allemaal niet meer zo. Het interesseert me niet meer. Ik ben meer geïnteresseerd in het winnen van de volgende wedstrijd met Lierse.” (lacht)

Maar je stond toen toch op het veld in die bewuste wedstrijd. Heb je niks vreemds gezien?

“Het was mijn laatste match met Espanyol, mijn afscheid dus eigenlijk. Ik ben de laatste vijf minuten ingevallen. En neen, ik heb niks vreemds gezien.”

Hoe zie je de toekomst van het Spaanse voetbal?

“Ik denk dat er heel moeilijke tijden op komst zijn. De tv-rechten zijn slecht verdeeld: er vloeit veel geld naar Real Madrid en Barcelona, terwijl de andere eersteklassers het met heel wat minder moeten stellen. Een pak clubs zitten tot over hun oren in de schulden. De faillissementen zijn al begonnen in de lagere reeksen, de dag is niet meer veraf dat een eersteklasser zijn schulden niet meer kan aflossen en over de kop zal gaan.

“Weet je, vijf jaar geleden verdiende een speler in Spanje het dubbele of zelfs het driedubbele van wat hij nu betaald wordt. Dus wat doen de beste voetballers? Die gaan weg, vooral naar Engeland. Dat zorgt voor een devaluatie van de Spaanse competitie.

“Vandaag de dag verdien je als eersteklassevoetballer in Spanje goed de kost, maar het is ook niet zo dat je na je carrière ‘binnen’ bent voor de rest van je leven. Ik spreek nu over de spelers van de mindere ploegen hé, niet van de topclubs waar ze 10 miljoen euro per jaar binnenrijven. Je kunt een poosje goed leven van wat je verdiend hebt als voetballer, maar na verloop van tijd zul je toch een job moeten vinden. Dat is de realiteit van het voetbal. Het beeld van de voetballer-miljonair klopt in veel gevallen niet, hoor. Oké, een jaarloon van 600 à 700.000 euro bruto is natuurlijk mooi, maar als je je geld niet goed beheert, is het zo op.”

Is dat een boodschap voor jonge voetballers?

“Ja, sommigen laten zich de kop zot maken en kijken niet verder dan de volgende dag. Maar het leven kan heel lang duren.”

Is die onbezonnenheid niet logisch als je zo jong bent?

“Uiteraard. Daarom moeten jongeren begeleid worden. De context van elke voetballer is ook anders: sommigen komen uit een warme familie, anderen hebben misschien geen ouders. Als jonge speler weet je bovendien vaak niet hoe het eraan toegaat in de voetbalwereld. Daarom is het belangrijk dat ervaren ex-voetballers eens komen spreken in een opleidingscentrum, om jongeren erop te wijzen dat succes tijdelijk is, dat het ooit stopt. Met beide voetjes op de grond blijven en hard werken, dat is de boodschap. Het is niet omdat je in een wedstrijd twee goals gemaakt hebt, dat je er al bent. Ik zeg altijd: in eerste klasse geraken is niet zo moeilijk, maar er tien à vijftien jaar blijven, dat is pas een uitdaging.

“Het leven van een voetballer is ook niet zo rooskleurig als het vaak afgeschilderd wordt, hé. Je moet je verzorgen, hard trainen, dikwijls ben je ver weg van je familie… Als je weer eens ergens alleen op een hotel zit, denk je soms: wat doe ik hier eigenlijk?”

Zou je willen dat je eigen kinderen voetballer worden?

“Niet noodzakelijk. Ik zou wel willen dat ze een sport beoefenen. Is dat voetbal, het zij zo. Is het basket, ook goed. Sporten is gezond en het geeft je een bezigheid in het weekend. Ik zou niet graag hebben dat mijn kinderen veel op straat rondhangen en naar de discotheek gaan.

“De kritische leeftijd op dat vlak is vijftien à zestien jaar. Ik kan het weten, want ik heb het zelf meegemaakt. Ik was vijftien en speelde bij de jeugd van Espanyol. Op een zaterdag was er een feestje en mijn vrienden bleven maar aan mijn kop zagen om mee te gaan. Ik zag dat niet zitten omdat ik de dag erop moest spelen. Bovendien ging ik nooit uit. Maar je kent dat, op die leeftijd hebben vrienden veel invloed, dus uiteindelijk zwichtte ik. Die avond dronken we nogal wat calimocho (mix van rode wijn en cola, nvdr) en om drie uur ’s nachts kwam ik thuis. De volgende ochtend ging ik met mijn ouders, die niets gezegd hadden, naar de wedstrijd. Het was een ramp. Aan de rust moest ik gewisseld worden, zo slecht speelde ik. ’s Namiddags riepen mijn vader en moeder me en vroegen ze: ‘Qué pasa? Heb je gezien hoe belachelijk je prestatie vandaag was?’ Ja, dat had ik gezien. Ze zeiden: ‘Kijk, jij mag kiezen: het voetbal of je vrienden. Maar allebei samen, dat gaat niet. Het maakt ons echt niet uit wat je kiest.’ Daarop ben ik gaan nadenken en maakte ik voor mezelf uit: ik wil voetballen.”

Toch zijn er heel wat voetballers die uitgaan en presteren lijken te kunnen combineren.

“Er is ook niets mis met uitgaan, maar je moet je momenten kiezen. Op je vrije dag is het maar normaal dat je met je vrienden optrekt en je je amuseert.”

De derde trainer

Je was hier nog maar net of coach Slavisa Stojanovic en technisch directeur Tomasz Radzinski werden de laan uitgestuurd. Hoe heb je die eerste weken bij Lierse beleefd?

“Tja, vijf dagen na mijn aankomst was alles veranderd. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Veel spelers gingen weg, er kwamen jonge voetballers bij. Die hebben echt kwaliteit, dat verraste me wel. Je ziet ook dat ze al een tijdje samen voetballen, je voelt een bepaalde band tussen hen. Dat is ook een serieus voordeel. Een speler als Faysel Kasmi heeft heel veel potentieel. Ik zie hem zeker bij een grote ploeg terechtkomen, op voorwaarde dat hij zijn hoofd erbij houdt, natuurlijk. En Ahmed El Messaoudi, die wat mij betreft op de belangrijkste positie in de ploeg speelt, draagt het team echt. Terwijl hij nog maar negentien is. Die jongen staat al veel verder dan zijn leeftijd doet vermoeden. Kortom, de club heeft gekozen voor de jeugd en dat lijkt te werken.”

De prijs daarvoor is wel dat jij op de bank belandde.

“Dat is voetbal, hé. Natuurlijk zou ik graag spelen, maar ik zou nog liever hebben dat Lierse zich redt. Ik ga niet ontkennen dat ik me erger over het feit dat ik niet speel. Als je graag op de bank zit, ben je geen voetballer meer. De trainer heeft me de boodschap wel heel respectvol overgebracht: hij nam me apart en legde me uit dat het een tactische keuze was. Dat begrijp ik. Hoe dan ook, ik wil de ploeg helpen en geen storend element zijn. Natuurlijk ben ik boos, maar ik zal dat nooit tonen. Zo slim ben ik wel. Toon ik mijn woede, dan zal een jonge speler misschien denken: wat is er met die kerel aan de hand, zeg? Wie denkt hij wel dat hij is?

“Een voetballer is per definitie een egoïst. Hij denkt alleen maar aan zichzelf. Ik, ik, ik. Als een trainer hem op de bank zet, denkt een speler: wat een slechte coach! Maar misschien is daar wel een reden voor, en misschien moet je daar dan eens over nadenken. Dat heeft de ervaring me geleerd: je moet zelfkritiek hebben.”

Niet veel spelers hebben dat.

“Toen ik 23 was, had ik dat ook niet. ‘Hoe is het mogelijk dat de trainer me niet opstelt? Ik ben toch beter dan de rest?’ Ik, ik, ik. Met de jaren ga je inzien dat het voetbal méér is dan dat. Ook als ik op de bank zit, kan ik nog een bijdrage aan de ploeg leveren: de jongeren helpen, tips geven, een soort derde trainer zijn.”

We wensen je er veel succes mee!

“Bedankt!

“En vergeet die poster niet hé…” (lacht)

DOOR STEVE VAN HERPE FOTO’S BELGAIMAGE / FRANK ABBELOOS

“Van Messi kreeg ik al shirts, kousen en zelfs een paar schoenen. Van Ronaldo: niets. Of ja, een foto.”

“Een voetballer is per definitie een egoïst. Hij denkt alleen maar aan zichzelf. Ik, ik, ik.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content