Kim Gevaert zet het seizoen in met twee Belgische records. 2002 moet het jaar van de internationale doorbraak worden.

Vervelen doet ze zich nog altijd niet. En gek is ze ook nog niet geworden. Sinds Kim Gevaert zich alleen op atletiek kan concentreren, gaan de prestaties in stijgende lijn. Het ene jaar eindigen met twee Belgische records, het volgende ermee beginnen ? De 23-jarige sprintster speelde het klaar. Op de Vlaamse kampioenschappen in Gent, eind januari, dook ze twee keer onder haar eigen besttijd op de 60 meter. Overtuigend genoeg om het programma licht aan te passen en begin maart het EK indoor in Wenen toch mee te pikken. Met medailleambities zelfs. Al blijft het hoofddoel dit seizoen het EK outdoor in München, half augustus. “Want dan zou het er allemaal moeten uitkomen.”

Het jaar beginnen met twee Belgische records, is dat nu een droomstart of legt het de lat meteen een stuk hoger ?

Kim Gevaert : Goh, het is gewoon mooi meegenomen. Al moet ik toegeven dat het jaar 2000 toch al een paar keer door mijn hoofd is geflitst. Toen had ik in de winter ook enkele goeie indoorwedstrijden gelopen, maar was het outdoorseizoen een kleine ramp. Hopelijk overkomt me dat niet opnieuw. Mijn trainer zegt dan : “Onthou gewoon wat je nu al hebt gepresteerd, zónder voorbereiding.” Het is nu ook helemaal anders, hé. In 2000 moest ik jagen op een veel te zware olympische limiet. Nu zijn de EK-minima veel redelijker voor mij, en zit ik niet meer met zoveel druk. Normaal moet het dus wel in orde komen. Ik heb natuurlijk al vaak de opmerking gehoord dat ik aan het einde van het seizoen nog nauwelijks het niveau haal van het begin. Maar dat is typisch voor een sprintster als ik, denk ik. Als je een tijdje geen wedstrijden meer hebt gelopen, ontplof je gewoon in die eerste race. Moeilijk uit te leggen, maar het is een soort ontlading, de opgekropte energie moet eruit. Bovendien kan ik nu verwijzen naar vorig zomerseizoen. Toen liep ik in mijn allerlaatste wedstrijd nog twee records, dus.

Je trainer, Rudi Diels, zag in Gent de Kim van 1999, toen je 11.17 neerzette op de 100m. Ook dat belooft ?

Als ik niet helemaal in orde ben, begin ik nogal makkelijk te trekken en te draaien, minder gefocust te lopen eigenlijk. Nu voelde ik dat ik met elke pas goed kon duwen, dat mijn knieën hoog zaten. Geen getrek en gesleur, het was net alsof ik op mijn sokken liep. Het voelde ook helemaal niet als werken, echt moe was ik zelfs niet. En meestal als alles zo gestroomlijnd is, als je ontspannen spurt, vallen de records. Normaal loop ik een week voor zo’n wedstrijd ook nogal te zagen en te piekeren, nu was ik veel rustiger. Misschien omdat ik er al langer van overtuigd was dat het indoorseizoen niet prioritair is voor mij. We werken voor de zomer, en waar we nu meedoen, zien we wel wat het wordt. Vroeger voelde ik veel meer de druk om het overal goed te moeten doen. Iedereen verwacht altijd een Belgisch record, alsof dat niks is voor mij. Ook daarin ben ik wat kalmer geworden. Al moet ik toegeven dat ik ook mezelf verbaasd heb in Gent, hoor. Daarom wil ik zeker aan het EK indoor meedoen. Met 7.18 op 60m kom je in de buurt van het podium, dan kan ik toch moeilijk thuisblijven, hé ?

Je bent nog nooit met zo’n frisse geest aan een nieuw seizoen begonnen, liet je je al ontvallen. Waaraan schrijf je dat toe ?

Aan een goeie vakantie, denk ik ( lacht). En ook omdat ik zo genoten heb van vorig seizoen. Ik heb veel internationale wedstrijden kunnen lopen, en die buitenlandse meetings, met al dat publiek en al die toppers, daar doe je het toch voor.

Wat ook heeft meegespeeld, is dat ik het jaar heb kunnen afsluiten met een goed gevoel, na die twee Belgische records op de Universiades in Peking. Dat heeft veel goedgemaakt van mijn seizoen. Het was ook een soort bevestiging van het goeie gevoel dat ik al had op het WK in Edmonton. Alleen is het er daar niet uitgekomen.

Dat WK had jouw grote moment moeten worden ?

Ja, en ik was er ook helemaal klaar voor, ik zat echt goed. Alleen ben ik er door externe omstandigheden ingeluisd. Ik had mijn reeks op de 100m gewonnen en was echt supertevreden. Het had me ook heel veel vertrouwen gegeven. Dat ik in de kwartfinales in de zwaarste reeks was ingedeeld, vond ik toen niet eens zo erg. Alleen wist ik dat alles zou moeten meezitten, en dat was allesbehalve zo. Ik werd uiteindelijk vierde, had nog goed gelopen, maar toen ik achteraf mijn tijd en de 3,8m tegenwind zag, wist ik : ’t is hier gedaan met mij. Dat was effe een hele zware dobber, want ik had gewoon in de halve finales moeten zitten. Echt, zo ontgoocheld ben ik nog nooit geweest. En toch moest ik daarna weer klaar staan voor de 200m. Kreeg ik daarop toch wel baan 1, zeker, de slechtste baan. Hoe is dat toch mogelijk ?, dacht ik toen. Uiteindelijk heb ik nog heel goed gelopen in baan 1, maar daarmee was dan ook mijn pijp uit. Mentaal zat ik kapot.

Mijn halve finale daarna was gewoon slecht. Daar heb ik wel spijt van, ik wou niet als laatste eindigen, maar ben het toch geworden. Nu ja, op het moment zelf ben ik echt heel boos geweest, ik heb geweend van onmacht. Maar toen ik er later op terugkeek, had ik zoiets van : ik kan dat, ik kan een halve finale lopen, en als ik nog wat verbeter, kan ik zelfs in de finale zitten. Het gevoel en het geloof dat ik zou kunnen meedraaien, had ik dus wel, alleen was daar geen bewijs van voor de buitenwereld. Want dat heeft me vooral erg gekwetst, dat zoveel mensen, ook in de pers, vonden dat ik alleen maar excuses zat te zoeken : de wind, een zware reeks, een slechte baan…

Maar dat was toch echt zo, ik ga daar toch niet om liegen ? Wie er iets van kent, kan die omstandigheden toch vergelijken ? Het is zo makkelijk om iemand af te breken. De hele Belgische ploeg werd met de grond gelijk gemaakt : de ene zette zich niet in, de andere deed flauw. Dat was echt pijnlijk, omdat ik wist wat iedereen ervoor gedaan had.

Ben je dan naar de Universiades in Peking vertrokken met een soort revanchegevoel ?

Veeleer zonder al te hoge verwachtingen eigenlijk. Ik was pas een week terug uit Edmonton en had ook nog op de Memorial gelopen. Daar voelde ik me al vrij moe, dus wist ik dat ik geen grootste dingen meer moest verwachten. Ik heb zelfs nog getwijfeld om wel naar Peking af te reizen. Ik was vooral bang dat ik helemaal leeg zou zijn, dat ik het fysiek niet zou volhouden. Want om tot in de finale te geraken, moest je toch nog vier rondes lopen.

Gelukkig ben ik wel vertrokken. Mocht ik na de Memorial zijn gestopt, dan zou ik echt een uitgeput, opgebrand gevoel hebben overgehouden aan het seizoen. Maar nu, rustig en geconcentreerd, eerst naar 23.00 op de 200m en dan naar 22.94 : fantastisch om zo te kunnen eindigen.

Die 200m achtervolgde je eigenlijk al een tijdje. Heb je in Peking ook mentaal een barrière doorbroken ?

Zelfs in de halve finales op het WK was ik één van de enigen met een persoonlijk record boven de 23 seconden. Dat begon mentaal toch wel te wegen, ja, vooral omdat ik op training voelde dat ik zeker onder die 23 moest kunnen. Alleen lukte het nooit. Het was dan ook een hele opluchting, eindelijk kan ik nu ook met een deftige tijd afkomen. En dat geeft veel vertrouwen, in het komende outdoorseizoen gaat me dat zeker helpen. Dit jaar hoop ik regelmatig onder de 23 te lopen. Met 22.80 bijvoorbeeld zit je op Europees niveau echt goed, hoor.

Dat is ook wel opvallend nu. Vroeger liep de topdrie op WK of EK in de 21 seconden. Het zal wel iets te maken hebben met de verstrengde dopingcontroles, maar nu zijn die tijden toch heel wat redelijker. Nu heb je Marion Jones nog onder de 22, maar ook niet meer zo vaak en ook niet zo heel veel eronder. De kloof lijkt niet meer zo groot, alles is meer binnen bereik, en dat voelt wel goed.

Wat betekent het om de eerste Belgische vrouw onder de 23 seconden te zijn ?

Da’s gewoon een leuk extraatje. Ik mag er best trots op zijn, zo zal ik ook in de boeken staan.

Maar ik besef ook wel dat België een klein land is en dat we niet zo heel veel goeie spurtsters hebben gehad in de geschiedenis. Dus ik vind niet dat ik me daaraan moet vastklampen. 22.94 is internationaal tenslotte nog altijd geen denderende tijd en dat moet je toch in je achterhoofd houden. Maar het is een begin natuurlijk.

Het heeft je wel de Gouden Spike in België opgeleverd.

En dat was een hele eer, echt waar. Alleen, vorig jaar hebben wel heel veel meisjes pech gehad natuurlijk. Nu lijkt het misschien alsof ik alles minimaliseer, en dat is niet mijn bedoeling, maar Veerle Dejaeghere geblesseerd, Sandra Stals ziek, Marleen Renders ook niet in haar normale doen : dan blijft er niet veel meer over, hé. De prestaties van Anja Smolders zijn zeker niet te onderschatten, maar zij heeft dan weer het nadeel dat ze alleen in de winter heeft gelopen, een vrij korte periode dus. Terwijl ik van mei tot september geregeld de pers heb gehaald. De Gouden Spike is in elk geval erg mooi om te krijgen. Al blijft de mooiste prijs natuurlijk de titel Sportvrouw van het jaar. Maar om de komende jaren Kim Clijsters en Justine Henin te verslaan, zal ik een wereldrecord moeten lopen, denk ik ( lacht).

Zijn er nu in het tussenseizoen andere accenten gelegd dan de voorbije jaren ?

De grote lijnen zijn eigenlijk dezelfde gebleven, die gaan we ook niet zomaar omgooien.

Maar je leert natuurlijk elk jaar bij, en je weet stilaan wat je wel en niet nodig hebt. Het grootste verschil ten opzichte van vorig jaar is dat ik dankzij mijn profstatuut meer rust heb. Ik hoef niet meer te hollen van de lessen naar de trainingen. Ik kan tussen twee trainingen wat slapen, eens meer naar de kiné of naar de sauna gaan. Dat helpt echt wel om te recupereren.

Voorts ben ik al een paar keer naar Londen gegaan, om er te trainen bij Mike McFarlane. Die begeleidt een fantastische groep spurters. Patrick Stevens traint daar, met toppers als Dwain Chaimbers, Julian Golding, Joice Maduaka en Tony Jarrett. McFarlane ziet toch weer andere foutjes, heeft me al een aantal tips gegeven, en daar probeer ik ook rekening mee te houden.

Van wie is het initiatief gekomen om naar Londen te gaan ?

Van mezelf eigenlijk. Ik wou gewoon graag weten hoe het er in het buitenland aan toe gaat. Ik kon nooit vergelijken hoe andere jongens en meisjes in het circuit trainen. Door mijn profstatuut heb ik nu wél die kans, dus vond ik dat ik die moest grijpen. Het was ook een hele ervaring om met zo’n groep topatleten te kunnen meetrainen. De coach is heel sympathiek, Patrick helpt me ook en iedereen is erg vriendelijk. Toen ik de eerste keer terugkeerde naar België, had ik echt het gevoel : waaw, zo goed wil ik ook worden. Heel motiverend, dus. Wat ook wel prettig is : in België kijkt iedereen op naar mij, ik ben de enige in de groep die professioneel bezig is, en da’s een zware druk. In Londen ben ik iets minder goed dan de rest, en kan ik eens opkijken naar hen.

En, is er dan een groot verschil in aanpak ?

Eigenlijk is de opbouw wel ongeveer hetzelfde, op enkele details na. Wat me toch de bevestiging gaf dat we hier goed bezig zijn. Niet dat ik daar begon aan te twijfelen, hoor, maar ik voelde toch de behoefte om een keer andere mensen bezig te zien. Waarom moet ik trouwens in België blijven, als ik in het buitenland ook nog iets kan leren ? Ook mijn trainer heeft dat heel positief opgevat. Hij begrijpt dat ik vooruit wil. Ik ga meestal ook naar Londen in een iets kalmere periode, zodat ik de basis toch hier kan blijven doen. En dan concentreer ik me ginder eens wat extra op techniek. De bedoeling is om één week per maand naar Londen te gaan. Maar van verhuizen is echt geen sprake, hoor, dat was een echte kwakkel die al verspreid is.

Op het EK in München zou het er moeten uitkomen, heb je al gezegd. Wat is die ‘het’ voor jou ?

Een tijd of een plaats kan ik daar niet opplakken, daarvoor ben je toch te veel afhankelijk van de omstandigheden. Het gaat me meer om een gevoel. Ik wil op het EK voelen dat ik kan pieken naar de grote momenten. Ik wil kunnen tonen wat ik waard ben, en concurreren op mijn beste niveau. Ik verwacht er dus heel veel van. Of ik dan niet weer te veel druk op mezelf leg ? Misschien wel, ja, maar een EK outdoor is maar één keer om de vier jaar. Dan is het toch logisch dat ik daarvoor alles op alles zet ? In 1998 liep ik al de halve finales op de 200m, dat zou nu een stuk beter moeten. Onrealistisch is dat toch niet, denk ik ?

De Vlaamse kampioenschappen zijn in dat opzicht een goed referentiepunt : de tijden bevestigden daar mijn gevoel. Lukt dat nu ook op een groot kampioenschap, dan zal mijn seizoen echt geslaagd zijn. Mijn portie pech heb ik intussen al gehad, nu is het wachten op het moment dat het me allemaal wél voor de wind gaat. Letterlijk dan ook ( lacht).

door Inge Van Meensel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content