Anthony, Pelé, Geoffrey, Hervé en Michy: het zouden zo De Vijf kunnen zijn uit de jeugdboeken van Enid Blyton. Alleen beleven deze vijf gezworen kameraden hun avonturen aan de top van het Belgisch voetbal.

Het begon allemaal in het Parc Pinsoul, of het ‘olifantenpark’ voor de ingewijden. Daar in het hartje van Sint-Agatha-Berchem (een gemeente in het noorden van Brussel) versleten Pelé Mboyo, Hervé Kage, Anthony Vanden Borre, Geofrrey Mujangi Bia en Michy Batshuayi hun eerste schoenzolen. Vandaag de dag zijn ze alle vijf sleutelspelers geworden bij de grootste clubs van het land, maar hun vriendschap is onveranderd gebleven. Sport/Voetbalmagazine verzamelde hen rond warme chocolademelk en Snickers, op een steenworp van die bewuste plek waar het allemaal begon. Tijd om herinneringen op te halen, aan de goeie ouwe tijd, maar ook aan de momenten van zwarte sneeuw. Pelé en Geoffrey zijn neven en groeiden op in Zellik, in dezelfde wijk als Hervé. Anthony leert Pelé, die zijn beste vriend zal worden, kennen via hun beider oudere broers. Michy maakt dan weer kennis met Geoffrey omdat hun moeders vriendinnen zijn.

Het voetballistiek darwinisme van het straatvoetbal verenigt en vormt hen. “De winstpremies worden daar uitbetaald in kletsen”, steekt Michy van wal. “Je speelt voor je eer”, gaat Geoffrey verder. “Je reputatie staat op het spel. De commentaren zijn hard en wanneer je een slechte match gespeeld heb, dan begrijp je al snel dat je geen grote mond moet opzetten.” De vijf kameraden vertonen hun kunsten op verschillende plaatsen in de hoofdstad, maar dé plek blijft het Berchemse olifantenpark, hun hoofdkwartier. “Daar beleefden we onze mooiste momenten”, legt Anthony uit. “De enige druk die we kenden, was de hardheid van de oudere jongens.” Trappen, slagen, noem maar op: ze leerden al snel te incasseren. Van een scheidsrechter was er geen sprake. “De grootste jongens bepaalden de spelregels”, legt Pelé uit. “Wij als kleintjes hielden onze mond en knokten voor wat we waard waren. Onze fysieke kracht komt van de straat. We waren tien jaar oud en onze tegenstanders waren een kop groter.”

In plaats van arbitrage was er een stelregel: winnen! “De winnende ploeg mocht op het veld blijven en dus deden we er alles aan om er niet af te moeten”, legt Hervé uit. “Want we gingen er natuurlijk niet naartoe om van achter de afsluiting toe te kijken. We wilden tonen wat we in onze mars hadden.”

“Soms moesten we uren op onze beurt wachten”, vertelt Pelé. “De zwaksten raakten dan ontmoedigd en gingen terug naar huis. Voor een deel verklaart dat waarom wij er een hekel aan hebben om tijdens een wedstrijd vervangen te worden: dat herinnert ons aan de frustraties uit het park.”

“Je had geen keuze”, verzekert Geoffrey ons. “Eén slechte pass en je kon weer voor een hele tijd langs de lijn staan. Dus was de regel: als je slecht speelt, ben je onze vriend niet. En dan moest je van het veld. Vandaar dat de vriendschap tussen ons zo hecht is.” “Sommigen begrepen indirect wel dat ze niet welkom waren”, besluit Hervé.

Hun wedervaren in het park dreven hen allen naar het dichtstbijzijnde opleidingscentrum: Neerpede. Daar draven ze probleemloos door de jeugdreeksen. Nochtans is hun leven er heel anders dan dat van de purple talents op dit moment. “We werden veel meer aan ons lot overgelaten, zelfs bij de profs”, zegt Pelé. Minder omkadering dus, geen verantwoordelijke die hen kon ‘beschermen’ tegen de buitenwereld. “Ik herinner me het eerste interview van Anthony”, lacht Pelé. “Hij vertelde dat de psycholoog van de club beter zelf eens naar een psycholoog zou gaan. Ze hielden hem voor gek!”

Wasmachine

Het voetbal bij de elite en de hele structuur rond de jonge talenten zal alles fundamenteel veranderen. “In het begin namen we het openbaar vervoer van Zellik tot Anderlecht”, vertelt Geoffrey. “Mijn abonnement was niet geldig in de zone Brussel en dus moest ik sluw zijn, me verbergen, de achterpoortjes nemen. Vaak reed de bus verder zonder ons mee te nemen en moesten we te voet naar de club, waar we dan een standje kregen omdat we te laat kwamen.” Hervé warmde zich onderweg al op: “Ik rende elke ochtend van het metrostation Sint-Guido naar Neerpede. Soms gaven vriendelijke ouders me een lift maar er waren er ook die deden alsof ze me niet zagen.”

Bij hen thuis maakte hun statuut van jong talent, van toekomstige prof, maar weinig indruk. De mama van Anthony zag hem als kind zelfs nooit voetballen. Hij wist wel dat ze trots was, maar ze zei het nooit. “En bij mij wist mijn vader niet eens dat ik kon voetballen”, lacht Geoffrey. “Op een dag kwam hij kijken en hij zei dat hij wel eens zou terugkomen als ik prof was.”

“Om kort te gaan: bij ons thuis was er geen sprake van naar de kinesist gaan of sportdrankjes krijgen”, vat Michy samen. Ze stellen zich dus met het minimum tevreden. Hervé: “De koelkast zat niet altijd vol, maar het was genoeg. We aten ’s morgens en ’s avonds, de rest van de dag hingen we rond in het park. Middageten of vieruurtjes, dat was niet aan ons besteed.”

Een van de trauma’s uit hun kindertijd is de vuile was. Anekdotes die ze amper verteld krijgen, zo liggen ze dubbel van het lachen. “Een wasmachine, dat kenden we in het begin niet, dus droegen we vaak weken aan een stuk dezelfde plunje”, vertelt Geoffrey. “Ik herinner me dat ik eens naar de wasserette gegaan ben, maar ik had niet genoeg geld voor de droger, dus heb ik mijn doorweekte training maar aangetrokken.”

In meisjes waren ze aanvankelijk niet geïnteresseerd en dat had een reden. “We waren te lelijk en te smerig, zo met onze ongewassen kleren”, schertst Hervé. Hun hygiënische techniek was anders ook niet geweldig: “We douchten met onze kleren aan om ze proper te krijgen”, geeft Anthony toe. Op Neerpede noemden ze hem ‘het schaap’ vanwege zijn kapsel. “We trokken ons echt niks aan van hoe we eruitzagen. Weet je wat we als onderbroek droegen? Voetbalshorts!”

Maar hun passie voor de bal is nooit veranderd. “We gingen naar internetcafés om te zien wat ze in de Franse centres de formations als oefeningen kregen. Heel de dag door dachten we aan voetbal”, verzekert Pelé ons. Niets houdt hen tegen, ze trekken altijd wel hun plan. Geoffrey: “We waren een jaar of twaalf toen we een doel gejat hebben om te kunnen voetballen. We hebben het zeven kilometer ver gedragen. Oké, niet helemaal koosjer, maar het geeft wel aan dat we tot alles bereid waren om te kunnen voetballen.”

Zwarte sneeuw

In clubverband kregen ze een spelkader mee, tactische richtlijnen. “De clubs vormden ons, maar perkten ons ook in”, legt Pelé uit. “Als we voetbalden zoals in het park dan hield men ons voor clowns. De mentaliteit is sindsdien wel gewijzigd en de jeugdscholen leren een meer technisch voetbal aan, dat dichter bij het straatvoetbal staat. Ik herinner me dat ik Anthony belde, nadat ik een training van de U12 van Genk had bijgewoond, en hem zei: ‘Dat soort lessen had ik ook willen krijgen!’ Vandaag mogen ze dingen doen die bij ons verboden waren. Nochtans is de combinatie van traditioneel voetbal en straatvoetbal ideaal. Kijk hoe Michy soms op een vierkante meter een man uitschakelt, dat heeft hij op de straat geleerd.”

Maar jaloezie koesteren ze niet tegenover ‘de nieuwe generatie’ zoals zij die noemen. “De Facebookgeneratie van vandaag is meer bezig met het nemen van een selfie terwijl ze voetballen dan met het voetballen zelf”, komt de oudere broer van Hervé tussen. “Eigenlijk willen ze niet echt voetballen,” zegt Anthony, “ze willen gewoon het leven leiden van een voetballer.”

Maar in hun eigen jeugd hebben ze soms zwarte sneeuw gezien, en erger ook. “Van kleins af waren er crisissen”, legt Anthony uit. “Afzien in het voetbal, dat is niks vergeleken bij wat wij hebben meegemaakt. Wij zijn opgegroeid in één grote crisis. Wanneer je te veel comfort hebt, word je minder goed.”

Solidair en ambitieus

Ze blijven elkaar door dik en dun steunen. “Anthony bleef kritische opmerkingen maken en me goede raad geven, ook al zat hij zelf zonder club”, bekent Pelé. “Maar ik heb hem nooit tegengesproken met het argument dat hij zelf werkloos was. We bleven solidair, we spreken met elkaar als vrienden, niet als profvoetballers.”

Als iemand een probleem heeft, zijn de communicatielijnen kort, zonder veel woorden ook, een sms is afdoende. De blabla wordt aan de kant geschoven voor één enkel woord dat ze voortdurend gebruiken: ziar, een woord met een onduidelijke Arabische oorsprong. “Wanneer je een probleem hebt, betekent ziar: denk eraan om terug te vechten”, legt Anthony uit.

Uit hun donkerste periode blijft een aantal benamingen en adjectieven, kortom een reputatie, hangen waar ze moeilijk van afkomen. “Dat zogezegd slechte imago wordt in stand gehouden door een minderheid,” benadrukt Pelé, “gefrustreerden achter hun tv-scherm. Er zullen er altijd zijn die ons arrogant vinden.”

“Wij reageren op onze eigen manier”, legt Geoffrey uit. “Bij de jeugd zag ik vaak spelertjes die het slachtoffer waren van discriminatie. Een coach bijvoorbeeld die de ene kleine opzijschoof voor een andere wiens ouders hij goed kende, dat was een klassiek geval. Die andere jongen mocht niet spelen en niemand die voor hem uitleg ging vragen. Dan maakte ik daar een opmerking over tegen de trainer. Sommigen zeiden dat ik mijn mond moest houden, wat ik als een gebrek aan respect beschouwde. Mijn reactie was terecht, maar veel ben ik er niet mee opgeschoten…”

Hoewel ze soms aangeven dat ze zelf al eens het slachtoffer waren van hun afkomst, beseffen ze best dat ze bevoorrecht zijn. Toch hopen ze in hun binnenste nog altijd beter te doen, hoger te mikken, de reuzen van het voetbal het vuur aan de schenen te leggen. “We verdienen goed ons brood, dat klopt,” bevestigt Hervé, “maar ik wou graag bij Real spelen en Anthony bij Marseille. Natuurlijk zijn we tevreden en beseffen we hoe goed we het hebben, maar dat betekent niet dat we op onze lauweren gaan rusten. We moeten voor eeuwig en altijd hongerig blijven.” “On est jeune et ambitieux, parfois vicieux. Faut qu’tu te dises que tu peux être le prince de la ville si tu veux“, zingen Anthony en Michy plots in koor met een songtekst van de Franse rapformatie 113. “We zijn jong, ambitieus en soms wat vilein. De prins van de stad, ja dat kun jij zijn.” Woorden die hun tomeloze ambitie goed uitdrukken.

Balletje trappen

Zelfs al hebben ze allemaal hun momenten van dwaling of hoogmoed gekend, ze onderstrepen dat de zotte kuren, die vaak geassocieerd worden met een bende kompanen die van nergens komen en supersterren geworden zijn, echt wel achter hen liggen. “Serieus: als je ons gezicht niet kent, dan heb je niet door dat wij profvoetballers zijn”, lacht Anthony. “Veel mensen proberen in ons groepje te raken, maar we negeren hen”, legt Pelé uit. “Onze vriendschap is niet ontstaan in een kleedkamer. Natuurlijk hebben we nog andere vrienden in het voetbal, maar dat is toch niet hetzelfde. Met deze jongens kunnen we onszelf zijn en blijven.”

Ze zoeken elkaar wel wat minder vaak op dan vroeger, het groepje probeert toch om hier af en toe met de kinderen van de wijk een balletje te komen trappen en de laatste nieuwe schijnbeweging of truc uit te testen. “Maar we worden hier niet onthaald zoals je misschien denkt”, legt Geoffrey uit. “Geen idolatrie. Ze bekijken ons en zeggen bij zichzelf dat ze beter willen doen. Er hangt een positieve competitiesfeer. Sommigen zijn wat jaloers en proberen ons al eens iets te lappen, maar dan zetten we hen op hun plaats. Dat is een beetje de teneur in het park: altijd de beste willen zijn.”

DOOR THOMAS BRICMONT EN ROMAIN VAN DER PLUYM

“We waren een jaar of twaalf toen we een doel gejat hebben om te kunnen voetballen. We hebben het zeven kilometer ver gedragen.” Geoffrey Mujangi Bia

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content