Dit is de geschiedenis van een jongen die te vroeg volwassen moest worden en van zijn ‘grote broer’ die fel veranderd is. Een ontmoeting in het Prinsdom Monaco, kort voor de kwartfinales van de Champions League.

La Turbie, het opleidingscentrum van AS Monaco, op zijn rotsflank aan de middellandse zee. Om twaalf uur is de training net afgelopen wanneer Nabil Dirar zijn zwarte Audi RS8 stopt en ons laat instappen. Het gaat richting Middellandse Zee, Monte Carlo en de luxeappartementen die voor astronomische bedragen verhuurd worden. “Mijn eerste huur bedroeg 5000 euro. Dat stelt hier niets voor”, zegt hij, terwijl hij voorbij de jachthaven rijdt, vol met boten van rijke Russische eigenaars. De auto gaat op de rem voor de Stars’N’Bar waar hij met twee vrienden uit Marseille een stukje eet, in een tent waar geen Monegaskische prijzen gevraagd worden.

Een halfuur later stopt Yannick Ferreira Carrasco zijn rode Ferrari en stapt naar binnen voor een gesprek met zijn grote broer. “We komen uit dezelfde wijk in Evere, ik liep hem al eens tegen het lijf bij de kapper. Sinds ik hier ben, nam hij me onder zijn hoede”, zegt YFC, die samen met Michy Batshuayi strijdt om de prijs voor het Grootste Belgische Talent in de Franse competitie.

Was Nabil belangrijk in jouw ontwikkeling?

Yannick Ferreira Carrasco: “Natuurlijk. Als jeugdspeler had ik geen rijbewijs en dus voerde hij me geregeld naar huis, zodat ik de bus niet hoefde te nemen. Toen ik prof werd, ontfermde hij zich over mij, zodat ik me niet eenzaam voelde in de groep. Ik denk dat iets van zichzelf in mij herkende en wou vermijden dat ik dezelfde stommiteiten zou begaan als hij destijds. Hij heeft me veel raad gegeven.”

Zoals?

Nabil Dirar: “Niet gaan zweven en hard blijven werken. Bij het minste probleem dat hij had, was ik er voor hem. Ook ik kon rekenen op een soort grote broer toen ik bij de profs kwam: Bobsam Elejiko (die op 13 december 2011 overleed tijdens een match met Merksem, nvdr). Ik kon het snel goed vinden met Yannick. Ik hou van zijn karakter, hij had het niet hoog in zijn bol. Hij had altijd al een goed hoofd op de schouders, in tegenstelling tot veel andere jongeren.”

Jouw parcours verliep helemaal anders, Nabil…

Dirar: “Ik ben in een andere wereld opgegroeid. Op mijn achttiende speelde ik bij Diegem in derde klasse, zonder druk, zonder dat er veel geld omging. Bij Club Brugge was dat totaal anders: ik had er niet de minste omkadering, niemand die me bijstond en ik was helemaal op mezelf aangewezen. Dat is de reden waarom ik wat problemen gekend heb, zeker de eerste seizoenen. Nadien ben ik getrouwd en liep alles beter, had ik meer stabiliteit. Dat was ook te zien op het veld. Ik was rustiger, meer sereen. Ik was verantwoordelijk geworden.”

Hoe kwam het dat je soms door het lint ging?

Dirar: “Moeilijk te zeggen. Ik heb die beelden ook nooit willen terugzien, want ze toonden echt een slecht beeld van mij.”

Schaamde je je ervoor?

Dirar: “Ja. Dat was ik niet. Ik denk ook dat er te veel druk was binnen de club, omdat we onze doelstellingen niet haalden.”

In België was er nooit eensgezindheid over jou. Hoe verklaar je dat?

Dirar: “Ik heb lang een slecht imago gehad, dat van bad boy. Dat vind ik echt jammer. Vandaag ben ik een ander mens, veel rustiger.”

Wat is er dan veranderd?

Dirar: “Weet je: als je nooit verwacht had om ooit profvoetballer te worden en je hebt dan van de ene dag op de andere geld, vrouwen en auto’s, dan verlies je de pedalen. Ik heb het dan over mijn beginperiode bij Brugge.”

In de tribune

Yannick, werd jij bij Monaco beter omringd?

Carrasco: “Wanneer je bij de eerste ploeg komt, ben je vrij om te doen wat je wilt. Maar bij de jeugd werden we nauwlettend opgevolgd, keek men bijvoorbeeld wat er in onze koelkast lag.”

Je was amper zestien toen je naar het buitenland vertrok. Heb je het gevoel dat je te snel volwassen moest worden?

Carrasco: “Ja. Ik heb me fel moeten aanpassen. In Genk moest ik het veilige familiale nest al achterlaten en verbleef ik bij een gastgezin. Ik ben nogal een eenzaat, ik heb er geen probleem mee om zelf mijn plan te trekken. Aan de andere kant ben ik ook heel sociaal, ik vind het wel prettig als er veel volk in huis rondloopt.”

Ook voor jou was het allicht niet gemakkelijk om met die blingbling in Monaco om te gaan?

Carrasco: “Het is hier een andere wereld. Je kunt je snel door uiterlijke dingen laten beïnvloeden. Maar ik had altijd voor ogen dat ik moest slagen. En nu dat gelukt is, vergeet ik niet om me af en toe eens te amuseren wanneer de kalender dat toelaat. Maar aangezien we zowat om de drie dagen een wedstrijd hebben, komt het er zelden van om uit te gaan.”

Je hebt nooit het gevoel gehad dat je over de schreef ging?

Carrasco: “Neen. Ik geniet van mijn jeugd, maar niemand zal kunnen zeggen dat ik het bont maak. Ik woon samen met mijn beste vriend, die hier werkt. En er komt geregeld familie op bezoek.”

Vorig jaar had je het moeilijker. Hoe heb je die periode beleefd?

Carrasco: “Ik heb zeven maanden lang niet gespeeld. Ik zag het WK dichterbij komen en ik wilde daar graag bij zijn. Ik ben altijd blijven hopen, ook al wist ik wel dat mijn situatie afhing van mijn contractherziening. Het gebeurde dat coach Claudio Ranieri me tijdens de week een basisplaats gaf en op de dag van de wedstrijd me naar de tribune verwees omdat mijn contract nog altijd niet getekend was. Mentaal was dat heel erg lastig.”

Dirar: “Hij had al op jonge leeftijd door hoe het voetbal in elkaar zit.”

Carrasco: “Ik sprak in die periode veel met Nabil, maar ook met Eric Abidal (die nu bij Olympiacos speelt, nvdr), die zelf een grote carrière gehad heeft en me vertelde dat ik rustig moest blijven.”

En ben je rustig gebleven?

Carrasco: “Ik ken mijn kwaliteiten en ik weet wat ik verdiende. Men heeft me lange tijd een contract voorgelegd dat onder mijn waarde was, een loon voor spelers die niet mogen meedoen terwijl ik beslissend geweest was in de promotie van de club naar de Ligue 1. Gelukkig is alles in het begin van dit seizoen in orde gekomen.”

Je hebt kennelijk veel zelfvertrouwen. Tijdens je eerste profwedstrijd tegen Toulon aarzelde je niet om bij een vrije trap een opwippertje te geven naar Nabil, die de bal binnenschoot.

Carrasco: “Als ik speel, denk ik daar niet bij na. Ik denk dan dat ik nog altijd met mijn vrienden in het park speel. We hebben het geluk dat we van het voetbal ons beroep kunnen maken, dus moeten we ervan genieten.”

Jij hebt het moeilijker om de druk van je af te zetten, Nabil?

Dirar: “Ik kan net zo goed fantastische wedstrijden spelen als rampzalige. Wanneer ik bij Brugge niet voortdurend de bal kreeg, geraakte ik over mijn toeren en ging door het lint. Ik kon mijn emoties niet beheersen. Met de leeftijd is dat is in orde gekomen.”

Carrasco: “Hij is een ander mens nu. Hij praat met iedereen, lacht graag en werkt heel hard op training, zonder te morren. Het is voor mij moeilijk om te begrijpen dat hij destijds in Brugge uit de A-kern gezet werd.”

Dirar: “Zelfs mijn spelstijl is veranderd. Vroeger dacht ik alleen maar aan dribbelen, toen speelde ik eigenlijk vooral voor mezelf. Nu speel ik voor de ploeg. Ranieri heeft me omgevormd. Hij heeft me geleerd om de bal maar één of twee keer te raken en om tactisch te denken.”

Rode Duivels

De nieuwe generatie Belgen met Batshuayi, Origi, Januzaj en Ferreira Carrasco schijnt van niemand schrik te hebben. Hoe verklaren jullie dat?

Dirar: “Zelfs op clubniveau is dat veranderd. Kijk bijvoorbeeld naar die krankzinnige match van Anderlecht op Arsenal. Vroeger hadden we te veel respect voor de tegenstander.”

Carrasco: “Tegenwoordig moet je in België bijna langs de stadspleintjes gepasseerd zijn en daardoor krijgen de spelers automatisch een betere techniek. Tegenwoordig is het niet vreemd meer als een Belg met de zool speelt. Wanneer ik in België ben, gebeurt het weleens dat ik Nabil opbel om op een pleintje te gaan voetballen en weer een paar bewegingen aan te leren. Straattechniek is nog wat anders dan wat je bij een club doet. In het verleden waren er ook meer van die typische Belgen die wat gereserveerder en timider zijn en langer bij papa en mama blijven wonen. Tegenwoordig zijn veel Belgische spelers van buitenlandse origine, opgegroeid in achterstandswijken, met een harder karakter. Die tonen op een voetbalveld sneller wie ze zijn.”

Wat stelt België tegenwoordig voor in Frankrijk?

Carrasco: “Iedereen is bang van België.”

Dirar: “Als je hoort hoe de Fransen tegenwoordig over België praten, is dat totaal anders dan toen ik in Frankrijk arriveerde. Toen stak je jezelf weg, vandaag word je door iedereen gerespecteerd. Yannick is een echte vedette in de Franse competitie, terwijl hij bij de Rode Duivels maar reserve is: dat zegt alles. Maar de dag waarop hij echt zijn kans krijgt, zal hij die ook wel grijpen.”

Heb jij er geen spijt van dat je niet voor België hebt gekozen?

Dirar: “Neen. Vijf jaar geleden was het niveau niet erg hoog en ook de spelstijl was helemaal anders. Momenteel zou ik in elk geval geen speelgelegenheid krijgen, daar moet ik realistisch in zijn… (lacht) En Afrika is Afrika, dat is een heel apart gevoel. Ik ben geboren in Marokko, heb er een deel van mijn leven gewoond, ik voel me meer Marokkaan dan Belg.”

En jij, Yannick? Heb jij ooit overwogen om voor Portugal of Spanje te kiezen?

Carrasco: “Mijn familie komt van daar, onze cultuur is Spaans. Ik ben vooral benaderd door Portugal, omdat we een aantal Portugezen hebben bij Monaco. Maar omdat ik de jeugdreeksen doorlopen heb bij België, was mijn keuze vlug gemaakt. Als de eerste selectie te lang was uitgebleven, had ik misschien wel voor een andere nationale ploeg gekozen.”

Bij je eerste selectie voor de Rode Duivels zei je al dat je goed genoeg was om titularis te zijn. Is dat niet pretentieus?

Carrasco: “Zeker niet. Ik weet dat we heel goeie spelers hebben, maar ik weet ook wat mijn kwaliteiten zijn. Ik ben tenslotte de laatste Belg die nog in de Champions League zit. Elke speler moet ambitie hebben. Bij de Beloften was ik een tijdje invaller en uiteindelijk werd ik basisspeler. Dat scenario wil ik herhalen bij de Rode Duivels.”

Was je onder de indruk van het niveau van de Duivels?

Carrasco: “Ja, zeker weten. De intensiteit, de tackles… ik denk dat het niveau hoger ligt dan bij Monaco, waar er nogal wat jongeren zijn en waar de intensiteit van de trainingen minder hoog is. Ik heb dan ook niet de gewoonte om voluit te gaan op training, ik ben meer een speler van de wedstrijden. Ik heb al veel spelers meegemaakt die alles gaven op training en nergens waren tijdens de match. Bij mij is het omgekeerd.”

Persoonlijkheid

Kreeg je het niet benauwd toen Falcao, Moutinho en James Rodríguez een jaar geleden bij Monaco arriveerden?

Carrasco: “Neen. Een naam kun je worden, een ster ook. Het is niet omdat je een zogezegde sterspeler bent dat je de vrije trappen of de penalty’s beter trapt. Dat ik sta waar ik sta, komt omdat ik ook talent heb.”

Voel je dat je al een ster bent?

Carrasco: “Neen. Ik heb nog een hele weg af te leggen voor ik dat word.”

Dirar: “Voor mij is hij dat nu al. Wanneer de Franse media de beste spelers van de competitie voorstellen, nemen ze Ibrahimovic, Lacazette, Gignac en Yannick.”

Voor een wedstrijd maak je nochtans nog een rustige indruk.

Carrasco: “Ik moet ontspannen aan de aftrap kunnen komen. Ik ben iemand die moet kunnen lachen. Mij maakt het niet uit of ik de finale van de Champions League speel of een wedstrijd tegen pakweg Bastia. Voor mijn allereerste competitiewedstrijd herinner ik me dat ik nog wat met Nabil liep te dollen een paar seconden voor we het veld op stapten.”

Stoort dat de oudere spelers niet?

Carrasco: “Dat kan me niet schelen. Ik doe wat ik denk dat ik moet doen, ik zeg de anderen ook niet wat zij moeten doen.”

Dat getuigt van persoonlijkheid op je 21e.

Carrasco: “Ik bijt niet op mijn tong, dat klopt. Ik aarzel niet om tegen Toulalan of een andere bekende voetballer te zeggen wat ik vind. Op het veld ben ik niet dezelfde als in de kleedkamer. Tijdens een wedstrijd kan ik zeuren en me opwinden, omdat ik competitief ingesteld ben. In de kleedkamer daarentegen hang ik graag de onnozelaar uit.”

Wat vinden jullie bij elkaar de grootste voetbalkwaliteit?

Dirar: “Zijn dribbel naar voren. Hij is technisch erg sterk, beheerst de bal, maar is ook erg efficiënt. Het is geen speler van tierlantijntjes die nergens toe leiden.”

Carrasco: “Nabil is erg gedisciplineerd. Maar wat het meest indruk maakt, is zijn spelvolume. Hij is een echte box-to-box met wel vijftig longen.”

Wat is je beste plaats?

Carrasco: “Op de linkerflank. Daar voel ik me vrij, beweeg ik beter, kan ik makkelijker de bal aannemen, terwijl het op rechts meer op automatische piloot voetballen is: je duwt de bal vooruit en zet hem voor doel.”

Robot

Doet Nabil je nog altijd aan Ronaldo denken?

Carrasco: “Qua lichaam wel, qua voetenwerk niet… (lacht) Cristiano Ronaldo is een afwerker, terwijl Nabil de man is van de assists. Maar qua lichaam lijkt hij wel een robot.”

Dirar: “Nochtans doe ik geen spierversterkende oefeningen, hooguit wat pompen. Om de twee, drie dagen pomp ik 400 keer. Toen ik bij Club aankwam, vond men dat ik een beetje zwaar stond, dus stelde men een speciaal programma voor me op. Sindsdien let ik op mijn lichaam.”

Carrasco: “Ik doe niets speciaals. Mijn kracht is wat ik met de bal doe.”

Vraagt men je niet aan spiervolume bij te winnen?

Carrasco: “Men zegt me dat wel, maar voorlopig doe ik dat niet. Ik heb geen zin aan snelheid in te boeten.”

Ben je dan niet bang dat je klappen of trappen te incasseren krijgt?

Carrasco: “Neen. Omdat ik al erg goed was op jonge leeftijd heeft men me altijd in een oudere leeftijdscategorie laten meespelen. Zo leerde ik incasseren.”

Dirar: “Als je een verdediger dribbelt of belachelijk maakt, moet je tegen een reactie kunnen. Dat hoort bij het spel.”

Is Monaco een tussenstap op weg naar nog hoger?

Carrasco: “Het is een goeie club, maar als je echt voetbal wilt ademen, moet je hier niet te lang blijven. Er zit geen volk in het stadion, dat merk je aan onze resultaten. Wanneer een publiek je ondersteunt in de slotfase, kan dat een match doen kantelen. Dat voordeel hebben wij hier niet.”

Dirar: “Wanneer ik Yannick op verplaatsing bezig zie in volle stadions, wordt hij nog dubbel zo goed.”

Carrasco: “Voor een enthousiast publiek heb ik zin om het beste van mezelf te geven, mezelf te overtreffen, wat show te geven. Het is een soort adrenaline die zich dan van me meester maakt.”

Dirar: “Bij Club had je die druk die het publiek zette, die drang die zich op me overzette. Hier heb je dat niet. Wie het bij Monaco maakt, kan het overal maken.”

DOOR THOMAS BRICMONT IN MONACO – FOTO’S BELGAIMAGE / FRED PORCU

“Als de eerste selectie te lang was uitgebleven, had ik misschien voor een andere nationale ploeg gekozen.” Yannick Ferreira Carrasco

“Vroeger dacht ik alleen maar aan dribbelen, toen speelde ik eigenlijk vooral voor mezelf. Nu speel ik voor de ploeg.” Nabil Dirar

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content