Naam: Stijn Vanden… bérgh. Geboren: Algemeen Ziekenhuis, Oudenaarde, op 300 meter van de finish van de Ronde. Woonplaats: al dertig jaar hartje Vlaamse Ardennen. Geen coureur die dus meer in de wieg gelegd is voor Vlaanderens Mooiste dan de meesterhelper/semikopman van Etixx – Quick-Step. Een monoloog over een droom die steeds realistischer wordt.

Stijn Vandenbergh: “Nooit heb ik een grotere kick op mijn fiets beleefd dan in de Ronde van vorig jaar op de Oude Kwaremont. Op mijn lievelingshelling tussen twee geluidsmuren en duizenden dolenthousiaste fans in de finale voorop rijden met Greg Van Avermaet. Kippenvel! Ook omdat ik voelde dat ik sneller kon, dat winnen misschien zelfs mogelijk was. Alleen: ik moest in Gregs wiel blijven. Teamorders, want Tom (Boonen, nvdr) en Niki (Terpstra, nvdr) zaten in de achtervolgende groep en ik had in een eventuele sprint met Greg weinig kans. Begrijpelijk, maar als je dan uiteindelijk vierde wordt en naast het podium valt… Misschien had ik beter gedemarreerd, ja. Je weet nooit dat Van Avermaet had moeten lossen, dat hij, Cancellara en Vanmarcke (die later aansloten, nvdr) elkaar hadden beloerd en dat ik was weggebleven.

“Stel je voor: solo aankomen in Oudenaarde, waar mijn wieg stond, waar ik schoolliep en op café ging, waar ik 27 jaar woonde en zo veel mensen voor mij supporteren. En waar ik, als ik er over de aankomstlijn rijd, soms stiekem mijn handen in de lucht steek. Een wens die vorig jaar niet uitkwam, maar ik blijf dromen. Meer dan ooit. Als je voelt dat je kunt winnen, moet je dat durven.”

Tantes

“Mijn wielerdroom kiemde nochtans laat, want ik begon pas als tweedejaarsjunior. Ervoor had ik gevoetbald bij Volkegem en – gezien mijn gestalte (nu 1m99, nvdr) – van mijn twaalfde tot mijn vijftiende gebasketbald bij Haantjes Oudenaarde. Fietsen deed ik toen ook wel: met mijn drie jaar oudere broer Wouter als gids de hellingen van de Ronde verkennen, meestal met de Eikenberg, op drie kilometer van thuis, als slot. En op weg naar de lagere school beklom ik de Volkegemberg zelfs twee keer per dag. Later namen mijn twee tantes me mee: tochten van meer dan honderd kilometer naar de zee en op zondag met hun wielerclub. Toen ik er als jonge tiener op de Oude Kwaremont – daar is hij weer – de goed getrainde toeristen klopte en de ‘bergprijs’ won, overtuigden die me om te beginnen koersen.

“De profs volgde ik toen ook op de voet. Ik had een boon voor Jan Ullrich – de eeuwige outsider – en voor Peter Van Petegem. Mijn grootouders woonden immers in Brakel, waar we met de hele familie op de dag van de Ronde bijeenkwamen in hun huis op de top van de Tenbossestraat – toen nog een helling in volle finale, terwijl Oudenaarde veel verder van de finish lag. Mijn beste herinnering? Van Petegem die in 2003, op weg naar zijn zege, er op de grote plateau naar boven vlamde. Die snelheid bergop! Fenomenaal.

“Een jaar later won ik, als belofte, zelf mijn eerste grote koers: de Omloop Het Volk in Grotenberge, Zottegem, waar ik nu – toevallig weliswaar – al drie jaar woon. De echte start van mijn carrière: ik trok van Onder Ons Parike naar de belofteploeg van Unibet.com en kon na veel ereplaatsen de stap naar het profteam zetten. Ondanks een knaldebuut met rit- en eindwinst in de Ronde van Ierland – nog altijd mijn enige profzeges – bleek ik echter vooral geschikt als helper. Geen sprint, hé… Door mijn lengte kon ik bovendien een kopman perfect uit de wind zetten.”

Karakter én talent

“Mijn eerste Ronde van Vlaanderen reed ik in 2008 voor AG2R (75e op ruim 17 minuten van Stijn Devolder, nvdr), al weet ik daar vreemd genoeg amper nog iets van. Misschien omdat ik zo veel heb afgezien. (lacht) Het volgende jaar brak ik mijn elleboog in de Driedaagse De Panne, maar in 2010, bij Katjoesja, werd ik tot mijn verbazing twáálfde, in een groep na Cancellara en Boonen. Nadat ik door twee valpartijen, onder meer op de… Oude Kwaremont, vanuit een bijna compleet verloren positie was teruggekeerd. Hier zit meer in, dacht ik. Door ontsteking op de urineleiders helaas niet in 2011, maar toen ik dat jaar Johan Vansummeren – eenzelfde type renner als ik – Parijs-Roubaix zag winnen, had ik nog meer het gevoel: dat kan ik óók.

“De grootste boost qua zelfvertrouwen kwam er in 2013. Onder meer met die tweede plaats in de Omloop Het Nieuwsblad. Geklopt in de sprint door Luca Paolini, maar wel de sterkste in de koers. Nochtans was ik, wegens knieperikelen, in december nog aan het aquajoggen. ‘Hoe kun jij nu al zó goed zijn?’, lachten ze in de ploeg. Nóg betere benen had ik zelfs in Parijs-Roubaix. Een superdag! In de finale ontsnapt met Sep Vanmarcke, van wie ik me de sterkste voelde, maar ook toen Cancellara en Stybar aansloten, achtte ik me niet kansloos. Tot ik viel op Carrefour de l’Arbre. Weg winstkansen, weg podium… En zeggen dat ik me na de finish amper vermoeid voelde. Zelden zo ontgoocheld.

“Op dat moment besefte ik, meer dan ooit, dat ik wél talent heb. Ervoor had ik altijd gedacht dat vooral mijn karakter mijn grootste troef was, maar als je met zo weinig fietsen in de winter als tweede eindigt in de Omloop en even goed Parijs-Roubaix had kunnen winnen… Sindsdien train ik zelfs iets minder. Vorig jaar had ik pas de woensdag voor de Ronde voor het eerst meer dan 200 kilometer op de teller. En als op ploegstage sommigen na een tocht van vijf uur nog een uurtje doorgaan, stap ik van de fiets. Ik weet nu dat ik die superlange trainingen niet nodig heb om goed te zijn. Integendeel: ik voel me zelfs veel frisser in wedstrijden, zeker na 250 kilometer wanneer de grote motoren bovendrijven.

“Het enige wat ik mis – al heb ik daar afgelopen winter met stevige intervallen wel op gewerkt – is explosiviteit. In de sprint of op korte, steile hellingen zoals de Paterberg en de Koppenberg waar ook mijn 85 kilo in mijn nadeel speelt. Totaal anders dan de Oude Kwaremont: een langere inspanning waar je met een grotere versnelling op de power kunt knallen. Daarom ligt Parijs-Roubaix me ook beter dan de Ronde van Vlaanderen. Maar als ik mag kiezen, dan gaat er niets boven de Ronde, zeker sinds die in Oudenaarde arriveert.” (lacht)

Wel Boonens salaris, niet het leven

“Het is niet omdat ik nu droom van winst en voel dat het kán – een groot verschil -, dat ik eisen ga stellen of me plots een kopman voel. In Parijs-Nice en Milaan-Sanremo knapte ik zelfs met plezier mijn werk als helper op. In de Vlaamse wedstrijden mag ik me wel meer sparen voor de finale, maar ook dan heb ik soms de neiging om in aanloop naar de hellingen vol in de wind te vlammen met Tom, Niki of Zdenek in mijn wiel. Ik moet toch vooraan zitten en daar kunnen zij van profiteren, denk ik dan. Tom dit voorjaar helaas niet meer…

“Goeie benen kan ik bovendien moeilijk verbergen. Op kop van het peloton alles op een lint trekken: een heerlijk gevoel. Ik kan dan zelfs rapper fietsen en meer afzien dan in een tijdrit of wanneer ik alleen voorop rijd. Alhoewel, in die situatie heb ik nog nooit gezeten. Ik weet niet eens hoe ik dan zou reageren. Misschien ontdek ik het zondag wel… (lacht)

“In die schaduwrol voel ik me perfect. De stress waarmee kopmannen moeten leven, ik denk niet dat ik dat zou aankunnen. Een beschermde status, dat wel – zoals nu -, maar ik zou nóóit willen dat zes, zeven renners zich voor mij opofferen. Te veel faalangst, ja. Zeker als dan ook de druk van media en supporters zou toenemen. Ik heb liever dat mensen weinig van mij verwachten om vanuit die underdogpositie uit te blinken. Na een slechte koers zit er dan ook niemand op mijn kap, terwijl iemand als Boonen dan bakken kritiek krijgt. Chapeau, de manier waarop hij daarmee omgaat. Met die voortdurende aandacht ook, iedereen die hem altijd en overal aanklampt. Zot zou ik worden, in zijn plaats zou ik zelfs nooit interviews geven. Toms salaris en zijn wagenpark, dát zou ik wel willen (lacht), maar niet alle druk(te) die erbij komt. Liever minder verdienen en op mijn gemak op café in Oudenaarde of naar een openbare sauna kunnen gaan, zonder dat iedereen me herkent en het de volgende dag in de krant staat.”

Verlangen

“Kopman of niet, sowieso is de druk sinds vorig jaar groter dan vroeger. Van pers en fans, maar ook door die overtuiging dat ik kan winnen – als alles meezit weliswaar, want het supertalent van een Cancellara heb ik niet. Alleen al daarom ben ik blij dat ik vooraf geen persconferentie moet geven en twintig keer hetzelfde moet vertellen. Liever bereid ik me in alle kalmte voor. En meestal ben ik vrij rustig, zeker als ik weet dat ik er alles voor gedaan heb. Meer dan in gelijk welke week laat ik voor de Ronde ook niets aan het toeval over: ik breng mijn matras van thuis mee en let nauwgezet op mijn voeding, meestal hetzelfde als voor een andere wedstrijd waar ik goed gereden heb. Wat? Topsecret. (lacht)

“Een ander ‘ritueel’ is op zaterdag mijn koersoutfit mooi klaarleggen, mét het rugnummer al opgekleefd – die orde bezorgt me rust. Ik probeer ook mijn gedachten te verzetten door automagazines te lezen, al dwalen mijn gedachten soms wel af naar de race. Scenario’s inbeelden: daar kan de beslissing vallen, dan moet ik vooraan zitten… Als dat in de wedstrijd zo gebeurt, geeft me dat ook zelfvertrouwen.

“Voor geen enkele koers is het verlangen zo groot als voor de Ronde. Te vergelijken met – voor mij althans – een nieuwe auto kopen en er nog twee maanden op moeten wachten. (lacht) Die dag kan niet vlug genoeg komen. Zo rap mogelijk wil je weten of al dat harde werk zijn vruchten zal afwerpen, of je effectief zo goed bent als je denkt. Uit de E3 Harelbeke leer je wel veel, maar de Ronde is nog iets anders.

“De meeste stress heb ik vooral de ochtend van de start in Brugge. Al dat volk: het blijft een belevenis, maar tegelijk besef je nog meer: dit is dé dag. Ik blijf dan zo lang mogelijk in de bus, ook omdat ik vaak naar het toilet moet – gevoelige darmen, hé. (lacht) Na de start valt die spanning wel weg. Dan ben je zo geconcentreerd, ga je zo op in die superhectische aanloop door die typische Vlaamse dorpskernen, in die tienduizenden toeschouwers in de heuvelzone… In het afzien ook, want in de Ronde kun je door die adrenaline de pijngrens net dat tikkeltje hoger leggen.

“Voor je het weet, sta je aan de finish. En pas wanneer je ’s avonds terugblikt en de beelden ziet, dringt het écht door: hoe zot was dát! Vorig jaar helaas met een bittere nasmaak door die gemiste podiumplaats. Als ik die nooit meer zou behalen, dan zal ik na mijn carrière vloeken, ja. Maar evengoed wordt mijn droom toch eens werkelijkheid: na een verwoestende demarrage op de Oude Kwaremont mijn handen omhoog steken in míjn Oudenaarde. Zou dat niet mooi zijn?”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: KOEN BAUTERS

“Voor geen enkele koers is het verlangen zo groot als voor de Ronde.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content