Assistent-trainer Pierre Denier, clubarts Johan Jespers en verzorger Jean Conen zijn als enigen al 25 jaar nauw betrokken bij de A-kern van RC Genk, onafgebroken, vanaf de samensmelting tussen Waterschei en Winterslag tot vandaag. ‘Hier is toch al wat te beleven geweest, hé?’

Pierre Denier (56) ziet het wel zitten om eens in de afgelopen kwarteeuw van RC Genk te duiken. Eigenlijk is hij daar al eventjes mee bezig, verklapt hij: “Volgend jaar ben ik 26 jaar bij RC Genk. Als ik daar mijn 14 jaar bij Winterslag optel, zit ik aan 40. Daar komt een boek van.” Denier was in 1988, bij de opstart van RC Genk, nog speler en voetbalde door tot 1992. Inmiddels is hij al jaar en dag assistent-trainer in de Cristal Arena. Toevallig zijn ook Jean Conen (76) en Johan Jespers (58) ex-Winterslagboys. De eerste was bij die club verzorger, de tweede clubarts. 25 jaar later vervullen Conen en Jespers nog altijd dezelfde functie, nu bij RC Genk.

Vloeken in het Vaticaan

Wie tegenwoordig in de voetbalwereld ergens het woord fusie in de mond neemt, wordt bijna gefusilleerd. Hoe zat dat hier 25 jaar geleden?

Jespers: “Oh, dat lag ook heel moeilijk hoor. De mijnploegen Waterschei en Winterslag, dat was water en vuur. Spreken over zo’n fusie stond hier veertig jaar geleden niet gelijk met vloeken in de kerk, maar met vloeken in het Vaticaan, met de paus langs je. Maar je ziet dat het kan. En als je water en vuur verzoent, krijg je een stoomturbine, die energie geeft.”

Denier: “Het kost alleen wat tijd. In het begin, tijdens het eerste jaar van RC Genk, telden mensen hoeveel spelers van Winterslag in het team stonden en hoeveel van Waterschei. Er waren ook twee afgevaardigden, een van Waterschei en een van Winterslag. Het lag moeilijk om knopen door te hakken. Zelf kon ik mij heel goed vinden in de fusie. Ik zag ook wel dat er geen middelen meer waren, noch bij Waterschei, noch bij Winterslag.”

Jespers: “Er was geen andere optie dan een fusie. Maar ik heb bijvoorbeeld nonkels die supporter waren van Waterschei en die zijn eerst jaren niet komen kijken naar RC Genk. Hier, op de huidige locatie van de club, waren verbouwingen bezig. Dus speelden we de eerste seizoenen in Winterslag. En je dacht toch niet dat die van Waterschei naar Winterslag zouden gaan?”

Denier: (lacht) “Naar ons stadionneke.”

Jespers: “Maar intussen zijn al die mensen supporter van RC Genk.”

Denier: “Eenmaal de spelers van Waterschei en Winterslag uitgerangeerd waren, hebben ook de supporters de knop omgedraaid. Dat heeft vijf à zes jaar geduurd. Daar denk ik weleens aan terug als ik nu berichten lees over Beerschot en Antwerp. In Antwerpen zijn er mensen die denken: we moeten doen zoals in Genk en geduld hebben. Die hebben volgens mij gelijk.”

Hoe vlot vertrok de trein RC Genk?

Jespers: “Vlot vertrekken?!”

Denier: “We sputterden!”

Jespers: “Wij kunnen de ontgoocheling over het missen van de Champions League nog vergelijken met de ontgoocheling over een degradatie.”

Denier: “We degradeerden direct, terwijl het toch de bedoeling was om geleidelijk een topclub in België te worden. Als ik nu de rekening maak, vind ik dat het nog vrij snel is gegaan, maar het ging in alle geval niet zo snel als iedereen eerst hoopte.”

Jespers: “Misschien maar goed ook. Mocht de groei exponentieel geweest zijn in het begin, dan zou je een veel te fragiel geheel gekregen hebben, dan zouden het waterscheuten geweest zijn.”

Denier: “De club is, zoals het stadion, in fases gebouwd. Toen het stadion helemaal klaar was, kwamen ook de eerste grote successen, met AiméAnthuenis, vanaf 1996. Maar in de jaren voordien, tussen 1988 en 1994, hebben we veel zwarte sneeuw gezien.”

Wenende Clement

Wat is jullie eerste positieve herinnering aan RC Genk?

Denier: “De 2-7-overwinning tegen Zwarte Leeuw in 1990, waardoor we in het jaar na onze degradatie meteen weer promoveerden.”

Conen: “Voor mij: vicekampioen spelen en de beker pakken met Anthuenis, in 1998. Ik zie ons nog terugkomen uit Brussel, met al die geschminkte gezichten. En hier, met dat podium, en al dat volk. Genk was veel te klein.”

Jespers: “Als ik die beelden terugzie, valt mij vooral op hoe mensen van alle nationaliteiten hier toen door elkaar liepen; Turken, Marokkanen, Italianen. Die identificeerden zich allemaal met RC Genk. Naar integratie toe is zo’n voetbalclub een enorm krachtig instrument.”

Denier: “Die 4-0-overwinning op de Heizel, tegen Club Brugge, dat was het eerste grote topmoment. Maar daar ging wel een en ander aan vooraf. Ik herinner mij dat er eerder dat seizoen vraag was naar Philippe Clement.”

Conen: “Vraag uit Engeland.”

Denier: “Op een dag kwamen we terug van de training – Aimé had zijn voetbalschoenen nog aan, er hing modder en slijk aan. Een supporter had hem gezegd: ‘Ze gaan Clement verkopen.’ Aimé stormde hier met zijn vuile schoenen de trappen op, naar een paar mensen van de beheerraad. Hij wilde dat Clement zou blijven, omdat hij een prijs wou pakken. Uiteindelijk besliste Remi Fagard, die toen voorzitter was, om Clement te houden, hoewel ze hem voor veel geld hadden kunnen verkopen.”

Conen: “Ik zie Clement daar nog staan, hij weende omdat hij niet mocht gaan.”

‘Du machst mich kaputt!’

Wat is uw eerste positieve herinnering aan RC Genk, dokter?

Jespers: “Het moment waarop ik een goed buikgevoel kreeg, omdat ik hier dingen kon vragen en projecten sportmedisch kon uitwerken. Collega’s van mij in andere clubs stellen vaak geen vragen, omdat ze vooraf weten dat zaken niet bespreekbaar zijn.”

Hoe snel kwam dat moment er hier?

Jespers: “Na vier à vijf jaar. In de beginfase kon je hier de onderkant van de hoofdtribune nog zien, de voorkant van het stadion was nog niet dichtgemaakt. Plots vond de brandweer dat niet veilig meer. Een clubdirectie kan op zo’n moment beslissen om dat op te lossen met grote reclamepanelen – daar verdien je ook geld mee. Maar wij wilden iets doen met die vierkante meters onder die tribune.”

Denier: “Voor die invulling heb jij je nek uitgestoken hé, dok?”

Jespers: “Ja, maar dat werd gedragen. En als je dan een clubdirectie hebt die beslist om die ruimte effectief te valoriseren, om aan de rechterkant dat themacafé te maken en aan de linkerkant een sportmedische ruimte, een spelershome, enzovoort, dan geeft dat een ongelooflijke voldoening. Men heeft hier begrepen dat zo’n lokale infrastructuur ons op termijn heel ver gaat brengen. En dat vind ik het mooie aan deze club; dat we in de breedte werken, er wordt niet alleen in spelers geïnvesteerd. Nu zijn we bezig met de uitbouw van de medische staf bij de jeugd en van de jeugdaccommodatie.”

Denier: “Over een paar jaar komt er ook voor ons hier een nieuw gebouw. Aan de dokters, de kinesisten, de trainersstaf, de mental coach wordt gevraagd hoe dat gebouw er moet uitzien, welke ruimtes er moeten zijn. Dat wijst erop dat de club veel vertrouwen heeft in de mensen die hier werken.”

Geeft dat voor jou de meeste voldoening?

Denier: “De meeste voldoening haal ik uit de vaststelling dat RC Genk de laatste 15 jaar de meest succesrijke club is na Anderlecht.”

Jespers: “Wat geen toeval is.”

Denier: “Dat weet je als je ziet wat voor een team hier ’s maandags vergadert, daar zitten twee clubartsen, kinesisten, verzorgers, de mental coach en zelfs een voedingsdeskundige. Dat hier al zo veel jaren een organisatie staat, stemt mij echt gelukkig. Er is veel duidelijkheid. Ik merk dat ook aan nieuwe trainers die hier binnenkomen, die voelen zich heel snel op hun gemak.”

Conen: “Nu hebben ze bijvoorbeeld ook een fysiektrainer. In de tijd van Anthuenis kreeg ik nog regelmatig vijf man met me mee, dan moest ik met hen gaan lopen.”

Denier: (grijnst) “Ik heb ook eens zo’n duurloop gedaan met de hele groep, weet je nog? Op stage, in Duitsland, toen Enver Alisic hier nog trainer was. Alisic ging mee lopen. Maar ineens waren we de weg kwijt. Pas na een hele tijd vonden we het hotel terug. Wat een inlooptraining van 25 minuten had moeten zijn, was een duurloop van anderhalf uur geworden. Een halfuur na ons kwam Alisic ook weer bij het hotel. Hij zei tegen mij…”

Jespers: (lacht) Du machst mich kaputt!

Conen: (lacht) “Je had dat gezicht van Alisic moeten zien, ik heb nooit meer ge- lachen dan toen.”

Denier: “Alisic zei: ‘Pierke, doe jij de namiddagtraining maar. Ik kan niet meer.’ ’s Anderendaags is hij terug boven water gekomen.” (lacht)

Twee centimeter

Welke matchen uit die 25 jaar zullen jullie zeker bijblijven?

Denier: “De kwalificatie voor de Champions League tegen Maccabi Haifa. Eigenlijk zou het niet mogen, dat één match beslist over 13 miljoen euro. Ik vind dat absurd. Ik weet nog dat er in de 88e minuut een bal tegen de binnenkant van de paal ging, op Lázsló Köteles botste en dan buiten vloog. Dat is dan een kwestie van twee centimeter.

“In 2002 hadden we ook al eens zo’n match gehad waar enorm veel geld van afhing: de laatste kwalificatiematch voor de Champions League tegen Praag.”

Jespers: “Goh! In het laatste kwartier van die uitmatch tegen Sparta Praag ben ik drie keer gestorven en vier keer doodgegaan. We geraakten maar niet uit ons strafschopgebied; bal op de keeper, op de paal, over, corner. Mensen toch.”

Denier: “Normaal verlies je die match met drie goals verschil, maar wij plaatsten ons.”

Jespers: “De gevolgen waren niet min; de voorzitter van Praag moest meteen in Engeland een van zijn spelers gaan verkopen, om zijn budget in orde te krijgen.”

Denier: “Hier is toch al wat te beleven geweest, hè?”

Jespers: “Nog een moment dat ik nooit vergeet, is toen Pierre in 2009 de beker won (als interim-trainer,nadat hoofdtrainer Ronny Vangeneugden was opgestapt, nvdr). Dat is een van de mooiste beelden die ik ooit gezien heb in het voetbalwereldje. Eindelijk boekte Pierre eens een persoonlijk succes.”

Denier: “Het was het absolute topmoment uit mijn carrière. Even voordien was hier nog een opstand geweest van de fans. We waren in de heenmatch van de halve finale blijven steken op een 2-2 tegen Lierse. Toen heb ik hier buiten alleen gestaan tussen driehonderd supporters. Erik Gerits (directeur organisatie, nvdr) kwam bij me en vroeg of hij politiebegeleiding moest halen. Ik zei: ‘Nee, ik probeer het op te lossen.’ Anderhalf uur lang heb ik de fans gesust. Uiteindelijk wonnen we de terugmatch tegen Lierse met 1-4 en gingen we naar de Heizel. Er was de supporters dat seizoen ook beloofd dat ze de helft van hun abonnementsgeld zouden terugkrijgen als we geen Europees voetbal haalden. De finale draaide rond 1,3 miljoen euro. Kwam daarbij dat ik de dag vóór de finale naar Hans Cornelis stapte, onze kapitein, en zei: ‘Ik weet dat het verschrikkelijk is, en ik krijg misschien alles en iedereen over me heen, maar ik ga je morgen niet laten starten.’ Voor hem was dat misschien de zwaarste klap uit zijn carrière, hij had tot dat moment altijd gespeeld. Dan moet het allemaal goed aflopen. En het líép goed af. Als je dat allemaal in je achterhoofd hebt, na vijf slapeloze nachten, met daarnaast ook nog iets op privévlak wat in je hoofd speelt, dan wordt het wat te veel.”

Conen: “Toen heb ik hem moeten troosten.”

Denier: “Dan kwam ook het beeld van onze pa, die ons altijd gevolgd had en die een paar jaar voordien gestorven was. Maar als je dan die beker mag omhoogsteken voor 50.000 man, is dat een echt topmoment.”

Vakantie of abonnement?

Bij de opstart van RC Genk waren de mijnen hier net dichtgegaan. Haar 25e verjaardag viert de club met de sluiting van de Fordfabriek op de achtergrond.

Jespers: “En dan beslist deze club: we trekken onze abonnementsprijzen omlaag.”

Denier: “Dat wijst erop dat hier menselijkheid in de clubleiding aanwezig is.”

Jespers: “Een paar jaar geleden zit er een vader voor mij en die zegt: ‘Dokter, nu hebben we toch moeten nadenken. Mijn vrouw, mijn dochter, mijn zoon en ik hebben moeten beslissen: gaan we een abonnement kopen voor RC Genk of gaan we op zomervakantie?’ Die twee zaken lagen voor die mensen met elkaar in de weegschaal. Ze hebben uiteindelijk beslist het abonnement te nemen.”

Denier: “Wij horen zulke verhalen, maar de spelers zouden dat eigenlijk ook moeten weten hé, dat er mensen zijn die op die manier keuzes maken. Dan geef je op dat veld toch nog tien procent meer?”

Jespers: “Spelers mogen niet in een geïsoleerd systeem zitten. Ze moeten contact hebben met de supporters.”

Denier: “Dat is ook een van mijn taken. Maar doordat de laatste jaren de buitenlanders hun intrede hebben gedaan, loopt dat tegenwoordig wat moeilijker. En wat we vijf of tien jaar geleden deden met Sef Vergoossen, is nu ook niet meer mogelijk. Op onze vrije namiddag verdeelden we de kern in vier en trokken we naar scholen. Maar dat aantal aanvragen werd zó groot, op een gegeven moment belden zestig scholen.”

Jespers: “Toch denk ik dat zulke zaken heel belangrijk zijn. Want het had ook gevolgen: in werkelijk elke boekentas vond je iets van RC Genk. Je bouwt je zo ook in generaties in. Want die kinderen worden later ook ouders. Successupporters zijn even snel weg als ze komen. Als je mensen op een andere manier aan je club kan binden, is dat veel consistenter. Warmer ook. En als een clubcultuur inhoudt dat er interactie is tussen de spelers en de fans, dan hebben ook buitenlanders zich daarnaar te schikken. Herinner je je die praatcafés van vroeger?”

Denier: “Toen stonden de mensen hier tot buiten.”

Jespers: “De spin-off van die babbels was dat de mensen een vraag hadden kunnen stellen aan de trainer, dat ze spelers een hand hadden kunnen geven. En wat merk je? Die speler die een hand gaf, die mag de volgende match ineens wél eens een verkeerde pass geven voor die fans. Die mechaniek moet je koesteren. Maar ik weet: het is organisatorisch veel werk, en vervelend voor jou, Pierre, maar het creëert ongelooflijke dingen.”

Denier: “Misschien moeten we vaker hier in de Cristal Arena eens iets organiseren.”

Kadetten van billen

Pik elk eens één speler uit die 25 jaar die jullie bijblijft.

Conen: “Ik kies Souleymane Oulare. Daar had ik het meeste last mee, die had kadetten van billen, zó dik, zó zwaar. Mijn handjes waren te klein om die te masseren. Op de tijd die ik nodig had voor hem, deed ik er normaal gezien twee andere.”

Jespers: “Pierre, ik ga je voor zijn. Maar eerst wil ik mij verontschuldigen bij de driehonderd spelers die ik niet noem. Ik kies Carmel Busuttil.”

Denier: “Dat is straf, die naam kwam ook net in mij op.”

Jespers: “Mij ging het bij Busuttil over de totaliteit: de manier waarop hij voetbalde – zijn truitje was altijd nat, wat hij voor zijn voetbal over had, de manier waarop hij zich in de lokale gemeenschap van Meeuwen integreerde, hoe hij als mens was. Voor een topvedette is het heel moeilijk om voeling met de grond te houden, want je verdient veel geld. Als je er dan toch in slaagt om bescheiden te blijven, eerlijk bescheiden – niet dat je het even speelt, dan ben je een heel rijk mens.”

We hebben nog een speler van jou te goed, Pierre.

Denier: “Busuttil staat dus zeker ook in mijn top vijf. Clement ook, die verving de trainer in de kleedkamer. Domenico Olivieri was ook altijd bescheiden en heel vriendelijk. Hij heeft hier ook goeie jaren gehad. En iemand van nu naar wie ik opkijk, is Jelle Vossen. Ook altijd bescheiden. Een trainingsbeest, de dag voor een match blijft die doorgaan, tot hij zich bijna een verrekking sjot. Bevestigt al drie à vier jaar. En hij is daarnaast dan ook nog eens sociaal geëngageerd, wordt erg vaak gevraagd voor zulke zaken, maar zegt zelden nee. Een voorbeeld voor velen.”

Homeopathisch verdunnen

Zien jullie valkuilen voor RC Genk als jullie eens nadenken over de komende tien jaar. Vul eens aan: de club moet opletten dat…

Denier: “Dat ze voor een speler niet meer betaalt dan een andere club. Nu wordt breed uitgesmeerd dat RC Genk de rijkste club van het land is. Zulke berichten geven de club geen voordeel.”

Jespers: “De club moet ook opletten dat ze zichzelf na verloop van tijd niet gaat verloochenen. We mogen ons door nieuwkomers nooit homeopathisch laten verdunnen wat onze eigenheid betreft. Als wij vedetten binnenhalen, heb ik daar veel respect voor, maar wie naar hier komt, moet 120 km/u rijden op de snelweg, rechts van de weg rijden en stoppen voor een rood licht. Als we toelaten dat iemand door het oranje rijdt, bijvoorbeeld omdat hij veel gekost heeft, begin je te verdunnen. Mensen die er bijkomen en met dezelfde gedrevenheid werken als die die RC Genk tot hier gebracht hebben, zijn een verrijking. Wanneer zal het misgaan? Als we hier met de staf zitten en zeggen: ‘Bestel nog een pint, we zijn goed bezig.’ Je kunt drijven op het succes, dat is passief. Maar je kunt ook werken aan het verlengde van het succes, dat is actief. Dát gevoel moet er zijn.”

DOOR KRISTOF DE RYCK – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Eigenlijk zou het niet mogen, dat één match beslist over 13 miljoen euro. Ik vind dat absurd.” assistent-trainer Pierre Denier

“Mijn handjes waren te klein om de billen van Oulare te masseren.” verzorger Jean Conen

“De club moet opletten dat ze zichzelf niet gaat verloochenen.” clubarts Johan Jespers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content