Ook als kind hield Joos Valgaeren (Club Brugge) al van een uitdaging op tijd en stond. ‘Als we in de bergen gingen wandelen, verkoos hij de zo gevaarlijk mogelijke weg omdat er toch maar iets te beleven zou zijn.’

J oos was geen gemakkelijk ventje. “Als kleuter is hij ooit uit de school ontsnapt”, herinnert zijn vier jaar oudere zus Riet zich met de glimlach. “Je kon hem heel moeilijk straffen. Ik zag hem maar zelden wenen. Neen, dan lachte hij : ‘Het doet toch geen pijn, en het kan mij niet schelen dat ik in de hoek moet staan. ‘ Ik weet nog dat hij thuis ooit aan tafel is vastgebonden met een grote handdoek om te blijven zitten tot zijn bord leeg was. Op de lagere school, waar ik nu lichamelijke opvoeding geef, zeggen ze : ‘In de klas geen enkel probleem, maar op de speelplaats was hij een haantje de voorste. Als hij niet aan het vechten was, had hij wel weer iets uitgestoken. ‘ Niet dat hij een echte vechtersbaas was, neen, maar blijkbaar wist iedereen toch wie Joos was. Een grote deugniet.”

Herselt is een dorp vlakbij Westerlo. 13.549 inwoners, de deelgemeenten Ramsel, Blauberg, Bergom en Varenwinkel inbegrepen. Jef Valgaeren en Marth Van Goolen woonden er met Riet en Joos in het centrum. Wolfdonk- sesteenweg 1, rechtover Delen’s Bowling. Een sportief gezin dat vaak ging wandelen in de Oostenrijkse en Zwitserse bergen. Jef, Jozef eigenlijk, voetbalde twintig jaar bij Ramsel, waar zijn vader, de grootvader van Joos, voorzitter was. Eén jaar speelde Jef er samen met Erwin Vandenbergh. Heel het gezin ging altijd kijken. Jef was een rechtsback. “Een doorzetter”, weet Riet. “Hij moest altijd ingooien, want hij kon dat zeer ver, tot aan de tweede paal. Mensen die ons kennen, zeggen : ‘De Valgaerens, je ziet dat dat verdedigers zijn. ‘ Ik speel basket en bij mij is dat ook : ze komen er niet door, ik zorg wel dat ze niet scoren.”

Jef studeerde scheikunde. Hij startte zijn beroepsloopbaan als vertegenwoordiger in fotokopieermachines, begon daarna met een van zijn broers een zaak in kasseien en saneert nu mazouttanks. Marth werkte als sociaal assistente tot ze thuis bleef om voor de kinderen te zorgen. Haar ouders waren boeren. Joos en Riet leerden er koeien melken, paardrijden en asperges plukken. Onder andere. Joos deed ook even karate, is nog altijd gek van skiën en werd als lid van atletiekclub Tongerlo, de club van William Van Dijck, ook Belgisch kampioen veldlopen in Waregem. “Ik heb ook nog gelopen,” grijnst Riet, “maar ik had niet het karakter van Joos om door te zetten en te willen winnen. Ik stopte als ik moe was. Joos is een nog grotere doorzetter dan ik, nóg koppiger ( lacht). Hij wist wat hij wou en deed er alles voor om dat te bereiken. Desnoods bleef hij zagen en zeuren, een dag, een week, een maand.

“Als kind had hij vooral ruimte nodig om te spelen, om achteraan in de tuin met stokken en dekens een kamp te bouwen, bijvoorbeeld. Het avontuur trok hem. Hij kon niet stilzitten en had weinig slaap nodig. Er moest actie zijn. Als we in de bergen gingen wandelen, verkoos hij de zo gevaarlijk mogelijke weg omdat er toch maar iets te beleven zou zijn. Onder vrienden ging hij alles mee op gang zetten om iets uit te steken. Hij was een vrij goede student, hij moest er niet veel voor doen. Hij rekende uit : nu heb ik tachtig, volgende keer volstaat dertig. Goed in wiskunde, minder in talen, zeker in Engels. Als ik hem nu Engels hoor praten, denk ik : waar is de Joos van toen ? Zoals nu nog altijd ging hij graag een pint drinken met zijn vaste vrienden, maar niet als hij moest voetballen.”

Voetballen in clubverband begon Joos met klasgenootjes bij de preminiemen van derdeprovincialer FC De Vrijheid Herselt. Blauw-wit. “Tijdens de wedstrijden stonden wij aan de ene kant van het veld en vader aan de andere, daar kon hij roepen zoveel hij wou”, lacht Riet.

Willy Van den brande, nog altijd ‘de facteur’ genoemd, was zijn eerste trainer. “Joos was een karakterspeler”, herinnert hij zich. ” Ik zette hem meestal middenmidden, soms centervoor. Technisch waren er beteren, maar hij stak er bovenuit qua snelheid en hardheid. Sommige oefeningen op training wilde niemand met hem doen, omdat hij drie keer zo hard was als de anderen. Met twee tegelijk op de bal trappen bijvoorbeeld, blokkeren, ja. Dan stampte hij zogezegd door. Joos was er één die zijn zinnetje deed. Hij had zijn eigen wil. Ik heb er nooit ambras mee gehad, maar als je op het veld iets tegen hem zei, durfde hij wel eens te monken. Koppig, ja. En hij kon niet goed tegen zijn verlies. Als we 0-1 achter kwamen, werd hij heviger, bij 0-2 kwamen de tranen in zijn ogen en bij 0-3 moest je hem wat intomen, want dan werd hij veel te hevig en zou hij te ver gaan. Zijn carrière dankt hij aan zijn ongelooflijke fysiek en zijn karakter. Die jongen zou lopen tot hij er bij doodvalt.”

Als miniem trok Joos Valgaeren in 1986 naar Verbroedering Geel. Lydia Daems, ploegafgevaardigde en later jeugdvoorzitter, speelde daar een belangrijke rol in. “Zijn ouders wilden hem toen bij Westerlo laten spelen”, vertelt ze. “Wij kenden hem ook en ik ging kijken naar de testwedstrijd die hij met Westerlo speelde. Wel, Joos, dat was : één brok temperament, enthousiasme, lopen van voren naar achteren en al wat je wil ! Ik praatte achteraf met zijn ouders. Ze verkozen Westerlo boven Geel omdat het dertien kilometer dichter was, maar ik bereikte toch dat Joos met ons een internationaal toernooi zou spelen. We wonnen en dat viel voor Joos op alle vlakken enorm mee. Zijn ouders begonnen te twijfelen en lieten Joos beslissen. Toen sprak Joos de historische woorden : ‘Ik kies voor Lydia. ‘ Hij koos voor onze uitzonderlijke ploeggeest, hij viel voor de discipline, het enthousiasme en de teamspirit. Bij ons is hij begonnen als voorstopper en op corner maakte hij geregeld zijn goaltje. Hij blonk uit in kracht en had een geweldig uithoudingsvermogen. Joos was open. Je kon er goed mee communiceren. Maar anderzijds was hij toch ook een beetje timide, wat terughoudend voor mensen.”

“Joos was een hele stevige en een hele toffe om mee te werken”, vindt ook Ludo Eyckmans, zijn trainer bij de nationale scholieren van Geel. “Wij trainden enorm hard, begonnen toen ook met fitness, maar geen inspanning was hem te veel om voor zijn voetbal te leven. Hij deed er met de glimlach alles voor. Joos was in veel goed, het was heus geen toeval dat hij als scholier international werd. Technisch waren er beteren, maar toch : ik vond dat hij op dat vlak onderschat werd. Hij was groot en wat slungelachtig, maar kon meer dan hij dikwijls uitstraalde. Joos kon bijvoorbeeld sober en goed in één tijd spelen, hij was een voetballer waarmee je kon combineren. Enorm krachtig, snel en kopbalsterk was hij inzetbaar op zowat alle posities achterin en als verdedigende middenvelder. Een heel gedreven speler, een hele struise, goedgeblokte kerel was hij toen al. Niet de kapitein, maar zeker mee de leider. Joos had plezier in wat hij deed en lag uitstekend in de groep.”

Fi Van Hoof haalde Joos Valgaeren in 1993 naar KV Mechelen. “Ik deed er twee jaar over om hem en zijn vader te overtuigen,” lacht hij, “want het seizoen ervoor was ik ook al heel de tijd met hen aan het praten geweest. Joos was bij Geel verdedigende middenvelder en je zag dat hij in de eerste plaats over enorm veel fysieke mogelijkheden beschikte en op technisch en tactisch vlak nog veel progressie kon maken als hij op een hoger niveau zou spelen en trainen. Ik wist bijna zeker dat als hij bij ons wat kon rijpen hij het als verdediger zou maken in eerste klasse. Hij had de basiskwaliteiten, was een winnaarstype en werkte keihard. Naast zijn atletische kwaliteiten – stevig gebouwd en een groot loopvermogen – kon je niet kijken, maar je zag op het veld ook een gast die voetballer wou worden. Als je vader Valgaeren ziet, dat is ook gene simpele, hé. Dat zijn sterke mensen die zeer goed weten wat ze willen en absoluut willen slagen als ze aan iets beginnen. Als je met Joos praatte, voelde je dat hij heel zelfbewust en zelfzeker was, toen al tamelijk volwassen. Je wist meteen : dat zijn geen twijfelaars. Uiteindelijk deed hij alles stapsgewijs. Hij heeft, vind ik, zijn carrière uitstekend gepland.”

In 1997 verliet Joos Valgaeren de provincie Antwerpen. In Nederland voetbalde hij drie jaar voor Roda JC en daarna in Schotland vijf voor Celtic Glasgow. Cruciaal voor zijn ontwikkeling was zijn verhuis naar Nederland. Aldus zijn zus Riet. “Hij leerde er Kristel kennen en is toen echt volwassen beginnen worden”, zegt ze. “Joos leerde toen inzien : het leven is niet alleen maar voetballen en plezier maken, het is ook serieuzer dan dat. In Nederland woonde hij voor het eerst alleen. En je moet weten dat Joos thuis nooit iets heeft moeten doen. Geen boor hanteren, zelfs geen patat schillen. Zijn vader deed ook nooit iets, dus van hem kon hij het ook niet leren. Als er thuis geboord moest worden, kwam nonkel dat doen. In Nederland is Geert ( haar man, nvdr) nog alles gaan doen, zoals de luchters ophangen. Maar in Schotland had Joos niemand die dat voor hem deed. Daar leerde hij het zelf doen. Boren, in de tuin werken, meehelpen in het huishouden.

“Maar in grote trekken is Joos dezelfde gebleven. Neen, eigenlijk is hij voor ons al die tijd weinig veranderd. Die koppigheid zal er wel wat vanaf gegaan zijn. Hij leerde toegeven, is wat flexibeler geworden. Dat moet wel in het leven. Maar op het veld is die strijd en die onverzettelijkheid gebleven. En naast het veld valt hij niet op. Hij zal ook nu nog altijd niet uitpakken met : ik ben Joos Valgaeren. Het liefst wordt hij niet herkend. Hij hoeft die belangstelling niet, hij houdt het liever rustig rond zijn persoon. Joos is best trots op wat hij al realiseerde, maar ingetogen.

“En hij komt nog altijd heel graag naar Herselt, omdat zijn familie en zijn vrienden hier zijn. Na zijn voetbalcarrière zie ik hem trouwens weer trektochten ondernemen met zijn vaste vrienden. Stilliggen op het strand zie ik hem alleszins niet zo meteen doen, want dat is veel te weinig avontuurlijk. Joos is er toch wel graag bij, hoor, en de voorbije vijf jaar, toen hij in Schotland voetbalde, was hij er op familiefeesten zelden of nooit meer bij. Nu hij in Brugge speelt, verwacht ik dat hij er wel weer bij zal zijn.

“We horen en zien Joos niet veel en bellen ook weinig. Ik heb zelfs zijn nieuw gsm-nummer nog niet ( lacht). Hoe het met hem gaat, lezen we in de pers of horen we van onze moeder. Zij bellen en vertellen wel veel. Joos onderhoudt een heel goede relatie met zijn moeder. Hij heeft ook veel meer gehad aan haar dan aan zijn vader. Zij is het ook altijd geweest die hem naar de trainingen bracht. Ze doet alles, maar blijft op de achtergrond. Zij is rustig en laat hem gerust. Ze vraagt hem niet uit. Ze laat hem zoals hij is, hij kan haar vertellen wat hij wil. Met zijn vader daarentegen heeft hij géén goede relatie. Het heeft met de echtscheiding te maken, met het faillissement en de daaropvolgende problemen. Dingen die bij Joos heel diep zitten. Maar het heeft ook te maken met het feit dat zijn vader een babbelaar is en zeer hoog oploopt met de carrière van Joos. ‘Joos is mijn zoon’, weet je wel. Daar kan Joos niet goed mee om.”

door Christian Vandenabeele

‘Hij is thuis ooit met een grote handdoek aan tafel vastgebonden om te blijven zitten tot zijn bord leeg was.’

‘Sommige oefeningen op training bij de preminiemen wilde niemand met hem doen, omdat hij drie keer zo hard was als de anderen.’

‘Bij 0-2 kwamen de tranen in zijn ogen en bij 0-3 moest je hem intomen, want dan werd hij veel te hevig.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content