Met bescheiden financiële middelen probeert minister van Sport Philippe Muyters het sportgebeuren in dit land meer structuur en transparantie te geven. Hij vindt dat er in zijn zesjarige ambtsperiode al veel is gerealiseerd. Alle kritiek ten spijt.

Philippe Muyters zit in het restaurant van de golfclub van Edegem. Hij trekt ruim de tijd uit om te praten over de klemtonen die hij legt in het Vlaamse sportbeleid. Muyters speelt een thuiswedstrijd. Hij leeft in deze Antwerpse gemeente, zijn huis staat naast het voetbalveld van Belgica Edegem, waar hij nog speelt. Daarvoor voetbalde en trainde hij bij amateurclub Amber. Aan de andere kant van het veld woonde Leo Tindemans.

Sport en politiek, het was nooit veraf in het leven van Philippe Muyters. Als voetballer koos hij de kortste weg naar de goal: hij was een spits, een type zoals Alex Czerniatynski, zoals hij het lachend omschrijft. ‘Er bestond zelfs een Muytersgoal, een bal die via het been van een ander toch nog binnen dwarrelde’, zegt hij en leeft op bij de herinnering.

Philippe Muyters (54) straalt een passie voor sport uit. Zijn dag begint er telkens weer mee. Iedere ochtend staat Muyters om kwart over vijf op en rijdt eerst veertig minuten op de hometrainer. ‘Als ik dat niet doe, dan kom ik niet op gang, dan heb ik een loom gevoel’, zegt hij. De N-VA-politicus combineert de departementen sport, economie, innovatie en werk, maar die verschillende terreinen aanziet hij niet als een nadeel. Muyters beklemtoont bij herhaling dat hij een groot hart heeft voor sport. ‘Bij de samenstelling van de regering heb ik gezegd dat ik weer het departement sport wilde krijgen, niemand anders heeft dat opgeëist’, lacht hij. Hij ervaart dat als een compliment. Muyters weet dat er bij het sportbeleid in Vlaanderen de nodige kanttekeningen worden geplaatst, dat sommigen pleiten voor een unitaire aanpak en dat alles weer onder het vergrootglas zal liggen als de medailleoogst op de Olympische Spelen volgende zomer schraal zou zijn. ‘Maar’, zegt en herhaalt hij, ‘in mijn beleid gaat het voor 80 procent om breedtesport en voor 20 procent om topsport.’ Het is een andere manier van denken. ‘Sport’, aldus Muyters, ‘moet niet alleen een doel zijn, maar ook een middel.’ En dat alles binnen een duidelijk afgelijnd kader. De samensmelting van Bloso en het departement sport in het nieuwe agentschap Sport Vlaanderen is een eerste stap in de goede richting. Maar niet de laatste.

PHILIPPE MUYTERS: ‘Het was al van in het begin mijn doelstelling om over te stappen van een controlerende overheid naar een klantvriendelijke en ondersteunende overheid, om alles samen te brengen zodat er meer duidelijkheid komt. Die ontbrak tot dusver. Stel dat je een evenement wilde organiseren, waar moest je dan zijn? Bij Bloso, bij het departement, bij de minister? Het was te versnipperd. Nu hoef je die vraag niet meer te stellen. Alles wordt gecentraliseerd binnen Sport Vlaanderen: van topsporter tot amateur. En dat verhoogt de efficiëntie. Ik ben blij dat er nu op 1 januari een nieuw eengemaakt agentschap komt.’

U bent nu zes jaar minister van Sport. Dat is wel een lange tijd om die plannen door te voeren.

MUYTERS: ‘Dat is zo. Maar in de politiek gaat het er nu eenmaal anders aan toe dan in het bedrijfsleven. Als je daar iets beslist, dan kan je dat vaak de week erop beginnen uit te voeren. Terwijl je nu eerst een draagvlak moet creëren. En het veld moet daar klaar voor zijn. Je moet gaan van een overheid die instructies geeft naar een beleid waarin de sporter centraal staat. Ergens gaat het erom een knop om te draaien: het is niet alleen de sport op zich die belangrijk is, je kan sport ook gebruiken om iets anders te realiseren. De relatie tussen sport en werk bijvoorbeeld. Leren winnen, leren verliezen, leren doorzetten, leren scoren en laten scoren, dat zijn dingen die je ook in je dagelijks werk nodig hebt. Je kan mensen een attitude meegeven via sport. Die combinatie, om sport als middel voor iets anders te gebruiken, dat is helemaal nieuw.

‘Het sportbeleid ziet er heel anders uit dan tien jaar geleden. Iedereen moest zich daaraan aanpassen, we zijn daar samen in gegroeid. Ook Bloso en het departement Sport. Nu kunnen we de stap zetten naar een eenduidig beleid. Ik denk dat we dat op een heel overwogen manier hebben gedaan en de nodige nuances hebben aangebracht. Uiteindelijk praat je over 23.000 sportclubs. En nadat er een beslissing is genomen krijg je soms nog tegenkanting. Mensen klampen zich vast aan bepaalde dingen. Sport Vlaanderen is een eerste aanzet. Maar er zijn nog stappen te zetten.’

Bijvoorbeeld op het vlak van de sportbonden. Er worden er op dit moment 65 gesubsidieerd. Daaronder bijvoorbeeld vier wandelfederaties.

MUYTERS: ‘Er zijn te veel federaties. Vier wandelfederaties inderdaad, maar op een gegeven moment zelfs meer dan 40 karatefederaties, waarvan een deel gesubsidieerd. Dat kan natuurlijk allemaal efficiënter. Al moet je de normen en waarden van iedere federatie behouden, iedere federatie moet een aanbod hebben van a tot z. Maar waarom moet iedereen een eigen secretariaat hebben, een eigen structuur? Je moet zo veel mogelijk naar één federatie gaan. Trouwens, vraag aan sporters bij welke federatie ze zijn aangesloten en de meesten weten het niet. Ze kennen alleen hun club.’

Wordt er concreet werk gemaakt van het inkrimpen van het aantal federaties?

MUYTERS: ‘Ja. Er komt begin 2017 een nieuw federatiedecreet, met minder federaties en een andere financiering. Met een goed bestuur, we gaan heel duidelijk maken wat we daaronder verstaan. Dat is een belangrijk aspect, ik ga daarover waken. De middelen die ze krijgen, hangen af van de manier waarop ze hun federatie leiden. Hier speelt mijn ondernemersverleden mee: wat goed bestuur is in een bedrijf, is dat ook in sportfederaties.’

GEKWALIFICEERDE TRAINERS

Waarop bent u in al uw plannen gebotst?

MUYTERS: ‘Niet op de visie op zich. Maar er zijn bepaalde structuren waarin mensen een rol spelen, ze moeten zich aanpassen en dat is niet altijd gemakkelijk. Ik probeer dat met veel overleg en met veel samenwerking te realiseren. Als je de efficiëntie verhoogt, dan verhoog je de kwaliteit. Op alle vlakken.’

Bijvoorbeeld op het gebied van trainersopleidingen. Daar wordt vaak over geklaagd.

MUYTERS: ‘Je moet inderdaad proberen naar meer gekwalificeerde trainers te gaan. Ik denk dat er al een enorme vooruitgang is. Maar we moeten daar meer op maat gaan werken. Ik bedoel daarmee: een trainer die met liefhebbers werkt, moet niet hetzelfde kunnen als iemand die semiprofessioneel en professioneel bezig is. De opleidingen moeten meer gevarieerd zijn, zodat je het algemene niveau verhoogt.’

U bent minister van Sport maar u doet dat in combinatie met andere departementen, werk, economie en innovatie. Hebt u voldoende tijd om met sport bezig te zijn?

MUYTERS: ‘Ja absoluut. Ik heb op mijn kabinet vier mensen die zich met sport bezighouden, vier die met werk bezig zijn en vier met economie en innovatie samen. En als ik kijk naar de laatste begrotingspaanpassingen, dan heeft sport op zich geen bijkomende besparingen gekregen, werk en economie bijvoorbeeld wel.’

In andere landen heeft de minister van Sport geen andere bevoegdheden. U wel.

MUYTERS: ‘Ik denk dat je dat toch niet kan vergelijken. In Vlaanderen kan je met de wagen naar elk sportevenement gaan, alles is bereikbaar. Ik merk dat mijn werk door mijn buitenlandse collega’s die maar één bevoegdheid hebben, wordt opgemerkt. Ik ben verkozen als Europees vertegenwoordiger in het World Anti-Doping Agency, het WADA, dat doe ik nu al drie jaar en ik zal dat ook de komende drie jaar doen. Dat vragen ze echt niet zomaar.

‘Ik vind dat ik een droomportefeuille heb. Ik kom uit het economisch leven, werk, economie en innovatie sluiten daarbij aan. En ik ben zelf altijd met sport bezig geweest, zowel actief als passief. Ik durf te zeggen dat ik van vrijwel alle sporten de reglementering ken. Trouwens, als je topsport bekijkt en je bekijkt ondernemerschap, dan zie je veel gelijkenis. Ik moet zelf niet sporten en ik moet zelf ook niet ondernemen. Dat moeten de sporters en de ondernemers doen. Mijn taak bestaat erin om drempels weg te nemen en omgevingsfactoren te creëren, zowel in sport als in economie.’

Zijn er voldoende fondsen om het allemaal te realiseren. Eén procent van de begroting gaat naar sport.

MUYTERS: ‘Het zou natuurlijk leuk zijn als het meer is, maar we moeten daar realistisch in zijn. Het is op zich al goed dat we bij de begrotingscontrole niet verder hebben moeten besparen. We hebben ons budget kunnen vrijwaren. Ik heb in de vorige legislatuur 10 miljoen kunnen voorzien voor topsportinfrastructuur en omdat steden, universiteiten en federaties bijlegden, is er voor 25 miljoen een nieuwe topsportinfrastructuur gecreëerd. Daarmee kom je toch een stuk verder. We hebben ook tien miljoen voorzien voor het verbeteren van de voetbalaccommodatie, ik zeg niet dat dit fundamenteel is, maar je geeft toch een kleine push.’

BLINDE VLEKKEN

Het is een druppel op een hete plaat. Op het vlak van infrastructuur is er nog altijd een grote inhaalbeweging te maken.

MUYTERS: ‘We zijn nu bezig met een studie. Om na te gaan waar de blinde vlekken liggen. Zo kunnen we de tekorten in kaart brengen en koppelen aan de al bestaande infrastructuur. Zo verhinder je bijvoorbeeld dat er lukraak een kustgrasveld wordt aangelegd. We moeten het geld goed gebruiken en de weinige middelen die we hebben op de juiste plaatsen inzetten om de mensen aan het sporten te krijgen.

‘In deze legislatuur is er daarvoor een budget uitgetrokken van 50 à 55 miljoen euro. We hebben dat kunnen verdriedubbelen omdat we gemeenten, clubs en federaties betrekken bij alles wat we doen. Wij investeren 30 tot 50 procent, dat is een stimulans, de rest moet van hun kant komen. We moeten ervoor zorgen dat iedereen met het geld dat we vandaag hebben beter bediend wordt dan gisteren.’

Het sportbeleid wordt vaak gemeten aan de successen, aan de medailles op de Olympische Spelen bijvoorbeeld. Houdt dat laatste u niet bezig?

MUYTERS: ‘Natuurlijk wel. Maar we mogen ons daar niet blind op staren. Ik besef uiteraard wel, als het in Rio zou mislukken, zal iedereen naar mij wijzen, terwijl succes vele vaders heeft. Ik wil het wat dat betreft ook breder zien en me baseren op de topsportindex. Die houdt rekening met de medailles die we behalen op de WK’s en de EK’s, de finaleplaatsen. Daar gaan we de afgelopen drie jaar continu omhoog. Om de twee, drie maanden ontvangen wij de sporters die een medaille hebben behaald. De vorige periode zijn dat er 22 geweest. Het gaat daarbij natuurlijk ook over sportdisciplines die niet olympisch zijn.

‘Kijk, als alleen medailles op de Olympische Spelen de graadmeter zouden zijn, dan moet mijn sportbeleid heel anders zijn. Dan moeten we ons toeleggen op technische sporten en op vrouwen. Omdat bij de vrouwen de helft van de wereld bij wijze van spreken niet mag meedoen en als je voor technische nummers gaat, dan sluit je een hoop landen uit die het financieel minder breed hebben om materiaal te kopen. Maar is dat dan inspirerend? Ik denk het niet. Daarop mag je het accent niet leggen. Het is zo dat 80 procent van het budget naar breedtesport gaat, naar de amateurs, die zijn uiteindelijk ook met veel meer dan de topsporters. Ook al heb je natuurlijk een bevruchting tussen topsport en breedtesport. Als de hockeyers het goed doen, dan heeft dat bijvoorbeeld zijn weerslag op de interesse bij de amateurs.’

EEN CONFEDERAAL MODEL

Sport is in België een regionale materie. Zou het niet beter zijn om de krachten te bundelen? Nu lijkt er veel energie verloren te gaan om iedereen op dezelfde lijn te krijgen.

MUYTERS: ‘Sport is een regionale materie vanwege het belang van breedtesport. We onderzoeken waar we de sportinfrastructuur kunnen verbeteren en zetten daarop in. Stel dat je dat op Belgisch niveau zou moeten doen, dan komt het tot de verdeling, als er in Vlaanderen iets gedaan wordt, dan moet dat ook in Wallonië. Anders krijg je een hoop discussies.

‘Wat de topsport betreft, is er een perfecte situatie, hebt u daarover al één discussie gehoord? Ik zie René Collin van de Franstalige gemeenschap regelmatig, net zoals mijn Duitstalige collega Isabelle Weykmans.We werken op een volwassen manier samen, vanuit een confederaal model. Dat loopt goed. En wat de topsport betreft, maken we duidelijke afspraken.’

Toch denk je: leg alle kennis samen en je verhoogt het niveau. Nu zijn successen in dit land altijd het gevolg van persoonlijke initiatieven, nooit van een echt sportbeleid op zich.

MUYTERS: ‘Wij zorgen voor omkadering en trainingsmogelijkheden. Dat doen we zo goed als we kunnen. Infrastructuur, goeie trainers, een link met de wetenschappelijke wereld. We zijn wat dat betreft op de goede weg. We hebben bijvoorbeeld beslist dat elke topsport op één locatie zal zijn, hockey en zwemmen in Antwerpen, volleybal en een aantal atletiekdisciplines in Leuven, wielrennen en watersport in Gent. We hebben dat gecombineerd, waardoor er ook een link is met de universiteiten. In Antwerpen heb je een topsportzwembad, met draaiende camera’s. Alle beste zwemmers moet je daar samenbrengen. Maar het heeft geen zin om zo’n tweede zwembad te bouwen. Ook al zijn de zwembaden voor de breedtesport wel een zorg: veel ervan zijn in de jaren zeventig gebouwd en moeten dringend opgeknapt worden.’

Op het einde van de legislatuur bent u tien jaar minister van Sport. Welke erfenis wilt u nalaten?

MUYTERS: ‘Eigenlijk drie dingen. Ik wil een transparanter en efficiënter landschap achterlaten, waar de sporter weet waar hij terecht moet. Ik wil er ook voor zorgen dat de sporter zich mij herinnert als iemand met een hart voor sport, als iemand die in het belang van de sport een aantal beslissingen heeft genomen. En ten slotte: dat ik een aanzet heb gegeven om in budgettair heel moeilijke omstandigheden de sportinfrastructuur te verbeteren, zodat iedereen er als sporter voordeel bij heeft. Als ik ga kijken naar het nieuw kunstgrasveld in Kappellen en ik zie het enthousiasme, dan geeft dat me echt een goed gevoel. Sterker zelfs, ik heb dan zin om mijn voetbalschoenen aan te trekken en mee te doen.’

DOOR JACQUES SYS – FOTO’S KOEN BAUTERS

‘Er zijn te veel federaties.’ PHILIPPE MUYTERS

‘Sport is een regionale materie. Vanwege het belang van de breedtesport.’ PHILIPPE MUYTERS

‘Wij zorgen voor omkadering en trainingsmogelijkheden. Dan doen we zo goed we kunnen.’ PHILIPPE MUYTERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content