‘Ik, de Lucas Biglia van de tweede klasse ? Vorig seizoen vond ik dat fijn, maar nu ik er zelf tegen voetbal, klinkt het raar. Noem me maar de Koen Persoons van eerste.’ Eindelijk eerste klasse, want de weg ernaartoe was lang en kronkelig.

Een opmerkelijke transfer vorige zomer is die van Koen Persoons (24). Hij maakte als tiener de laatste maanden van Eendracht Aalst in de eerste klasse mee, rijpte dan verder bij Denderleeuw en bleef ondertussen dromen van de eerste klasse. Maar toen zijn ploeg, Dender, vorig seizoen verrassend kampioen werd in tweede en promoveerde, bedankte Persoons voor een contractverlenging. Hij tekende voor KV Mechelen, op dat moment nog niet zeker van promotie. Met dichtgeknepen billen keek de familie op groot scherm naar de beslissende wedstrijd in de eindronde. Toen Malinwa aan de rust op Kortrijk op achterstand stond, stond het huilen hen nader dan het lachen. Maar uiteindelijk keerde alles ten voordele van de Maneblussers en dus voetbalt Persoons dit seizoen gewoon waar hij thuishoort : in de eerste klasse. Eindelijk ! Persoons : “Dat mag je gerust zeggen, ja.”

Weet je nog hoe het allemaal begon ?

Koen Persoons : “Ja hoor. Toen ik een jaar of vijf was, sloot ik me aan bij de ploeg in het dorp waar we woonden, Oudegem. Daar heb ik me vooral geamuseerd tot ze me van Eendracht Aalst kwamen halen. Een jaar of elf, twaalf was ik dan. Mijn moeder tenniste vroeger en mijn pa ook wat, maar sportief aangelegd zijn we eigenlijk niet in de familie. Mijn bompa was scheidsrechter, dat wel. Ik ben technisch goed, maar dat komt echt alleen door veel met een bal te spelen. Ik heb er nooit speciaal trainingen voor gevolgd of er apart op getraind. Bij Aalst heb ik wel altijd een jaar hoger gespeeld dan mijn leeftijdscategorie, dat was toen de gewoonte voor de ‘betere’ voetballers. Aalst was een leuke ploeg die toen volop haar grote Europese avonturen beleefde. Alles kon in die dagen, ook voor de jeugd. Er was een coördinatietrainer en een sprinttrainer. Dat was echt een van de betere opleidingen in de streek.”

Had je een favoriete ploeg ?

“Nu niet meer, vroeger Anderlecht. (lacht) Ik heb zelfs nog zitten bleiten toen ze een keer met 3-0 verloren van Brugge. Tien jaar was ik toen. Maar eens je zelf voetbalt, is het toch vooral je werk en verdwijnt dat sentiment.”

Lukte de school een beetje ?

(grijnst) “Dat lag iets moeilijker. Ik ben aan de klassieke humaniora begonnen, maar dat bleek snel mijn ding niet. Daarna heb ik gezocht naar een sportrichting. Uit mezelf ben ik redelijk slim, maar ik had vanwege dat voetbal geen tijd en eigenlijk ook geen zin. Eerst vond ik een school met algemene sport, maar uiteindelijk ben ik goed terechtgekomen in de topsportschool in Zwijnaarde, waar ik enkel nog voetbal kreeg. Twaalf uur per week, vooral in de voormiddag. De namiddag was voorbehouden voor gewone lessen. En ’s avonds trainden we nog eens op de club, ik was dus veel bezig. Bij ons zaten vooral jongens van AA Gent, ik was de enige van Eendracht Aalst. Piet Demol vroeg af en toe wel eens of ik ook niet naar Gent wilde, maar ik zat goed in Aalst.”

Die scholen zijn goed, alleen hoor je dat trainingen in club en school soms te weinig op mekaar zijn afgestemd.

“Fysiek was ik in orde. De jongens van AA Gent kregen ’s avonds in hun club soms een aangepast programma, dat klopt. Ik ben een paar keer op Aalst gearriveerd dat ik doodmoe was van de training op school, maar daar hielden ze dan wel rekening mee. Ik kan het toch aanraden. Fysiek was het soms zwaar, zeker voor iemand wiens lichaam nog groeit, maar technisch heeft het me zeker geholpen. Hoe meer je met de bal bezig bent, hoe beter je wordt. Maar een garantie voor een doorbraak is het zeker niet. Van mijn schoolgenoten zijn er niet veel doorgebroken. Spencer Verbiest op Antwerp en Kevin Franck zit nu bij Lommel, maar naar de rest moet ik al hard zoeken.”

Te jong te intens bezig geweest ?

“Op zestien, zeventien moet je een richting inslaan en als je dan graag een stapje in de wereld zet … Meisjes, uitgaan … Er is veel talent dat om allerhande redenen niet doorbreekt. Ik heb heel veel aan mijn ouders gehad. Uitgaan mocht, maar om één uur of halftwee stond onze pa wel klaar met de auto om me op te halen. Andere jongens kregen thuis ongetwijfeld veel meer vrijheid. Op studiegebied keken ze ook nauwlettend toe dat ik er wat voor deed, ook al liep dat niet altijd zoals zij wensten. Maar ik heb de school toch afgewerkt. Clubs hebben op dat vlak een dubbel discours. Ze zeggen altijd dat de studie voorgaat. Als je in de examens een training miste, gaf dat niet. Maar iemand die niet kwam trainen, mocht niet spelen en wat wil een jongere ? Spelen, altijd. Dus laat je haast automatisch toch geen enkele training vallen en gaat de studie nooit voor.”

Staken tegen pa

Wanneer begon je te dromen van een profcarrière ?

“Toen ik klein was, hoopte ik erop. In Aalst begon ik eraan te denken en Piet bevestigde dat door te zeggen dat er iets in mij zat. En als je dan naar de A-kern doorschuift en je bent achttien, negentien, begint het helemaal te leven.”

Je kwam wel op een moeilijk moment, de club zat net verwikkeld in een faillissement.

“Voor de club was dat een moeilijk moment, maar voor ons jongeren was dat, het klinkt vreemd, ideaal. Zonder die moeilijkheden hadden we nooit een kans gekregen. Het was Manu Ferrera die me in het begin liet invallen. Toen was eigenlijk alles nog in orde. Na de problemen nam Luc Limpens over en mochten de jongeren spelen.”

Ik herinner me een spelersstaking. Deed je daar graag aan mee ?

Georges Arts was de kapitein en die wilde graag dat financieel alles in orde was. Wij jongeren wilden niet staken, wij wilden trainen en matchen spelen. Maar ik begreep hen wel, ze hadden familie, verplichtingen. Uiteindelijk bleven we een of twee keer voor een training binnen. Speciaal voor mij toen was ook dat mijn pa manager was. Ik staakte zogezegd tegen onze pa. Rare situatie.”

Hoe is hij in dat bestuur beland ?

“Ik zat al in de A-kern, hij kwam naar mij kijken en toen Patrick De Cock werd ontslagen, kwam hij voor de club werken. Voor mij was het een voordeel dat ik al in die A-kern zat, want anders was de reactie ongetwijfeld geweest dat ik het aan hem te danken had. Ferrera heeft me zelfs bij hem geroepen met de woorden : het is niet omdat je pa hier nu werkt, dat ik je ga bevoordelen of benadelen.”

Had je vader een band met het voetbal ?

“Absoluut niet, tenzij zijn drie zonen die bij Aalst voetbalden. Ik denk dat hij gewoon vanuit zijn financiële achtergrond – hij is boekhouder – wist hoe hij met cijfers moest omgaan. Hij heeft zijn cv ingediend en het is gelukt. We waren op stage toen ik telefoon kreeg. ‘Ik ben de nieuwe manager van Aalst.’ Ik dacht dat hij met mijn voeten rammelde. Gelukkig had ik al mijn contract en heb ik nooit met hem moeten onderhandelen. Dat zou pas onnatuurlijk zijn geweest.”

Is hij er lang gebleven ?

“Tot bijna op het einde van het seizoen. De laatste vier matchen zijn afgehandeld door de vereffenaars. Zonder ons twee. Mijn pa werd niet meer betaald, ik werd niet meer betaald, dat was een crisissituatie. Toen hebben we beslist niet meer voor de club te spelen. De druppel was een telefoon van Leo Van Der Elst, die het seizoen erop trainer zou worden. Hij zei : ‘Volgend jaar wensen we op u geen beroep meer te doen en uw vader heeft daar veel mee te maken.’ Het nieuwe bestuur vertelde dat hij geld in zijn zakken had gestoken. Mijn pa was heel ontgoocheld, er was gewoon geen geld. De familie heeft daarop even alle contact met de club verbroken. Thuis veroorzaakte dat veel strubbelingen. Vijf kinderen en plots twee lonen weg … Mijn moeder is gynaecologe, gelukkig konden we op haar terugvallen, maar het zorgde toch voor spanning. Door wat jou en je club overkomt, krijgen je ouders ruzie, heel vreemd allemaal.”

Je verhuisde naar tweedeklasser Denderleeuw.

“Ik werd er gehaald als versterking in de breedte, als vijfde spits. Maar ik heb ze blijkbaar snel kunnen overtuigen want vanaf de tweede competitiewedstrijd startte ik haast alles. Toen nog in de spits, rond Gunter Thiebaut. Ik scoorde in de eerste ronde een goal of acht à tien, hij sjotte in de tweede alles kapot. (lacht) Toen moest ik er alleen voor zorgen dat ik alle ballen aan hem gaf. Dat jaar hebben we ook de eindronde gehaald.”

Was je prof ?

“Ik deed niks anders dan voetballen. Je kan dat prof noemen, maar ik werd niet betaald als een prof. Even ben ik toen nog begonnen met school, Marketing in Aalst, maar als dat twee maanden geduurd heeft, zal het lang zijn. We trainden soms in de namiddag en dan was dat niet te combineren. Maar het lag ook aan mij. Ik had er twee goeie vrienden en als die zeggen ‘kom we zijn weg’, dan ga je mee. Mijn moeder heeft heel veel achter mijn veren gezeten, dat ik toch iets moest doen, al was het maar bijscholing, of taalonderwijs. Ik zei altijd ja, maar er kwam nooit wat van. Als je ziet dat ik uiteindelijk toch vijf jaar in tweede en derde klasse voetbalde, was er eigenlijk tijd genoeg om een diploma te halen.”

Zo simpel mogelijk

Nooit getwijfeld dat je er zou komen ?

“Ik ben nooit bang geweest dat ik niet op hoog niveau zou kunnen voetballen. Maar of dat eerste of tweede zou zijn, wist ik niet. In tweede bouw je zeker niet aan een financiële spaarpot. Op een bepaald moment zijn we met Denderleeuw uit tweede gezakt, toen werd het wel benard. Gelukkig speelden we in de derde klasse direct de top, eerste jaar eindronde, tweede jaar kampioen, maar eigenlijk heb ik twee jaar verloren.”

Mag ik zeggen dat je met de jaren polyvalent bent geworden ?

“Ja. Als spits had ik het nooit kunnen maken. Te weinig snelheid en scorend vermogen. In derde ben ik verdedigende middenvelder geworden en daar ben ik lang blijven staan.”

De Lucas Biglia van de tweede klasse, noemde je trainer je.

“Dat blijft me nu achtervolgen. Als voetballer uit tweede vond ik het plezant om met hem vergeleken te worden, maar nu ik er zelf tegen voetbalde, vind ik het wat vreemd. Ik zou liever hebben dat de mensen me zien zoals ik ben.”

De Koen Persoons van de eerste klasse.

“Voilà. Anderzijds is het wel een compliment. Biglia staat er altijd, op elk niveau. Ik hoop dat ik ook zo kan worden.”

Wat bij jullie opvalt, als we nog even de parallel doortrekken, is de eenvoud in jullie spel. Klare kijk, geen franje, weinig balverlies en sterk in de controle en de plaatsing.

“Ik probeer er op te letten om zo simpel mogelijk in te spelen. Zeker als je groeit in een wedstrijd of een competitie, moet je het niet te moeilijk maken. Ik doe ook veel op intuïtie. Wie wat startsnelheid tekortkomt, moet anticiperen.”

Tegen Brugge was je niet echt meer de verdedigende middenvelder, maar stond je iets meer aan de rechterkant.

“Ja, maar nooit echt aan de buitenkant, dat zou compleet tegen mijn spel zijn. Ik kan daar komen, maar niet staan, als je begrijpt wat ik bedoel. Zo hebben we Brugge pijn kunnen doen, Dunkovic links en ik rechts en het was aan jongens als Blondel en Leko om achter ons te lopen, in plaats van omgekeerd. Als zo’n Leko dat dan niet doet, is dat een geluk voor mij.”

Knagende twijfel

Wie was vorig seizoen in tweede de beste ploeg ? Dender of KV Mechelen ?

“Collectief moeten wij het zijn geweest, maar ik denk dat er maar één ploeg was waarvan we niet wonnen, en dat was Mechelen. Hier was het gelijk, thuis hebben we van hen verloren.”

Ik vraag het je, omdat je beide clubs nu goed kent en mijn indruk is dat Dender het op dit moment iets moeilijker heeft om zich aan de eerste klasse aan te passen dan jullie.

“Ja. Anderzijds … Hier staat nog veel meer volk van de ploeg van vorig seizoen. Dender heeft gekozen voor vernieuwing. Ik denk dat de spelers elkaar hier wat beter aanvoelen, terwijl de nieuwkomers zich zonder veel moeite aanpasten. In Dender hebben ze wat spelers gehaald die al in eerste voetbalden. Teren die jongens wat meer op de matchen die ze al speelden ? Hier wil iedereen zich vooral bewijzen.”

Relativeert dat de nood aan ervaring ?

“Ik vind het alleszins geen nadeel. Hier leeft de spirit van : wij zijn gepromoveerd via de eindronde en willen nu eens tonen dat we eerste aankunnen. We hebben wel wat punten verloren in de slotfase van een wedstrijd, misschien dat we zulke dingen tegen Nieuwjaar slimmer uitspelen. Hoe ver ons enthousiasme ons kan brengen, moet nog blijken. Na een lastige start komen nu in principe de wedstrijden waarin we punten kunnen pakken. Die zullen zeker even moeilijk zijn, vermoed ik. Het domste zou zijn om te denken dat we na de goeie prestaties het allemaal rustig gaan oplossen.”

Was het een moeilijke beslissing om nog voor er zekerheid was over de promotie van KV Mechelen de kampioen te verlaten voor een ploeg die niet eens zeker was van de eerste klasse ?

“Ja. Niet alleen daarom, ook omdat ik er al vijf jaar voetbalde. Het was dicht bij huis en ik was er graag. Anderzijds had ik wel vraagtekens over de manier waarop alles er zou uitgebouwd worden. Toen we onderhandelden, was er over niks duidelijkheid. Gaan we ’s avonds trainen, of overdag ? Wordt het professioneel ? Hoe loopt die band met Murcia ? Ze hadden ook lang gewacht om met mij te spreken, lang voorbij Nieuwjaar. In maart pas de eerste keer. Ik weet ook dat daarin de onzekerheid over de promotie meespeelde, maar dat kon je oplossen door een contract op te maken dat alleen voor de eerste klasse gold. Maar het was niet aan mij om zoiets voor te stellen. Hier speelden ze veel korter op de bal, was dat allemaal duidelijk. Profstatuut, eten over de middag … Toen we kampioen werden, dacht ik wel : en nu, manneke ? De droom is eerste, jouw ploeg zit daar, van Mechelen was dat afwachten. Een heel moeilijke periode, ook thuis. Mijn vriendin droomde er samen met mij van, mijn ouders hadden zoveel opofferingen gedaan … Maar uiteindelijk moet je daar allemaal afstand van nemen en gelukkig is het allemaal nog goed gekomen.”

Zit hier meer individueel talent dan bij Dender ?

“Hun nieuwkomers ken ik niet. Hier zijn nog veel jonge spelers waar veel kan uitkomen. In Denderleeuw zal Steven De Petter doorbreken, daar ben ik zeker van. Die is al jaren voor zichzelf professioneel bezig. De rest is al wat ouder, voor sommige jongens, die nog in derde voetbalden, gaat het heel snel.”

Het is wel opvallend hoe David Destorme het goed deed in deze aanhef. Hij is al 28.

“Toen ik die vorig jaar zag arriveren, dacht ik : waar heb jij zo lang gezeten ? In Hoek bij de amateurs, en bij Lovendegem en Evergem bleek. En dan speelt zo iemand Anderlecht bijna op zijn eentje in de vernieling. Aan wie ligt dat dan, vraag ik me af. Waarom bleef dat talent onopgemerkt ?”

Door Peter T’Kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content