Pierre Bilic

Waar hij kon, heeft hij de sport geholpen. Minister Michel Daerden over de cafés van Ans, de aankomst van Luik-Bastenaken-Luik en de toekomst van Standard.

Het rood en wit van Standard ? Ha, de minister van Financiën en Begroting van het Waalse Gewest en de Franstalige Gemeenschap, en daarbij ook nog bevoegd voor Openbare Werken, Infrastructuur en Erfgoed, houdt van rood en van wit, zeker als het zich binnen een glas afspeelt.

Michel Daerden (57) is een man met een reputatie. Men meet de populaire minister ook het imago van supporter van Standard aan. Ten onrechte, beweert hij. “Ik ben zelfs niet in Luik geboren, wel in Baudour, in een uithoek van de Borinage. Mijn moeder was vandaar afkomstig en ze wou dicht bij haar ouders bevallen. Na mijn geboorte keerden mijn ouders terug naar Ans. Maar ik blijf gehecht aan de Borinage. Ik heb er familie en vrienden. Ik bewaar herinneringen aan de terrils en de mijnwerkershuisjes van mijn geboortestreek. Aan de universiteit van Bergen heb ik trouwens twee licenties behaald.”

Meer een man van de studie dan van de sport, minister Daerden. “Zoals iedereen speelde ik voetbal op de speelplaats van de school. Al besefte ik vlug dat ik niet echt voor voetbal in de wieg was gelegd. Wat zeker niet gold voor alle jongeren die toen in Ans rondliepen. De grootste voetbalbelofte van Ans was toen Léon Jeck. Léon was een paar jaar ouder dan ik, hij bezat zoveel talent dat hij doorbrak bij Standard.”

De minister glimlacht. “Wij, de jeugd van Ans, wij zaten geregeld gemoedelijk samen in een of ander café en dan gebeurde het dat op sommige avonden de moeder van Léon Jeck binnenstoof om haar zoon op te trommelen. Hij moest dan als de bliksem naar huis, want hij moest rusten voor de match van morgen.

“Wat we daar deden op café ? Vooral kaarten : whist, hartenjagen, bridge. En tafelvoetballen. Daar waren de broers Lucien en Dominique D’Onofrio echte cracks in. Konden die een stukje kickeren ! Kicker was een specialiteit van Ans.”

Een stadion op wielen

Een onbezorgde jeugd misschien, maar intussen werd de Luikse regio verscheurd door sociale conflicten. De steenkoolmijnen sloten, de grote stakingen van de jaren zestig braken uit, het Luikse ijzer- en staalbekken kreunde onder de reconversie. Welke maatschappelijke rol had voetbal daarin te vertolken ? “Terwijl ik studeerde, trok ik weinig naar het voetbalstadion. Maar ik gaf me er vlug rekenschap van dat het belang van een grote voetbalclub ruimschoots de grenzen van het voetbalveld overschreed. De pers analyseert de resultaten, publiceert reportages, een hele regio voelt zich betrokken bij het parcours van de favoriete club. De impact van een grote voetbalploeg is sportief, sociologisch, economisch. Vakbondsleiders hebben het me dikwijls gezegd : ‘Als Standard in het weekend wint, werken de mensen ’s maandags beter en ligt de productie in de fabrieken hoog .’De mensen identificeren zich met hun ploeg. Standard is voor Luik en het hele hinterland van Luik een bron van inspiratie en motivatie. Een grote stad heeft een vooraanstaande voetbalclub nodig. Sport heeft ook een belangrijke rol gespeeld in de integratie van de buitenlandse bevolking die bij ons kwam werken. Uiteraard heb ik me altijd geïnteresseerd voor de grote Europese campagnes van Standard. Niet dat ik dan telkens in het stadion zat, ik volgde dat meestal via de pers.”

De jongeren van Ans, ze gingen elk hun eigen weg en ze maakten het in het leven. Jeck en de D’Onofrio’s in het voetbal, Michel Daerden in de studies, het bedrijfsleven, de politiek. Sportinfrastructuur behoorde al eens tot zijn politieke bevoegdheid. Op federaal niveau kwam hij tussenbeide voor de financiering van de renovatiewerken aan het Koning Boudewijnstadion, in het vooruitzicht van Euro 2000. En ook voor de bouw van het nieuwe Sclessin bemiddelde de minister.

“Dat zijn niet altijd gemakkelijke dossiers”, zegt hij. “Op een moment wilden elke stad en elke dorp, van Virton tot in Moeskroen, nieuwe sportinstallaties. Allemaal gebruikten ze hetzelfde argument. De veiligheid. Het was onmogelijk om al die wensen in te willigen. Ik heb toen als boutade gezegd : ‘We zouden beter een stadion op wielen bouwen en dan kunnen we dat van de ene plaats naar de andere rollen. Afhankelijk van waar de topwedstrijden plaatsvinden.'”

Maar waar hij kon, heeft hij geholpen. Daerden : “De bouw van het sportcentrum van de Belgische voetbalbond in Tubeke, dat heb ik ook gesteund.”

Zijn eigen Luik verloor de minister niet uit het oog. Bijvoorbeeld, toen de finale van Luik-Bastenaken-Luik werd verplaatst. “De betreurde Arsène Van Haeren van de lokale wielerclub Pesant Club Liégeois wilde de aankomst van de klassieker uit de stad wegtrekken. In Ans vonden we een spectaculaire helling waarop de beste renners op het einde nog het verschil konden maken. En bij ons in Ans stellen er zich veel minder problemen met het verkeer dan in het centrum van de stad. Luik-Bastenaken-Luik wordt georganiseerd door la Société du Tour de France. Daardoor leerde ik een formidabele man kennen : Jean-Marie Leblanc.”

Of neem nu het stadion van de voetbalclub FC Luik. “Het bestuur richtte zich tot ons met de vraag om een modern stadion te bouwen”, vertelt Daerden. “Club Luik heeft turbulente tijden doorworsteld. Dikwijls verhuisd, fusies, overnames enzovoort. Ik heb voorzitter Jules Dethier een paar keer ontmoet. We hebben een site gevonden, wat buiten het centrum, zodat we files kunnen vermijden. De plannen zijn klaar, het dossier met de aanvraag van subsidies is ingediend. Ik hoop dat alles in orde zal zijn tegen 2008.”

Geen supporter van Standard

“Begrijp me niet verkeerd”, vervolgt Michel Daerden. “Ik kom zeer graag op Sclessin. Ik voel me daar goed al ben ik niet specifiek een supporter van Standard. Ik dien veeleer de filosofie van sport voor iedereen.”

Geen supporter van Standard ? We hebben de minister al in de armen van Michel Preud’homme en Sérgio Conceição zien vallen. “Ach, ik ken de coach van Standard al zo lang”, antwoordt hij afwerend. “En Conceição, dat is een echte artiest. Ik zie hem graag bezig.”

Maar nog veel langer dan Preud’homme kent hij Luciano D’Onofrio. “Er is die oude jeugdvriendschap die ons bindt”, geeft Michel Daerden toe. “Luciano heeft het ver gebracht. Hij is een genie. Niet ík zeg dat, maar mensen uit het voetbalmilieu, die hem goed kennen. Het moet niet gemakkelijk zijn om een voetbalclub te leiden. Al die vedetten op één lijn brengen, il faut le faire.”

Bewonderen doet hij evengoed Dominique D’Onofrio, die Standard drie jaar op rij binnen de top drie van het Belgische voetbal loodste. “Terwijl de club verre van over het grootste budget uit het Belgische voetbal beschikt. Om nog te zwijgen van de kloof op dat vlak met de Europese topclubs.”

“Toch zou Standard ieder jaar op de Europese scène aanwezig moeten zijn”, besluit minister Daerden. “Dat moet de ambitie, dat moet de toekomst van Standard zijn.”

PIERRE BILIC

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content