22 was hij pas, Edwig Van Hooydonck, toen hij in 1989 ontroerend mooi huilde na zijn eerste van twee Ronde van Vlaanderenzeges. 25 jaar later hoopt Sep Vanmarcke dezelfde droom te verwezenlijken. Een gesprek tussen twee gelijkgestemde flandriens.

Afspreken ergens tussen Wuustwezel en Waregem? Hoeft niet. Ik kom wel tot bij Sep thuis. In deze periode moet hij zo veel mogelijk rusten.” Edwig Van Hooydonck (47) mag dan al 19 jaar gestopt zijn, de vertegenwoordiger van bouwfirma Leonard denkt nog altijd als een coureur. En dan is een autorit naar West-Vlaanderen slechts een kleine moeite om de renner te ontmoeten voor wie hij al van bij de beloften een boontje heeft. En omgekeerd ook, zo blijkt: “Sep“, vertelt Van Hooydonck, “koerste bij Jong Vlaanderen samen met Reno De Keulenaer, verre familie van mij. Die zei me dat Sep mij op de ploegwebsite als zijn favoriete ex-renner genoemd had. Toen ik dat checkte, bleek hij bovendien mijn evenbeeld: lang, smal, licht rossig haar… Sindsdien heb ik hem op de voet gevolgd.”

De parallellen tussen de twee waren anderen toen ook al opgevallen. Na Vanmarckes achtste plaats in de Ronde van Vlaanderen voor beloften van 2008 voorspelde zijn ploegleider Andy Missotten: “Sep wordt de nieuwe Van Hooydonck. Kijk eens naar zijn postuur (1m90 vs 1m92, nvdr). Als twee druppels water.”

Vanmarcke (25) lacht als hij de quote hoort: “Andy was mis, hé, want om de nieuwe Edwig te worden, had ik nu al tweemaal de Ronde gewonnen moeten hebben. Maar dat ik zijn evenbeeld ben, dat hoor ik inderdaad al lang. Vervelend was dat niet. Integendeel. Ik vond en vind het een grote eer. Edwigs Rondezeges heb ik nochtans niet bewust meegemaakt – ik was amper geboren -, maar de tv-beelden heb ik wel vele keren gezien. Als ze mij dan met zo’n kampioen vergelijken, begin ik te stralen. ‘Edwig Van Hooydonck’, die naam heeft iets mythisch, hé. Door die demarrages op de Bosberg, door die huilbui op het podium, maar ook door Edwigs moedige beslissing om veel geld te laten liggen en nog voor zijn dertigste te stoppen omdat de rest epo nam. Dus: grenzeloos respect!”

Van Hooydonck bloost bij zo veel lof en stelt na het interview, wanneer we hem op de terugweg naar Wuustwezel nog even aan de lijn krijgen, nog iets vast: “Sep lijkt niet alleen fysiek op mij, maar ook als mens: eenvoudig, bescheiden, warm… Mijn sympathie is nóg gestegen.”

Dat bleek al twee uur eerder tijdens de fotosessie. Het oog van de Kempenaar dwaalt af naar twee auto’s die op de oprit van het ruim 250 jaar oude huurhuis staan: een Volkswagen Passat en een half verroeste Ford Mondeo. “De ene”, zegt Vanmarcke, “is mijn ‘dagelijkse’ wagen, de andere een tjolauto voor de verbouwingen aan het huis dat ik gekocht heb. Geen Ferrari, neen. Auto’s dienen niet om show te verkopen, maar om mij van punt a naar b te voeren.”

Van Hooydonck knikt: “Geen slechtere investering dan een peperdure wagen. Daarom heb ik ook altijd met een ‘simpele’ Opel Omega gereden. Heel praktisch en comfortabel. Meer moest dat niet zijn.”

Opvallend, hoe jullie de vedettestatus afzweren.

Van Hooydonck: “Herkend en nagewezen worden, ik kickte daar echt niet op. Je leert er wel mee leven, maar toch schrik ik er soms nog van. Vorige week nog op restaurant, toen plots een hele hoop, weliswaar licht aangeschoten, mensen luidop ‘Merci Edwig!’ begonnen te zingen. Ik kreeg zelfs een staande ovatie. Van jonge gasten die mij nooit hebben zien koersen, hé.”

Vanmarcke: “Bekendheid is zoals een sneeuwbal, het wordt alsmaar groter. Zeker na mijn tweede plaats in Parijs-Roubaix is dat, ook in het buitenland, exponentieel gestegen. Ik kreeg zelfs twee sms’jes van onbekenden om te melden dat ze hun baby naar mij genoemd hadden. Bizar, maar leuk. Minder plezant is het als mensen met hun auto naast mij rijden, vertragen en blijven kijken: ‘Is dat Vanmarcke?’ Of als je, zoals voor de Omloop, tussen de stages door een week thuis bent en je vijf op de zeven dagen een cameraploeg of een journalist over de vloer krijgt. En ook constant opgebeld wordt.”

Van Hooydonck: “Gelukkig bestond de gsm in mijn tijd nog niet. Ik zou zot geworden zijn door al die media-aandacht. Zelfs de interviews op het startpodium vond ik – nerveus als ik toen was – er vaak te veel aan. Al heeft het voor mijn Rondezege in 1989 wel geluk gebracht. Omdat teamsponsor Superconfex met een nieuw logo en truitje uitpakte (dat Van Hooydonck voor de fotosessie meegebracht heeft, nvdr), had ploegleider Jan Raas met Mark Uytterhoeven afgesproken dat de tv-uitzending zou starten met mij op het podium in dat nieuwe shirt. Commercieel goed bekeken. En door dat spuuglelijke groen viel het ook enorm op. Net daarom herinneren vele wielerfans het zich nog altijd. Het wordt zelfs opnieuw op de markt gebracht. Benieuwd wie dat zal kopen.” (lacht)

Nervositeit

Stijn Devolder zei ooit dat hij in de aanloop naar de Ronde bijna ‘high’ wordt en in een soort trance belandt, maar jij, vertelde je daarnet, was vooral nerveus?

Van Hooydonck: “Stress! Al weken op voorhand. Mijn benen, het weer, de tegenstanders, het koersverloop, mijn voeding, niet ziek worden… Voortdurend was ik daarmee bezig. Of de heilige schrik voor materiaalpech en valpartijen. Ik droomde er zelfs van. Nachtmerries, want altijd had ik iets voor. Zelfs na mijn carrière bleef dat een hele tijd duren. En ook toen kon ik nooit winnen.” (lacht)

Vanmarcke: “Een geluk dus dat ik zelden droom.(lacht) Al herken ik me volledig in Edwig. In die stress, in dat langzaam opgebouwde verlangen. Al vanaf november borrelt dat op. Zeker als ik de beelden van de voorbije edities herbekijk of als ik, zoals wel vaker, het parcours van de Ronde of van Parijs-Roubaix verken. Continu bedenk ik dan scenario’s. Waar kan ik aanvallen? Wie zijn mogelijke bondgenoten? En het leuke is: meestal draait het voor mij wél goed uit.”

Je bent opgegroeid aan de rand van de Vlaamse Ardennen en op een steenworp van de Hel en toch verken je dikwijls het parcours. Bijgeloof of een must?

Vanmarcke: “Voor de Ronde op zich niet, want hier weet ik zowat elke straat en kassei liggen – weinigen die me op dat vlak zullen overtreffen. De kasseien van Parijs-Roubaix ken ik echter nog niet vanbuiten en dan is een verkenning, zoals op de zondag van Milaan-Sanremo, absoluut niet overbodig. Vaak bekijk ik daarom ook het filmpje van het parcours dat mijn broer Ken vorig jaar gemaakt heeft.

“Van de Ronde heb ik geen dvd nodig, maar een verkenning is wel aangewezen om, zeker met de nieuw finale (zie kader, nvdr) de lastigheidsgraad en opeenvolging van eerst helling x en dan kasseistrook y goed te kunnen inschatten. Ideaal ook om tubes, bandendruk en wielen te testen – dat vind ik heel belangrijk – en om op die kaskes op interval te trainen.”

Van Hooydonck: “Dat voordeel had ik als Kempenaar niet. Om de explosiviteit te vergroten die ik in mijn eerste profjaren tekortschoot, reed ik in de winter van 1988/89 daarom driemaal per week speciaal met de auto naar het huis van mijn ploegleider Hilaire Van der Schueren, aan de voet van de Bosberg. Eerst opwarmen, en daarna vijf, zes toeren over de Bosberg en de Muur. Met een van de eerste hartslagmeters op de borst vollen bak naar boven. Een derde in het zadel, twee derde rechtstaand op de pedalen.”

Tijdens je fameuze demarrage op de Bosberg in de Ronde van 1991 stond je zelfs, op de eerste vijftig meter na, van beneden tot boven op de trappers.

Van Hooydonck: “Als ik dat terugzie, denk ik nog altijd: wauw!Een demarrage die je maar vijf keer in je hele carrière uit je benen kunt schudden. En als dat net tijdens de Ronde lukt, krijgt dat natuurlijk veel meer weerklank. Ik heb ooit de GP Denain op een even mooie manier gewonnen, maar dat weet geen kat meer.”

Sep, tijdens de belofteklassieker Zellik-Galmaarden heb jij ooit…

Vanmarcke: (onderbreekt) “Edwig reed allicht veel sneller, maar in mijn verbeelding heb ik toen inderdaad ook zo’n demarrage op de Bosberg geplaatst. In één ruk een halve minuut op de kopgroep gedicht. Nog altijd mijn meest indrukwekkende versnelling ooit! Zelfs mijn aanvallen tijdens de Omloop, op de Molenberg in 2012, en onlangs op de Taaienberg, kunnen er niet aan tippen.” (lacht)

Van Hooydonck: “Reed je toen niet te veel op je temperament? Opgejut door superbenen en het volk langs de kant?”

Vanmarcke: “Ja, ik koers nog iets te veel op emotie en te weinig met mijn verstand.”

Van Hooydonck: “De kunst is om het juiste moment te kiezen, hé. In 1989 wilde ik al demarreren op de Muur, maar Jan Raas beval me te wachten. Niet simpel als je super bent, want het is zo’n machtig gevoel: tussen hagen wielerfans de Bosberg of Oude Kwaremont naar boven knallen, op de top omkijken en zien dat er niemand in je wiel zit. Daar train je als renner voor, het schoonste wat er is. Na mijn carrière heb ik dat zelfs het meest gemist. Als vertegenwoordiger een dik contract binnenhalen geeft ook wel voldoening, maar het is niet te vergelijken met dat Bosberggevoel.”

Claustrofobie

Opvallend: in de aanloop naar een helling was jij, in tegenstelling tot Sep, geen wringer.

Van Hooydonck: “Bij de jeugddemarreerde ik telkens van bij de start, waardoor ik nooit in een peloton heb leren fietsen. Bij de profs reed ik daarom altijd aan de zijkanten, met mijn neus in de wind, want dat kwakken gaf me een claustrofobisch gevoel. Zeker in de afdaling richting de Oude Kwaremont. Met 200 man met 80 kilometer per uur naar beneden vlammen. Vies hoor. Toen was ik écht bang. ‘Als er nú iemand voor mij valt…'”

Vanmarcke: “Als ze dat met cameraatjes op het stuur zouden filmen, de mensen zouden niet meer durven kijken.”

Van Hooydonck: “In de Ronde voelde ik me pas op mijn gemak na de Kwaremont, als het kaf gescheiden was van het koren en dus ook het gewring verminderde. Maar dan had ik wel al een pak meer energie verspild dan de concurrentie.”

Sep, jij hebt wel een masterdiploma in het positiekiezen.

Vanmarcke: “Als kind moest ik het opnemen tegen drie oudere, koersende broers. Ik was vaak hun boksbal, maar zo heb ik wel alle trucjes geleerd. Ook van Andreas Klier (zijn ex-teamgenoot bij Garmin, nvdr) stak ik veel op. Dankzij hem heb ik twee, drie jaar ervaring gewonnen. Het parcours kennen is immers één, maar je moet ook kunnen voorspellen hoe het peloton op de wind zal reageren, weten waar en wanneer je voor welke helling moet opschuiven – niet het moment waarop velen traditioneel beginnen te drummen, maar net ervoor of erna – en beseffen dat je niet élke keer als eerste moet opdraaien, want zo verlies je ook veel energie.

“Ook belangrijk: van je afbijten. Als neoprof kreeg ik dikwijls het verwijt dat ik in de weg reed, maar ik bleef vechten voor mijn stek. Meer dan nu, want door mijn prestaties krijg ik ook meer respect. Niet dat ze meteen opzijgaan als ik ‘pardon service’ zou roepen, – ik ben geen Tom Boonen -, maar mij van de weg kwakken doen ze niet meer.”

Wat is jouw strafste stoot ooit?

Vanmarcke: “In de Ronde van 2011 reed ik lek vlak voor de Côte de Trieu. Na mijn depannage vlamde ik terug tot bij het peloton, stak ik – bergop en ín het gras – de helft van het pak voorbij, om me na de top met doodsverachting in de afdaling richting de Oude Kwaremont te gooien en er als dérde op te draaien. Op amper drie, vier kilometer weer helemaal vooraan. Helaas kreeg ik even later in de afzink richting Paterberg een tik van Gert Steegmans en vloog ik in de netels. Iets té veel adrenaline. Wedstrijd voorbij… Intussen ben ik in zo’n situatie iets kalmer geworden.”

Zelfvertrouwen

En, zegt je broer: ook veel zelfverzekerder. Jij bent nu een échte kopman.

Vanmarcke: “Sinds Parijs-Roubaix van vorig jaar voel ik dat de héle ploeg, van staf tot renners, hónderd procent achter mij staat. Je merkt dat aan veel zaken. Ik kreeg een contractverlenging van twee jaar, heb nooit zo veel materiaal mogen testen als afgelopen winter. En In de Omloop, richting de Taaienberg, reden mijn ploegmaats zich compléét leeg tot aan de voet. Dat geeft veel vertrouwen.”

Van Hooydonck: “Dat dwing je alleen met prestaties af, hé. Als een helper voelt dat je kunt winnen, dan geeft hij altijd iets meer, terwijl hij tot voor jouw tweede plaats in Roubaix dacht: ik hou wat over voor mezelf.”

Sep, wat doe je nu beter dan vroeger?

Vanmarcke: “De pers te woord staan. (lacht) Als ik vroeger een camera zag, begon ik te zweten en te stotteren, nu blijf ik heel rustig. Ik geef ook meer opdrachten in de koers, zoals in de Omloop richting de Taaienberg: ‘Nú geven we er een lap op.’ Daarnaast zeg ik nog meer mijn gedacht en praat ik meer met mijn ploegmaats. Want pas als je echt een goeie band met hen hebt, gaan ze voor jou door het vuur. Ik weet nu ook heel goed wat ik wil en kan, en twijfel veel minder, ook in het dagelijks leven.”

Van Hooydonck: “Zo’n leidersrol, zeker in een team vol mondige Nederlanders, vormt je karakter en persoonlijkheid, hé. Ik heb het bij de ploeg-Raas ook meegemaakt, toen ik eerst als broekje tussen grootheden als Joop Zoetemelk belandde en later zelf kopman werd.

“Het maakte ook mij in al die jaren een pak zelfverzekerder. Op school pestten ze mij vroeger met mijn haarkleur: ‘Lange rosse!’ ‘Vuurtoren!’ Ik hield er geen trauma aan over, maar pas door mijn successen op de fiets verdwenen mijn twijfels en voelde ik me plots ‘iemand’. Maar, zoals al gezegd: nooit een vedette. Zelfs niet als ze ‘Merci Edwig’ zingen.” (lacht)

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Vorige week zat ik op restaurant, toen plots een hele hoop licht aangeschoten mensen luidop ‘Merci Edwig!’ begonnen te zingen.” Edwig Van Hooydonck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content