Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

Het Europese seizoen van Feyenoord zit er al op en Benjamin De Ceulaer dartelt bij RKC. Ruikt de kwieke aanvaller een nieuwe kans ? ‘Ik doe gewoon mijn best’, zegt hij, nog steeds even nuchter als toen hij voor Sint-Truiden voetbalde.

Waalwijk, dat is De Efteling en Het Land van Ooit. Een sprookjeswereld voor kinderen, ooit ook bezocht door de kleine Benjamin De Ceulaer, op een moment dat hij nog nooit van de Rooms Katholieke Combinatie had gehoord. Nu voetbalt hij er. “Behalve dat RKC staat voor Rooms Katholieke Combinatie, weet ik niets over de club”, bekent hij. ” Maarten ( Martens, ploegmaat en Belgisch belofte-international, nvdr) heeft me verteld dat ze hier voor de wedstrijd altijd de klokken luiden. Ik heb het zelf nog niet gehoord, hoewel, een klein beetje misschien, maar op dat moment ben je nog binnen en zo met de wedstrijd bezig, dat je daar niet op let.”

Doodsklokken zullen het niet zijn, want je scoort en RKC doet het goed. Toch heb je het hier rustiger dan in Sint-Truiden, lijkt het wel.

Benjamin De Ceulaer : “Zo is het ook. Sint-Truiden is geen topclub natuurlijk, dus daar was het ook wel rustig, maar hier is het nóg relaxter. Kijk, we hebben net getraind, net gegeten, de jongens kunnen naar huis en toch zie je ze hier nog rondlopen. Vooral de Surinaamse jongens zijn héél relaxed.”

Hoe verklaar je de goede start van RKC ?

“We hebben een groep waarin iedereen voor elkaar door het vuur gaat. Dat leidt tot resultaten. We vangen de tegenstander meestal op en proberen er snel en gevaarlijk uit te komen. We maken niet echt het spel. Uitgerekend in de wedstrijd waarin we dat wel deden, liepen we onze eerste nederlaag op. Utrecht kwam er de eerste helft gewoon niet aan te pas. We speelden ze van de mat en hadden aan de rust gemakkelijk 2-0 voor kunnen staan.”

Jullie begonnen het kampioenschap met vijf zeges op rij, maar, werd daarbij opgemerkt, tegen kleinere ploegen.

“Klopt, maar al die kleine ploegjes waartegen we speelden, zijn aan elkaar gewaagd en we hebben er toch maar mooi van gewonnen. Dat moet je nog altijd doen. Feyenoord, Ajax, PSV en AZ zijn de grote clubs, maar dan heb je het wel gehad.”

Op Nederlandse supportersforums vinden ze je vooral “een leuk spelertje”. Hoor je dat graag ?

“Hangt ervan af wat ze ermee bedoelen.”

Zit er geen denigrerend toontje onder dat ‘spelertje’ ?

“Ik zou het niet weten. Ik speel gewoon mijn spel. De mensen hier zijn content, de mensen van Feyenoord zijn content : dat telt voor mij. Supporters hebben soms een rare mening. Dat mag.”

Na zes speeldagen stond je op drie doelpunten, evenveel als heel vorig seizoen in Sint-Truiden.

“Vier eigenlijk : in de beker scoorde ik ook. Het is een mooi gemiddelde na zes, zeven wedstrijden. Voor mij toch.”

De eerste twee waren inleggertjes.

“Dat is zo, maar je moet er ook staan natuurlijk. De eerste was een kopbal die de keeper moet lossen en die ik in het dak van het doel trap. Als ik niet doorloop, kan hij hem gewoon oprapen. Ik heb druk gezet, dus is het mijn verdienste dat ik die bal binnen kan trappen.”

Hoe word je hier gebruikt ?

“Op rechts, als flankspeler. De trainer vraagt me acties te maken en ballen aan te geven. Ik heb daar alle vrijheid in. We spelen altijd 4-3-3, met Maarten in de punt vooruit. Zo speel ik het liefst. Diepste spits, zoals bij Sint-Truiden, was ook leuk, maar wij hebben hier een goede spits die de bal kan bijhouden en daar loop ik rond.”

Je trainer, Adrie Koster, was als speler van Roda JC en PSV ook een rechtsbuiten, net als jij. Wist je dat ?

“Ja, mijn zaakwaarnemer had het mij verteld. Als ik iets niet goed heb gedaan, zegt hij me hoe ik het wel had moeten doen. Voorzetten verzorgen, actie eerst naar binnen maken, dan naar buiten – zulke zaken. Maar dat doet hij met iedere speler, niet alleen met mij. Hij is een zeer relaxte kerel, altijd rustig, maar coachend waar nodig.”

Wat heeft van jou de grootste aanpassing gevraagd ?

“Het tempo. Daar had ik wel wat moeite mee de eerste trainingen, ook omdat ik nog wat last had van mijn voet. Het gaat allemaal een stapje sneller. Korter kan ik het niet samenvatten.”

En dan zit je nog maar bij een bescheiden middenmoter, precies het soort club waar je vandaan komt. En toch zoveel verschil ?

“Het ís gewoon zo. En als het niet goed is, krijg je onder je voeten, zwáár onder je voeten. Geef je een slechte pass, krijg je echt wel op je flikker. ( Trekt de wenkbrauwen op.) Já, daar wordt echt niet mee gelachen. Ik zeg niet dat je wordt afgemaakt, maar het wordt wel gezegd, ook door de trainer. Zowel op training als in de wedstrijd. Kutpass, man ! Kun je het wel ? Kom op ! Echt zó. Ik ben het ondertussen wel gewoon en eens je zover bent, begin je het zelf ook te doen. Kijk, je moet je zeker niet laten doen door die mannen. Altijd durven je mening terug te zeggen en niet op je dak laten zitten, anders red je het niet.”

En, red je het ?

“Nu wel. In het begin was het raar. Wat doe jij allemaal, man ? Snap je ’t weer niet ? Ze zeggen wat ze denken, maar dan roep je gewoon terug. Hou toch effe die bal langer bij en kijk waar ik loop ! Snap je ? Na de training zijn ze alles vergeten. Dan is het gewoon weer dikke maten. Komen ze bij je zitten en wordt er rustig nog wat gepraat. Zo werkt het hier.”

Hoe komt het dat de snelheid zoveel hoger ligt ?

“Misschien omdat er meer op getraind wordt. Of leggen ze hun lat hoger, is er meer discipline ? Ik weet het niet. Er lopen hier toch een paar goede voetballers rond, vind ik. Toen ik hier pas was, vond ik ze allemáál heel goed. Na twee weken was ik aangepast.”

Ben je al een betere voetballer geworden ?

“Toch wel. Om te beginnen scoor ik. Vaak wordt gezegd dat Belgische voetballers meestal falen in Nederland. Ik hoop dat ik op de goede weg ben om dat te weerleggen. Gisteren zag ik Petrovic ( ex-speler van PSV en RKC en nu trainer van het tweede elftal, nvdr). Die zei dat ik in deze korte periode toch progressie had gemaakt. Hij vond dat mijn acties goed zijn, het diep lopen ook, de vooracties zijn erbij gekomen. Mijn flankballen kunnen nog beter, zegt hij, maar ook dat is veel verbeterd. Het doet goed als zulke mensen dat zeggen : Petrovic is toch niet de minste.”

Hoe anders wordt er getraind dan in België ?

“Het inspelen gebeurt harder hier. Dus daar wordt veel op getraind. Strakke bal inspelen, controleren met de ene voet, strak uitspelen met de andere voet. We spelen ook veel partijvormen en balbezitvormen. En we trainen veel op positiespel om automatismen te krijgen : aanval gemaakt, omschakelen en positie innemen.”

Je leert meer na te denken over wat je doet.

“Precies. Je leert je afstanden korter te maken, maar op een efficiënte manier. Om druk te zetten hoef je niet méér te lopen. Door gewoon vijf meter naar links of rechts te staan, is je positie ingevuld. Van daaruit kun je kijken waar je gaat lopen. Mijn voordeel is ook dat ik Patrick van Diemen achter mij heb staan. Misschien verklaart dat mee waarom mijn positiespel beter is geworden. Hij stuurt me voortdurend bij. Ik heb dat nodig, zeker als jonge voetballer. Als ik het zou maken in Nederland, zal het ook dankzij hem zijn.”

Herinner jij je Van Diemen nog uit zijn Anderlechttijd ?

“Nee, niet echt.”

Hij heeft Champions League gespeeld.

“Weet ik. We praten veel met elkaar, maar daar hebben we het nog niet echt over gehad. Jochen Jansen praat ook erg veel met mij. Ik ken hem nog van bij Sint-Truiden.”

Maarten Martens kende je ook.

“Van bij de Belgische beloften, én van bij Anderlecht. Als jeugdspeler zaten we in dezelfde groep, we hebben samen nog toernooien gespeeld. Hij zat op internaat, ik niet. Uiteindelijk ben ik niet zo lang bij Anderlecht gebleven. Een paar maanden maar.”

Over Maarten zijn de supporters bijzonder lovend. “Die is écht goed”, lees je op diverse forums.

“Maarten ís een heel goede voetballer. Je hoeft hem maar aan te spelen en hij doet wel iets goed met de bal. Hij krijgt hier ook veel ruimte omdat er positioneel wordt gevoetbald. Dus heeft hij tijd om te draaien en meters te maken. In de nationale ploeg heeft hij die ruimte veel minder, maar ook daar doet hij het goed. Als je goed bent, komt je altijd bovendrijven.”

Volgens het cliché zijn de verdedigers in Nederland minder hard dan in België.

“Nou, als je onze verdedigers ziet, die hebben toch iets meer body dan die van Sint-Truiden. Beesten zijn het, allemaal. Neem nu die Teixeira, die is echt niet normaal. En tegen Utrecht had ik Braafheid tegen : da’s gewoon een fel manneke. Nee, als ze willen, stampen ze je hier ook gewoon overhoop.”

Kan je Anderlecht en Club Brugge hier volgen in de Champions League ?

“Ja, ik heb Canvas op de kabel. Als die eerste bal van Jestrovic erin gaat, heb je een heel ander verhaal. Ik vond ook dat Proto het heel goed deed. Oké, er was die eerste bal, maar die werd dan ook rampzalig slecht op hem teruggespeeld, vind ik. Mark ( De Man, ook belofte-international, nvdr) moet hem een gewone vaart meegeven en hem niet laten botsen. Maar Mark is een goede voetballer, hij heeft het ook goed gedaan. Het is altijd leuk als je op je 21e Champions League kan spelen.”

Analyseer je andere spitsen ?

“Ik bekijk ze gewoon. Hoe ze in een bepaalde situatie een actie maken, bijvoorbeeld als ze met de bal tegen de lijn staan en moeten terugdraaien naar de verdediger, hoe ze hem dan terugspelen. Daar kijk ik wel naar, hoe Ronaldinho dat bijvoorbeeld oplost.”

Volg je het Belgische voetbal ?

“Zeker. Van Sint-Truiden heb ik niks meer gehoord. Alleen Egon ( Wisniowski, nvdr) heb ik nog teruggezien, bij de nationale beloften. Ik zou graag Genk – Sint-Truiden bijwonen binnenkort, maar ik vrees dat het niet zal lukken. Wij spelen dat weekend tegen Feyenoord.”

Jouw club ! En de eerste grote tegenstander voor RKC. Kijk je ernaar uit ?

“Ja, toch wel. Tegen Feyenoord voetballen is een extra stimulans, maar ik ben er niet mee bezig : ik voetbal bij RKC en doe mijn best. We zien dan wel waar ik volgend jaar terechtkom.”

Ken je Timothy Derijck ?

“Niet persoonlijk. Ik weet dat hij bij Feyenoord speelt en ook in Rotterdam woont, op het Zuid waarschijnlijk. Feyenoord wou me daar ook onderbrengen, bij de andere jonge spelers van de club, maar ik heb gezegd : nee, geef mij maar een rustig plekje. Ik woon in Rotterdam-Oost, boven een groot winkelcentrum, op tien minuutjes van de Kuip.”

Het Europese seizoen van Feyenoord is al voorbij en zelf doe je het goed. Zijn je kansen toegenomen om al in januari naar Feyenoord te verhuizen ?

“Ik zou het niet weten. Dat hangt af van wat zij wegdoen aan spelers. Twee weken geleden zag ik Mark Wotte ( technisch directeur van Feyenoord, nvdr) : hij zei dat ik het goed doe en zo verder moet doen. De commentaren zijn goed.”

Je voetbalt in een groot uitgevallen dorp en leeft in de grootstad. Zou je het niet liever andersom hebben ?

“Nee. Waar ik nu zit, is het geweldig. Héél vriendelijke mensen, echt niet normaal. De eerste dag stap ik in de lift, beginnen er gelijk mensen tegen me te praten. Hé, alles goed ?Mooi weer buiten. En je kent ze niet, hé, nooit eerder gezien.”

Wat weet je al van Rotterdam ?

“Ik ben de stad in geweest, samen met Gianni Zuiverloon ( net als De Ceulaer door Feyenoord aan RKC uitgeleend, nvdr) en mijn vriendin. Grote stad, veel culturen. Heb ik geen enkele probleem mee. Supervriendelijke mensen ook. Ben je de weg kwijt, lopen ze gelijk met je mee. ‘Stug volk’, zeggen ze, maar mijn ervaring – en Gianni zegt het ook – is dat ze gewoon vriendelijk zijn als jij het ook bent.

“Ik zit hier op mijn gemak, in mijn appartementje. Mijn vriendin verzorgt me goed, maakt het eten. Kom ik thuis, help ik haar met de afwas en leg me daarna in de zetel en rust. Op woensdag ga ik naar huis, om mijn ouders te zien, maar niet elke week. Ik moet ook niet te veel in de auto zitten, dat is niet goed voor de spieren. Elke dag van Rotterdam naar Waalwijk en terug is genoeg. Een rit van een halfuurtje, dat valt goed mee. Soms rij ik, soms Gianni.”

Je moeder mist je wel.

“Da’s normaal ook, ik ben haar jongste zoon. Mijn ouders vonden het heel erg dat ik wegging, mijn zusje ook. Ze komen elke thuiswedstrijd kijken. Mijn vriendin is enig kind, voor haar ouders is het nog moeilijker, denk ik. Maar over het algemeen zijn we er goed uit gekomen.”

Hoe zit het ondertussen met je modellenwerk ? Je staat nog steeds voor Bikkembergs te pronken in magazines.

“Vandaag ook weer in Voetbal International…”

Beter dat dan niets !

“… maar hij mag mijn foto’s gebruiken. Inmiddels heb ik een contract met Nike, dus mag ik het niet meer doen. Het was fijn voor één keer, maar ik ben een voetballer, geen model. Ik hou het bij voetballen nu.”

Kom je hier los van de vergelijkingen met Beckham ?

“Ze beginnen er ook wel over, hoor. Ik ben hier al ‘de Belgische Beckham’ genoemd, maar daar trek ik me niks van aan. Ik ben het een beetje ontgroeid. De spelers jennen me wel eens. ‘BB’, zeggen ze dan, van Belgische Beckham.”

Of Brigitte Bardot.

“( Grijnst.) ‘k Zèn ne vent, hé !”

Deze week ben je in België voor de belofte-interland tegen Spanje.

“Een héél mooie wedstrijd. Een puntje is goed voor ons, maar ik hoop dat we kunnen winnen.”

In de A-ploeg maakt Kevin Vandenbergh stilaan zijn weg. Wat doet je dat ?

“Voor Kevin ben ik natuurlijk heel blij. Hij is een zeer efficiënte voetballer, zeker in de zestien meter. Wat kan ik anders doen dan gewoon mijn best ? Je kunt erover vertellen wat je wil, maar het is aan de bondscoach om mij op te roepen. Bij mijn ouders las ik in Sport/Voetbal Magazine dat Anthuenis zegt dat Benji goed bezig is, maar… ( blaast). Het is altijd verkeerd om ergens op te hopen. Als je er dan niet bij bent, is de teleurstelling des te groter. Dat wil ik niet. Als ze me nodig hebben, zullen ze mij wel oproepen.”

Als Marc Wilmots maar geen bondscoach wordt.

“( Glimlachje.) Ik zou echt niet weten of dat zou kunnen. Ik heb goede herinneringen aan Wilmots, en één slechte. We zullen wel zien.”

JAN HAUSPIE

‘het gaat allemaal een stapje sneller.’

‘Als het niet goed is, krijg je hier zwáár onder je voeten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content