Zijn stempel kon Koen Daerden bij Club Brugge nog niet drukken, maar een ontevreden woord valt over de middenvelder niet te rapen. ‘Ik voel wel dat er andere dingen worden verwacht, terwijl ik eigenlijk niet veranderd ben.’

De Belgische voetballer die over zichzelf kritischer durft te zijn dan de buitenwereld, heeft een vaststelling gedaan en een voornemen gemaakt. “In elk interview komt altijd de vraag wat je van jezelf vindt”, zegt Koen Daerden. ” Ik weet het, de trainer weet het en mij naar buiten uit constant verantwoorden gaat mij alleen maar bezighouden met mijzelf. En daar heb ik geen behoefte aan. Dus ik heb mij voorgenomen om niet té veel over mijzelf en mijn eigen prestaties te praten. De eerste vraag na een wedstrijd is ook altijd : hoe vond je je eigen wedstrijd ? Terwijl ik vind dat er dan over Club Brugge moet worden gepraat. Ik weet heel goed waarmee ik bezig ben, wanneer ik een goede of een mindere wedstrijd speel, maar er wordt anders naar mij gekeken als voetballer, dat heb ik de laatste weken gemerkt. Er wordt dikwijls meer naar de man gekeken, terwijl ik voordien een van dé was. Hoe heeft híj gespeeld ? Begrijp je ? Ik voel dat er andere dingen worden verwacht, terwijl ik eigenlijk niet veranderd ben. Ik heb er geen problemen mee dat dat gebeurt, maar ik wil gewoon niet iedere keer opnieuw met hetzelfde verhaal komen. Misschien komt het inderdaad door, zoals je zelf aangeeft, die transferprijs ( de algemeen aangenomen 4 miljoen euro maakt van hem de duurste binnenlandse transfer, nvdr), maar dat de trainer en de andere mensen hier weten wat ik moet doen, dát blijft het belangrijkste.”

Misschien komt het ook doordat hij bij Club Brugge gewoon geacht wordt anders te voetballen : niet met de krachtige loopacties langs de lijn, de bal afspelen en terugkrijgen, het spel breed houden, diep gaan en de ruimte benutten, de manier van spelen waarmee hij in Genk groot werd. “Ik was gewend dikwijls een rush te doen, ook al stá ik op de helft van de tegenstander. Je deed een vooractie en dan verwachtte ik in Genk de bal. Hier heb ik dikwijls het gevoel dat ik helemaal vrij moet staan om de bal te krijgen. Terwijl een van mijn kwaliteiten is : een rush met een tegenstander die mij volgt, maar dan toch dat duel kunnen winnen en hem afschudden. Hier krijg ik vaak het gevoel dat ze die bal juist niet geven omdat een tegenstander mij volgt. Die gewoonte was er in Genk wel en daar moeten de jongens en ik ons nog op instellen. Tegen Joe’ke(Blondel, nvdr) heb ik daarom ook al gezegd dat hij die bal best gewoon eens in de diepte mag geven en niet altijd moet kijken of er iemand met mij meeloopt : zo héb ik die bal juist graag. ‘Dat er dan een tegenstander bij mij staat, geeft niet : in tachtig procent van de gevallen win ik dat duel wel’, zei ik hem. Want als je dat elkaar niet aangeeft, gaat hij de bal de volgende keer ook niet geven. Maar dat moet groeien.”

Aanvallend groeien

Ook met de spitsen moeten de automatismen groeien. “Ik heb daar met de trainer over gesproken : er wordt veel verwacht dat die met de rug naar het doel spelen, maar op een bepaald moment moet er ook diepgang gemaakt worden door de spitsen. Daar kan ik mij dan ook op instellen. Nu wordt er geregeld door andere spelers te weinig diepte gemaakt als ik naar binnen kom met de bal aan de voet, waardoor het altijd van jou met een een-twee of een individuele actie afhangt om verder te komen. Het gebeurt weinig dat je er eens een bal óver kan leggen. Daarin moeten we elkaar nog meer aanvullen.”

In de zes competitiewedstrijden die Club tot dan toe – vóór afgelopen weekend – heeft gespeeld, is hij, zegt hij, nog niet zo dreigend geweest als hij dat in Genk kon zijn. “Ik heb nog geen echte kans gehad of gecreëerd om een assist te geven. Daarin heb ik mezelf nog niet helemaal gevonden. Een beslissende pass geven, dat moet meer gebeuren.”

Op training praat hij daarom veel met onder anderen Salou Ibrahim en Bosko Balaban. Om te weten hoe zij het aanvoelen, hoe ze de bal willen. “Dat is belangrijk. Je moet Bosko ook wat leren kennen. Hij ligt perfect in de groep, maar met zijn grillen moet je ook goed kunnen omgaan. Dat is psychologisch niet altijd even gemakkelijk, maar roepen en tieren is niet altijd nodig : maak hem belangrijk en dan ís hij ook belangrijk voor ons.”

Het schitterende dubbele een-tweetje waarmee Koen Daerden in de laatste wedstrijd van de voorbereiding tegen PSG tot een doelpunt kwam, werd in de competitie nog maar één keer opgemerkt : het eerste doelpunt tegen Beveren. “Dat doet plezier, die doelpunten, maar ik kijk wel een beetje verder.”

De aflossingspunten die hij bij Genk voorin vond, dienden zich in Brugge nog niet aan. “We hebben natuurlijk ook al met vrij veel spitsencombinaties gespeeld. Ook dat is aanpassen geweest. Op het einde van de voorbereiding, zoals met Mana(Ishiaku, nvdr) en Salou(Ibrahim, nvdr) tegen PSG, had je vaste spelers waarmee je verder kon groeien, daarna is dat door blessures en omstandigheden gewisseld en moet je terugschakelen. Hetzelfde geldt voor Joe en Ivan(Leko, nvdr) op het middenveld. Het is uiteindelijk ook nog maar drie maanden dat je met een hele groep wedstrijdgericht bezig bent.”

De boutade waarvan sommige voetbalmensen zich anders nochtans graag bedienen, dat goede spelers elkaar altijd wel weten te vinden op het veld, gaat hier evenwel niet op, zegt Daerden. “Want het gaat hier niet om slechte of goede spelers, maar gewoon om de globaliteit. Wanneer positie kiezen ? Wanneer de diepte zoeken – zoals ik graag doe ? Dat is dikwijls nog het juiste moment en mekaar aanvoelen. Wanneer wie wat wil doen : die synchronisatie, daar gaat het om. Je hebt heel veel mogelijkheden om aan te vallen, maar het gaat hem toch dikwijls om elkaar aanvoelen. Daar moeten we in groeien.”

Vlot die synchronisatie niet, dan voetbalt Club Brugge, zoals het tegen Bergen illustreerde, in een trechter. “Dat was een slechte wedstrijd, maar ik had mij, zeker naar de tweede helft toe, voorgenomen meer naar de buitenkant te gaan spelen. Ik vond dat het middenveld daar propvol zat. Maar die momenten kiezen en weten in welke wedstrijd, dat moet ik hier nog beter doen. Gaetan(Englebert, nvdr) is iemand die altijd centraal achter de spitsen of vanaf de rechterflank heeft gespeeld ; ik ben iemand die heel veel op de flank heeft gespeeld. Dus die aanpassing verloopt anders.”

Tegen Sint-Truiden werd Daerdens functie bijgestuurd. Hij kon meer van achteren uit komen, kon vaker aan de lijn blijven, meer zijn spel zoals in Genk spelen, zeg maar. “In die wedstrijd ben ik zelden naar binnen gekomen omdat ik vond dat de ruimte meer op de flank lag. Het was tegen hen ook beter om het veld veel groter te houden in balbezit, want zij hadden een druk bevolkt middenveld. In het begin van de competitie kwam ik misschien veel te veel centraal waardoor je met Gaetan, Joe en mij in een trechter zat. Daar moet ik balans in zoeken. Het concept bleef in Sint-Truiden hetzelfde, maar met iets andere accenten. Gaetan kreeg zo meer de ruimte omdat die een groter gebied kan bestrijken. Laat hem er maar tussen lopen en ik meer aan de kant. Bovendien zaten we met Ivan met een linksvoetige rechts, waardoor die veel kon kantelen en de lange bal geven. Ik voelde me beter. Misschien kwam ik zo beter tot mijn recht, ja. Maar dat is een gevoel dat je hebt na een wedstrijd omdat ik nu eenmaal de gewoonte heb om zo te spelen.”

Organisatie verzorgen

Er is ook de wisselwerking met de backs. “Wat dat betreft had ik dikwijls het gevoel dat ik het Michael(Klukowski, nvdr) moeilijk maakte als hij de bal kreeg en ik centraal stond omdat er naar rechts werd geschoven. Er was dan geen diepgang gemaakt op de flank, er stond niemand voor hem, waardoor hij een actie moest maken of mij de bal centraal toespelen. Dan moest ik diep lopen of moest een van de spitsen afhaken. Maar daarin moeten we nog evolueren : eentje komt naar de bal, de ander gaat de diepte in. We hebben op dit moment nog iets te weinig diepte in ons spel. Op een bepaald moment komen wij allemaal naar de bal en dan is het makkelijk de bal inspelen, maar met een man met de rug naar doel heb je nog een tweede spits nodig of iemand vanuit het middenveld om de diepte te maken. Dan gaat het er dikwijls niet om om die bal te krijgen, maar gewoon om wisselwerking te krijgen. Salou bijvoorbeeld hoeft niet altijd naar de bal te komen, die kan ook eens diep blijven. Ik moet niet altijd centraal komen, ik kan ook eens aan de lijn blijven. Die feeling kan nog beter. Tegen Anderlecht ben ik bijvoorbeeld wel vrij veel centraal terechtgekomen omdat dáár in de rug van Vanderhaeghe de ruimte lag en zij toch niet doorschoven omdat we met twee spitsen speelden. Maar tegen Anderlecht zag je ook dat je met de bal maar één mogelijkheid had : tegen een muur aan lopen omdat er op dat moment geen diepgang werd gemaakt door de andere spelers. Dat mis ik dan soms wel een klein beetje. Ik heb daar met de trainer ook over gesproken : hij begrijpt dat volledig.”

Een kwestie van lef, durf, minder verkrampt willen vasthouden aan de verdedigende organisatie die Emilio Ferrera zijn ploeg oplegt, zou Daerden het niet noemen. “De trainer wou in het begin gewoon zorgen dat de organisatie perfect stond en iedereen wist wat van hem werd gevraagd. Nu kan je verder gaan naar andere punten.”

Met nog altijd de nodige voorzichtigheid weliswaar. “Tegen Sint-Truiden mislukte een een-twee en door één diepe pass kregen we daarna een doelpunt tegen. Positioneel hadden we dat niet goed opgelost : er stonden te veel spelers voor de bal. Het mag natuurlijk nooit zo zijn dat je door één slechte pass wordt uitgeschakeld. Maar tegen Sint-Truiden had ik wel voor de eerste keer dit seizoen het gevoel : we gaan hier tóch nog een doelpunt maken. Fille(Philippe Clement, nvdr) heeft al minstens drie keer een bal van de lijn gehaald zien worden, maar tegen STVV hebben we voor de eerste keer zijn kracht wel kunnen uitspelen.”

Na het debacle tegen Bergen had Emilio Ferrera hem aangesproken. Over het randgebeuren, hoe er naar hem wordt gekeken en dat het normaal is dat het even wat minder ging. “In het begin gá je, maar dan moet je even alles kunnen laten bezinken en je weer opwerken.”

Dat moet hem toelaten zijn loopvermogen en kracht zoals tegen Sint-Truiden beter te kunnen uitbuiten. “Misschien wel, ja, want ik heb dat nog niet echt kunnen doen, dat vind ik ook. Maar begrijp me niet verkeerd : je komt op een gegeven moment natuurlijk ook gewoon in een andere fase terecht. In het begin gá je, zoals tegen PSG en Gent, twee ploegen die lekker kwamen voetballen, en dan komen er andere wedstrijden waarin ze de boel dichtgooien, zoals Beveren. Dan wordt het sowieso altijd moeilijker. In het begin liep het vrij goed en nu ondervind ik een, ja, weerslag, maar op termijn komt dat goede zeker terug. Want ik voel me hier heel goed, maar ik weet van mijzelf dat ik beter kan en moet, maar ik laat dat rustig komen. Ik ga me niet opjagen of op dingen vastpinnen.”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content