Er is de Bekende Voetballer, en er is Gunther Schepens. De een recht voor de raap, de ander verlegen. “Ik ben geen durver.”

Gunther Schepens (28) : “Enkele weken geleden liet ik me nog eens gaan in de pers. Omdat ik geconfronteerd werd met een druk die ik voordien nooit had gevoeld. De mensen mogen veel van mij verwachten, maar dat wil nog niet zeggen dat ze altijd op mijn kap moeten zitten. Het lijkt alsof ik daar makkelijk overheen stap, dat ik er niet zwaar aan til. Dat komt omdat ik er niet graag over praat. Omdat ik niet snel wat van mij privé is, mijn gevoelens, blootleg. Ook omdat ik een ander niet met mijn problemen wil opzadelen.

“Zoals ik tot voor een paar weken voetbalde, was ik een meeloper, en dat wil ik niet zijn. Ik weet dat het alleen aan mezelf lag. Maar als je zelfvertrouwen zoek is, helpt het niet als ze je uitfluiten. Met Karlsruhe in Dortmund door zestigduizend man uitgefloten worden, dat raakt me niet. Wél als er in Gent zeven fluiten, dat weegt zwaarder. Omdat het je éigen fans zijn. Dat zij me uitfloten, maakte ik vroeger nooit mee. Ik lig er niet wakker van, maar ik was er wel meer mee bezig dan gewoonlijk. Ik zocht naar oorzaken waarom het minder liep.

“Ik moet met mijn nieuwe situatie leren omgaan. Leren op de bank zitten. Een Schepens aan honderd procent speelt altijd, maar nu haal ik mijn niveau niet. Dat aanvaarden is niet zo simpel. Niet omdat ik zogezegd de man van Gent ben, want de man van Gent, dat stelt niets voor. Er bestaat nog een ander spreekwoord : geen sant in eigen land.

“Men heeft mij hier belangrijk gemaakt. Ik ben die verantwoordelijkheid de voorbije twee jaar ook niet uit de weg gegaan. Tot ik er onlangs genoeg van had en mijn aanvoerdersband inleverde. Vergeet niet, kapitein zijn houdt meer in dan alleen maar een band dragen. Je bent namens je collega’s het aanspreekpunt bij het bestuur. Maar als je zelf niet goed in je vel zit en je moet daarnaast nog vanalles oplossen voor anderen, wordt het op een bepaald moment te veel.

“Niet dat ik vond dat spelers hier alleen maar hun centen komen oprapen. We hebben dit jaar een hechte groep, beter dan vorig jaar. We proberen om de twee maanden iets te gaan eten. Nu gaat iedereen mee, ook Dahlum die er vroeger nooit bij was. Met elke keer een ander excuus. Dat stoort, op de duur isoleert zo iemand zichzelf. Dat bedoel ik met spelers die er enkel op uit zijn om hier hun centen te komen halen.

“Dit keer moest ik meer aan mezelf denken, vond ik. Ik had mijn concentratie honderd procent voor mezelf nodig, ook al klinkt het misschien belachelijk als ik zeg dat zo’n kleine dingetjes je naar beneden kunnen halen. Fred Herpoel begreep dat, hij maakt sinds vorig jaar geen deel meer uit van de spelersraad. Naar de reden moet je hem zelf maar vragen. In een groep leeft meer dan wat naar buiten wordt gebracht. Als kapitein moet je zorgen dat sommige van die zaken geweten zijn. Daarom heb ik respect voor wat Glen De Boeck bij Anderlecht naar buiten bracht. Ik deed het hier vorig jaar ook, met het geval- Joly. Omdat ik vond dat ik als kapitein mijn verantwoordelijkheid moest opnemen. Omdat ik in de kleedkamer van iedereen altijd dezelfde opmerkingen over hem hoorde, dat hij niet mee verdedigde. Maar niemand die het hem in zijn gezicht zei.”

“H

oe spijtig het ook is, een probleem wordt alleen maar onder ogen gezien als het in de pers komt. Clubs komen dan achteraf klagen dat het beter eerst intern was besproken. Maar dan heb je vaak intern al signalen gegeven, maar zijn die niet opgemerkt – of willen ze die niet zien. Als je tegen een muur blijft oplopen, ga je uiteindelijk een stap verder : naar de pers. Ik loop lang genoeg in het voetbal mee om van tevoren in te schatten wat de gevolgen konden zijn van mijn verklaringen. In Duitsland zat ik ooit zes weken in de tribune. En toch had ik geen spijt van wat ik gezegd had. Wie naar mijn mening vraagt, kan die ook krijgen. De één kan daar mee leven, de ander niet. Ik zal achteraf ook nooit gas terugnemen, beweren dat ik bepaalde dingen niet gezegd heb. Ik ben honderd procent bij bewustzijn, dus ik weet heel goed wat ik hier zeg.

“Ik doe aan zelfkritiek. Ik kan daar mee omgaan, dat is weinigen gegeven. Velen komen graag op tv en geven interviews als het goed gaat. Loopt het minder goed, dan zie je ze niet meer. Daarom ontgoochelde Wesley Sonck me onlangs enorm, na zijn rode kaart met Genk tegen GBA, toen hij de journalisten wandelen stuurde achteraf. Ik vind : je moet niet alleen durven naar buiten stappen als het goed gaat.

“Toen ik onlangs opnieuw naar de pers stapte, voelde de trainer zich gepakt. Het raakte hem. Maar ik heb er geen spijt van. Ik durf van mezelf te zeggen dat ik persoonlijkheid heb. Als ik Joly twee dagen na zijn transfer naar Aalst in de krant zie verklaren dat de kritiek op Remy terecht was, vraag ik me af waarom hij dat niet zei terwijl hij hier was. Achteraf is het simpel. Ik lees wel eens interviews van bepaalde spelers die ik ken, waarbij ik het hoofd schud en denk : ben jij niet beschaamd dat je zoiets zegt ? Dan lees je alleen positieve zaken, terwijl ze binnenskamers heel wat anders vertellen. De enige reden die ik daarvoor kan bedenken, is onzekerheid. Ze zijn erop uit hun eigen persoontje te redden. Voor mij zijn dat kleine mensen. Dan zit ik liever in de tribune omdat ik in uw gezicht mijn mening zeg, dan te slijmen en toch te spelen.

“De grootste persoonlijkheid vond ik Guy Hellers bij Standard. Toen we samen met het bestuur, Guy, ik en De Mos vooraf gingen eten, zei Guy vlakaf tegen De Mos dat hij het niet zag zitten om met hem samen te werken. Dat vind ik klasse. Zo’n man dwingt bij mij respect af. Bij Standard had je er toen meer van dat gehalte : Bodart, Wilmots, Goossens, en jonge wolven als Leonard, Bisconti, Genaux. Allemaal mensen die niet op hun kop lieten zitten.

“Als ik een probleem had, stapte ik zonder omwegen naar de trainer. Trainers zeggen wel altijd dat hun deur openstaat, maar velen luisteren niet naar wat je hen zegt. Misschien omdat ze bang zijn dat het hun positie zal verzwakken. Met twee trainers had ik nooit meningsverschillen : Sollied en Vandereycken. Zij dwongen mijn respect af. Vandereycken was voor een speler de beste trainer die je kon dromen. Hij nam zijn spelers zo in bescherming dat het de pers irriteerde.”

“I

k zou niet weten wat gedaan zonder het voetbal. Vroeger interesseerden me weinig andere dingen. Wat niet wil zeggen dat ik elke dag fluitend naar de training rij. Velen zeggen van wel, maar het is een cliché – weinigen doen het. Soms fluit ik wel, soms niet. Een hobby is iets wat je doet wanneer je er zin in hebt. Voetbal is nu mijn beroep, wat betekent dat ik er niet iedere dag evenveel plezier in heb. Ook al vind ik het een schitterend beroep, dat ik nog altijd graag doe. Ik zal weinig dingen doen waar ik geen zin in heb. Op dat vlak ben ik nooit veranderd.

“Toen ik in de A-kern kwam, was ik dolgelukkig met mijn maandvergoeding van 17.500 frank. Omdat het te weinig was om in orde te zijn met de ziekteverzekering, was ik nog ingeschreven bij een schoonmaakbedrijf dat de hallen van Flanders Expo kuiste. Mijn ouders moeiden zich daar niet mee en ik vond het goed, want geld was niet het belangrijkste. Daarna kreeg ik een minimumcontract. Tot ik naar Standard ging, pas daar ging ik goed verdienen. Wat ik voordien te weinig kreeg, heb ik al lang goedgemaakt. Ik voelde me niet eens gediscrimineerd, want ik wist niet wat de anderen verdienden. Vandaag weet ik dat ook niet van mijn ploegmaats. In België is je loon heilig, daar praat je niet over met elkaar. Bij Karlsruhe wist ik van veel ploegmaats wel wat ze opstreken.

“Echte vrienden heb ik niet in het voetbal. Van iedereen met wie ik samenspeelde, houd ik nog met één contact : Thomas Hengen, die nu bij Kaiserslautern speelt. Ik trek veel op met Jacky Peeters en Vital Borkelmans, maar of zij vrienden worden, weet ik maar wanneer onze wegen zullen scheiden. Houden we daarna nog contact, dan wel. Ik heb drie of vier echte vrienden, allemaal nog van vroeger. Mijn vriendin ken ik ook al twaalf jaar, mijn vorige vriendin kende me ook van voor ik een bekende voetballer was. Als iemand op mij afstapt, vraag ik me altijd af : komt die voor mij of voor de voetballer Gunther Schepens ? Op de club blijft het ook allemaal oppervlakkig. Ik weet dat Christensen twee weken geleden twee sterfgevallen in de familie had, maar meer niet. Zouden er van de dertig kernspelers vijf weten dat één van mijn twee winkels een paar maanden geleden overkop is gegaan ? Niemand is geneigd om zijn problemen in de groep te gooien.

“Mijn winkel in Ledeberg is failliet. Ik heb geprobeerd hem te redden, want hij lag op één kilometer van het stadion en mijn naam stond er toch maar op. Twee jaar hebben we ervoor gevochten, maar het is niet gelukt. Ik heb nu nog één winkel, aan de autosnelweg in Wetteren. Ik ben te naïef geweest, had mijn zaakjes zeker niet onder controle. Door wanbeheer zijn we in de problemen gekomen en daar voel ik me best schuldig over. Op de duur kregen we meer deurwaarders over de vloer dan klanten. Een beetje zoals Patrick De Cock van Aalst. Van hem heb ik trouwens nog geld te goed van toen hij nog bij basketbalclub Gent zat. De Cock is een bandiet.

“Mijn vennoot, Luc Buyse, en ik hebben er allebei veel geld in gestopt. Het grootste deel zijn we nu kwijt. Zonder die zaak was ik nu een rijke profvoetballer geweest. Of tenminste toch veel rijker dan nu. Ik heb er wel veel uit geleerd. Dat een tennismonument als Björn Borg ook failliet is gegaan, is een schrale troost. Het verzacht de pijn niet. Maar de zaken nu laten voor wat ze zijn, vluchten dus, dat doe ik niet. Ik zou nog moeilijk zonder die winkel kunnen.”

“A

noniem over straat lopen zal me later makkelijker afgaan. Als speler in eerste klasse ben je bekend. Je bent méér dan een BV, je bent een Bekende Belg. Met alle respect, maar wie in Luik weet wie Luc Steeno is ? Twee jaar geleden gaan we op stap en komen we de spelers van Beveren tegen. Komt een van die jongens naar mij toe en zegt : “Ik ken jou, maar jij kent mij niet. Mijn naam is Van Rumst“. Ik antwoord : “Proficiat, maar ik ken u niet”. Staat die jongen begin dit jaar plots in de belangstelling van Mönchengladbach. Dat is dus een goeie speler, maar ook al zit ik in het milieu, ik kende hem toen niet. Dat zegt toch alles over de relativiteit van naambekendheid ?

“Vorig jaar heb ik het zelf ondervonden. Eén maand commentator spelen op tv tijdens Euro 2000 maakte me bekender dan tien jaar voetballen. Eigenlijk is dat erg. Niet dat ik naar tv-optredens hengel, integendeel. Ik zeg vaak nee, al kan ik moeilijk nee zeggen als ze mij iets vragen. Maar ik zie het niet zitten om mee te doen aan Big Brother of Bee-Babeluba. Omdat ik me daar heel ongemakkelijk zou voelen, ik kan geen noot zingen. Mijn beroep is voetballer en dat komt toch altijd op de eerste plaats.

“Bij Mark Uytterhoeven tijdens Euro 2000 voelde ik me op mijn gemak. Daar uitgenodigd worden vond ik een eer. Dat hij voordien voor Megascore een tv-grap uithaalde met mijn vriendin waaruit bleek dat ik niet zo romantisch aangelegd ben, vond ik niet erg. Want ik bén ook helemaal niet romantisch. Als ik me door zo’n opmerking in mijn ego gekwetst zou voelen, ben ik pas echt een zielig ventje.

“Overal waar ik kom, herkent iemand me wel. Dan wordt er opvallend gefluisterd. Net luid genoeg opdat je het zou horen. Als iemand naar me toestapt, weet ik dat hij of zij dat doet omdat ik Gunther Schepens van AA Gent ben. Het is niet zo dat de mooiste vrouwen vallen voor wie ik ben. Trouwens : ik ben niet moeders mooiste, hé. Ook al werd ik dit jaar tot mijn verbazing verkozen tot meest sexy voetballer, de Gouden Stud. Die naaktfoto waarop ik alleen een sok droeg heb ik toen vooraf meegenomen naar mijn ouders, opdat ze zouden weten waarmee ze geconfronteerd gingen worden. Op dat moment wist ik nog niet dat die foto op de cover zou belanden. Ik voelde me vrij onzeker, omdat ik niet wist hoe anderen erop zouden reageren. Niet dat de vrouwen in dichte drommen aanschoven om kennis te maken met die vent met zijn knap lijf. De meeste mensen dachten trouwens dat ze mijn hoofd op een ander lichaam geplakt hadden. Terwijl ik toch vrij atletisch gebouwd ben. Trouwens, de meest lovende reacties kreeg ik van mannen. Dat was nu ook niet de bedoeling.”

“E

r gaan wel meer deuren open naarmate je bekender bent. Ik buit dat veel te weinig uit. Ik ben geen durver. Eigenlijk ben ik enorm beschaamd. Dat merk je niet op het voetbal, want daar heb ik er geen last van. Daarbuiten wel. Ik ervaar het ook in de winkel. Ik heb geen aanleg om te verkopen, misschien ook het geduld niet. Ik ben vrij verlegen, ja. Tot ik iemand ken, dan gaat dat over. Buiten het voetbal zal ik ook nooit als eerste met iemand contact zoeken. Omdat ik niet graag een blauwtje oploop. Ik zou niet weten hoe ik daarop moet reageren.

“Ik lees nu over dat jeugdspelertje van Denderhoutem dat zijn tombolakaarten niet verkocht. Vroeger zou ik ze liever zelf allemaal gekocht hebben dan ermee van deur tot deur te moeten gaan. Dat durfde ik gewoon niet. Gelukkig hadden we thuis een café en was dat niet nodig. Ik ga niet gauw iets vragen, uit schrik dat ik een nee als antwoord krijg. Je zou het me niet aangeven, hé ?

“Op school was ik een moeilijke student. Ik haalde zonder veel moeite mijn diploma A2 electronica, maar als iemand misbruik maakte van zijn macht, kwam ik daartegen in opstand. Niet dat ik moeite heb met gezag, alleen : er moet correct mee omgegaan worden. Buiten het voetbal zoek ik ook weinig problemen. Wie een discussie met mij wil uitlokken, moet me al achterna lopen. Want als er woorden vallen, vertrek ik. Stap in mijn auto en rij weg. In het dagelijkse leven geef ik me weinig bloot. Omdat ik het niet de moeite waard vind. Iemand anders moet niet weten hoe ik me voel.”

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content