Of een zwalpend Antwerp zich al tegen Anderlecht herpakt, weet Stefan Leleu niet. Maar het moet wel in eerste klasse kunnen blijven.

S tefan Leleu (33) is wat later aangekomen in zijn kantoor van het Landbouwkrediet, dat hij samen met zijn vrouw openhoudt in het landelijke Zuid-Oost-Vlaamse Sint-Lievens-Houtem. Op Antwerp was er namelijk een feestje ! Wat er dan wel te vieren viel ? Droogweg : “Nieuwjaar !”

Hoe je een feestje bouwt, weet Leleu anders wel. Bij KV Kortrijk destijds was hij één van de sfeermakers. Bij Antwerp viel er dit jaar nog niet veel te vieren. Ook al speelde hij in de heenronde niet altijd mee, de man uit Brakel blijft samen met Patrick Goots wel één van de bepalende figuren in de kleedkamer. “Het blijft een eer om voor deze club te spelen,” zegt hij, “maar we moeten ons wel dringend herpakken.”

Ooit drie trainers in één seizoen meegemaakt ?

Stefan Leleu : “Nooit. Maar ik zie het wel zitten. Na de eerste dag met Marc Grosjean had ik direct een goed gevoel.”

Natuurlijk.

“Ja, maar toch. Hij ziet het ook met ons zitten, kent eerste klasse en de meeste spelers. De vorige jaren viel het me telkens op dat zijn ploegen, zowel La Louvière als Bergen, heel goed georganiseerd waren. De spelers stonden op de juiste plaats en het was heel moeilijk voetballen tegen ze. Dan denk je spontaan : dat is een goeie coach.”

Hoe anders was het dan je eerste indruk van Doy Perazic ?

“Je voelt dat Grosjean op dezelfde lijn zit als Regi Van Acker, een hedendaagse aanpak huldigt en organisatorisch sterk is. Dat vooral heeft Antwerp nodig. Met modern bedoel ik dat er lactaat- en bloedtests worden afgenomen, op basis waarvan de selectie voor de looptrainingen gesplitst kan worden. Dat is iets anders dan lopen en crossen zonder visie. Bij Van Acker gebeurde het ook zo. Spelers worden daar beter van. Bij Perazic trainden we met de hele groep samen, meestal twintig man.”

Waarom hebben jullie organisatorisch iets meer nodig ?

“Om te vermijden dat iemand die geblesseerd is en die naar de club komt, af en toe geen opvang heeft. Of dat als we een uur voor aanvang van de training op de club moeten zijn, er ook iets voorzien is om te eten, bijvoorbeeld, zodat je daar niet zit om te zitten.”

Grosjean heeft jullie niet meteen met de grond gelijk gemaakt.

“Hij gelooft in ons. Hij zei meteen dat wij ons zonder versterking moeten kunnen handhaven. Dat is beter dan zijn voorganger, die meteen vertelde dat hij verrast was door het lage niveau van sommige spelers. Ook al zei hij in de kleedkamer andere dingen.”

Bijvoorbeeld ?

“Dat de pers zijn woorden verkeerd geïnterpreteerd had, dat het allemaal niet waar was.”

Wat denk je dan als speler ?

“Dat is zo’n gemakkelijke uitleg. Niet dat we daarvan in een hoek gingen zitten grienen, maar je trekt wel je wenkbrauwen op als je nieuwe trainer in feite zegt : ik zal het wel oplossen, want die mannen kennen er allemaal niets van. Terwijl we vorig jaar op een rustige manier toch veertig punten haalden. Dat lukt niet als je niets kan.”

Konden jullie daar met hem over praten ?

“Nee. Hij praatte met niemand, deed gewoon zijn zin. Dat mag, alles hangt af van de samenstelling van je selectie en de situatie waarin je zit. Hugo Broos heeft ook de naam dat hij niet veel zegt, maar dan praat je over een ander niveau. Bij ons ligt dat anders. Met zoveel nationaliteiten kan er nooit té veel gezegd worden.”

Wordt de voornaamste taak van de nieuwe trainer de kleedkamer ‘schoon’ te maken ?

(Aarzelend.) Misschien wel. Maar het is wel gemakkelijker werken als er vaste lijnen getrokken zijn waar de spelers binnen moeten blijven. Toch bij ons. Die regels en afspraken zullen er nu zijn.”

Waren die er onder René Desaeyere dan niet ? Hij ging jullie toch hard laten werken.

“Hij begon keihard, maar zwakte al snel af. Hij heeft die lijn niet doorgetrokken. Misschien is hij beginnen schipperen toen de resultaten uitbleven en er al snel paniek ontstond.”

Wanneer zag je voor het laatst een vaste lijn bij Antwerp ?

“Onder Regi Van Acker. Hij had een visie waar hij naartoe werkte, zodat je als speler wist waar je mee bezig was. Henk Houwaart hanteerde een losse hand, maar we haalden wél veertig punten. Soms was het met hem té plezant en vroeg je je af : kan dit wel in eerste ? Maar als het met die losse aanpak lukt, mij goed.”

Had je vóór het kampioenschap gevreesd dat jullie in degradatiegevaar zouden komen ?

“Nee, nooit. Ik dacht dat we weer 40 punten konden halen. Waar het verkeerd liep, is moeilijk te zeggen. Als we drie, vier spelers moeten vervangen, wordt het moeilijk. Vooral op sommige posities. Voor Imagbudu en Pivaljevic, bijvoorbeeld, zijn er geen echte vervangers. Vorig jaar kon Karel D’Haene Imagbudu nog vervangen.”

Was Antwerp niet verzwakt met het vertrek van D’Haene en Yattara ?

“Karel D’Haene was geen basisspeler. Misschien heeft Antwerp zich verkeken op zijn waarde : die jongen had heel veel talent, ook al was hij stil en viel hij niet zo op. Waar je hem ook opstelde, hij voldeed, maar hij was wél maar twaalfde man. Yattara speelde ook niet altijd. Hij was een beetje grillig en zijn voorzetten kwamen niet altijd aan.”

Hij kwam ook al eens te laat.

“De ene trainer tilt daar niet aan, de andere wel. Desaeyere kwam ook al eens te laat voor een match, maar daar werd niet over gemaald. Bij Henk vroeg ik me af en toe wel eens af : kán dit ? Maar dan denk je : die man heeft dertig jaar ervaring, had succes met Club, hij zal het wel weten, zeker ? Elke aanpak die zich vertaalt in puntengewin, is goed.”

Zijn de leidinggevende Belgen versleten ?

“Wie bedoel je ?”

Jij en Patrick Goots, bijvoorbeeld.

“Vind ik niet. Dat iemand van 37 wat minder traint dan iemand van 24, moet je incalculeren. Patrick is Patrick. Nooit geweten dat hij de duels aanging. Vorig jaar had hij ook matchen dat wij dachten : doe nu eens iets. Tot hij er vijf minuten later mooi één binnenschoot. Hij is erg afhankelijk van toevoer, maar Antwerp heeft nooit een specifieke passeur gehad.”

En jij ?

“Voor mij zijn er wel alternatieven : Pinxten, Cissé. Misschien wordt er wat gemakkelijk over onze prestaties heen gestapt, omdat wij hier al zolang zijn.”

Wordt er naar jullie geluisterd ?

“Onder Desaeyere mocht je wel iets zeggen, maar Perazic had zijn eigen gedacht. Met hem was er geen conversatie, hij was de baas. Dat moet kunnen, dat de trainer beslist en de spelers luisteren. Op voorwaarde wel dat het aanslaat op het veld. Als je geen resultaten haalt, moet je zwijgen en hard werken. Dat geldt ook voor de spelers.”

De voorzitter weet waarom Perazic faalde : omdat de pers hem van bij het begin kapot maakte. Heeft hij een punt ?

“Deels wel. Het maakt veel uit als je in alle sereniteit kan werken. Terwijl nu alles wat er gebeurde, meteen naar buiten kwam. Ik vroeg me ook wel eens af : moet dat nu ? Want meer dan wat je las, gebeurde er niet op Antwerp.”

Klopte het wat er in de pers verscheen ?

“De meeste dingen wel. Als je ze in hun context plaatst, valt het op een paar uitzonderingen na nog mee. Zoals dat incident in de kleedkamer, toen Cissé onder zijn voeten kreeg tijdens de rust, maar de trainer niet begreep en vervolgens boos iets in het Frans terug riep, wat Perazic dan weer niet snapte. Dan vraag ik me af of wie dat naar buiten bracht, zélf voldoende Frans kent om wat Cissé zei goed weer te geven.”

Relativeer jij het ook dat Perazic op Anderlecht zei dat Aruna niet zou spelen ?

“Da’s heel erg, maar je maakt als speler wel meer dingen mee waarvan je schrikt.”

Zoals ?

“Toen we met Kortrijk tegen Club Brugge speelden en onze trainer toen als tactische voorbereiding simpelweg zei : jullie kennen die spelers wel van op tv. Vóór de wedstrijd dan stapte hij met een bal op Franky Van der Elst af, met de vraag of de spelers van Club hem alstublieft wilden signeren voor een of andere kennis van hem. Daar keken zowel wij als Franky nogal van op.”

En dan zijn het de spelers die bepalen of zo’n trainer een kans krijgt.

“Ja, maar hij moet het zelf afdwingen. Toen ik nog met Zottegem in eerste provinciale speelde, gingen we eens met de hele ploeg bij het bestuur ons beklag maken omdat het Lucien Ghellinck had doorgestuurd. Toen zijn opvolger, Norbert Deviane, voor de eerste training het veld opstapte, waren we niet enthousiast : de stemming was onder het vriespunt. Zó’n air had hij namelijk over zich, met zijn blits klakske op. Maar toen hij de eerste oefening gaf, was iedereen mee. Na de training waren we enthousiast en na een paar dagen was elke argwaan weg : hij had ons meteen van zijn aanpak overtuigd. Ik bedoel maar : je mag vooraf nog zulke wilde verhalen horen over een trainer, als hij vervolgens zinnige dingen vertelt, vergeet je dat snel. Je kan niet zeggen dat wij Perazic geen kans hebben gegeven.”

Heb je iets van hem geleerd ?

“Een paar oefeningen op vinnigheid acht ik bruikbaar voor later. Maar hij stond onder druk en had weinig tijd om zijn ideeën door te voeren. Te veel veranderen op korte tijd is niet goed.”

Hebben jullie een rumoerige groep ?

“Helemaal niet. Integendeel zelfs. Voor een ploeg die helemaal onderin staat, is er hier nog niet eens zoveel gebeurd. Soms vind ik ons zelfs te gelaten. Het hangt altijd af van de lijnen die getrokken worden. Als die niet duidelijk zijn, reageert ieder volgens zijn karakter. En wat krom is, trek je nog moeilijk recht.”

Ten slotte : vrees je dat Antwerp degradeert ?

“Nee. Omdat we straks met Imagbudu en Pivaljevic erbij weer over voldoende voetbalkwaliteiten beschikken. En omdat we nu een trainer hebben, die vertrouwen in ons heeft.”

door Geert Foutré

‘Er zullen nu wel duidelijke regels en afspraken zijn.’

‘Elke aanpak die zich vertaalt in puntengewin, is goed.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content