Een leven zonder voetballen kon hij zich niet voorstellen, maar een leven zonder zijn taverne nog veel minder.

“Ik heb meer schrik,” zegt Dolmans, “om in een zwart gat te vallen als we de zaak zouden overlaten dan toen ik stopte met voetballen. Ik moet iets om handen hebben, stilzitten kan ik niet. Het zal met mijn Limburgs bloed te maken hebben. Ik werk graag. Ook op het veld moest ik het vooral van mijn werkkracht hebben, ook al kon ik technisch aardig uit de voeten. Vergelijk me maar met Vital Borkelmans in zijn beste jaren, of met Peter Van der Heyden nu. Ik gaf ook een pak beslissende voorzetten naar Kostedde of Takac.”

Dolmans was één van de eerste Limburgers die naar het grote Standard trok. “Anderlecht lag Limburgers toen niet. Tussen die kakkers zouden wij ons niet echt thuis hebben gevoeld, al keken we wel op naar de namen die daar op het veld stonden. Veel mensen denken dat Standard zoveel Limburgers in dienst had wegens de nabijheid van Luik. Maar neen, het was de mentaliteit die ons veel beter lag. Naar Club Luik gingen we ook niet, dat was ook een bourgeois club. Standard was fantastisch, de club van de arbeiders.

“Ik kwam van Waterschei, waar ik als aanvaller begon maar uiteindelijk als centrale verdediger eindigde. Toen Roger Petit mij een contract aanbood, dacht ik aanvankelijk dat het was als doublure voor Nico Dewalque op de libero. Maar ik werd rechtsachter en speelde Beurlet uit de ploeg. Later kwam ik op links terecht. Wat een elftal ! Twee keer op rij kampioen, Europees het grote Real Madrid uitgeschakeld. In mijn eerste jaar pakte Standard zijn derde titel op rij. De beslissing viel op twee speeldagen voor het einde, toen wij in Brugge met 2-3 gingen winnen en zo de leiding van hen overnamen. René Hauss was trainer, maar hoefde niet veel te doen met zoveel kwaliteit in de ploeg. Zijn opvolger, de Nederlander Cor Van der Hart evenmin, maar die deed dan ook niks, behalve drinken.”

an der Hart heeft mijn carrière gebroken. Niemand bij Standard die ingreep. Ook de collega-spelers niet. Vander Hart liet de training vaak aan Semmeling of aan mij over, terwijl hij in de kantine zat te drinken. Het bestuur liet begaan. Onbegrijpelijk. Hij zette me uit de ploeg nadat ik hem tijdens een free drink in onze taverne voor de geboorte van mijn zoon, op straat had gezet. Hij was dan ook stomdronken, viel de vrouwen lastig en gooide met whisky. “Jij weet toch dat ik je trainer ben !”, snauwde hij nog met een dubbele tong. “Ja, trainer,” antwoordde ik, “maar hier ben ik de baas.”

“Twee dagen later, na de eerstvolgende training, riep hij me in zijn bureau. “Hier ben ik de baas”, sneerde hij, “je hoort niet langer tot de kern.” Nochtans had hij het bestuur gezegd dat hij op dat moment over geen betere rechtsachter beschikte. Roger Petit, een sterke persoonlijkheid dacht ik, gaf hem zijn zin en ik mocht vertrekken. Voor vier miljoen frank, het bedrag dat Standard voor mij aan Waterschei had betaald.

“Op dat moment waren we twee dagen voor het einde van de transferperiode, ik had net voor twee jaar bijgetekend. Ik ging zelf geen club meer zoeken. Via Wilfried Van Moer ben ik bij Beringen terechtgekomen. Aan het bestuur van Beringen had ik gezegd dat ze niet meer dan één miljoen mochten betalen. Toen ik weer bij Petit kwam en hem zei dat ik toch een ploeg had gevonden maar niet wilde zeggen welke, dacht hij dat het om tweedeklasser Tongeren ging. Daarop liet hij me voor één miljoen vertrekken. Naar een andere eersteklasser zouden ze me nooit voor die prijs hebben laten gaan. Ik kende er nog enkele mooie jaren met doelman Hans Kuhlmann, de gebroeders Geypen, Lallo, Jean-Claude Moons, Leon Ziembicki en later ook Wilfried Van Moer zelf. Maar toegegeven, ik was veel liever bij Standard gebleven.

“Mijn internationale carrière zat er ook op. Ik had dertien A-caps verzameld. Toen ik bij Waterschei speelde, was ik de enige tweedeklassespeler die in de voorselectie voor het WK ’70 in Mexico zat. Uiteindelijk viel ik af. Toch bewaar ik ook aan de nationale ploeg mooie herinneringen, zoals de derde plaats op het EK ’72, toen we op de Bosuil de halve finale verloren van West-Duitsland met 1-2. De nationale ploeg ligt me nog altijd na aan het hart. Jammer dat Japan zo ver weg is en zo duur. Sinds 1982 heb ik als toeschouwer geen WK gemist. Ik ging vaak met Wilfried mee, maar sinds hij geen bondscoach meer is, heeft hij daar geen behoefte meer aan. Het knaagt nog altijd bij hem, hij kan zich daar blijkbaar moeilijk over zetten.

“Ook van het nationale en internationale voetbal mis ik geen minuut, al ga ik niet vaak meer naar het stadion. Als het achteraf wat gezellig wordt, ben je niet voor drie uur ’s ochtends thuis en aangezien ik ’s anderendaags vijftien uur moet rechtstaan in de taverne, is dat niet echt aan te raden. Ik denk dat Anderlecht nog kampioen gaat worden. Slecht spelen en toch nog meedoen voor de titel, ooit moet er beterschap komen in het spel. Maar het mag van mij uiteraard net zo goed RC Genk of Club Brugge worden, zolang ik maar niks hoef te missen en er kan blijven over meepraten.”

door Stefan Van Loock,

“Vergelijk me maar met Vital Borkelmans in zijn beste jaren, of met Peter Van der Heyden nu.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content