Formule 1 is meer dan alleen maar goed met een auto kunnen rijden. De vele aspecten in de fysieke voorbereiding van de autoracer.

Het behoort intussen tot een ver verleden dat de coureurs van de Formule 1 zonder enige vorm van fysieke voorbereiding, laat staan dieet, in hun bolide hurkten en een race afwerkten. In vroegere tijden was dat er na afloop vaak aan te zien. Zoals Nigel Mansell soms op het podium stond te zwijmelen : veel meer wrak dan een wagen na een crash. Nee, dan liever het tintelende van de fysieke frisheid van Michael Schumacher.

De naam van Michael Schumacher valt hier niet toevallig. De Duitser was een van de eersten die verregaand aandacht schonk aan zijn fysieke conditie en zijn voeding. Vóór hem, het moet gezegd, hadden ook Niki Lauda en Alain Prost belangstelling opgevat voor deze facetten van de voorbereiding. Zij dreven het echter niet zo ver als het merendeel van de huidige generatie autocoureurs. De professionalisering heeft zich ook in de Formule 1 doorgezet en dat valt te merken aan de omkadering van de rijders van nu. Er is tegenwoordig oog voor alle details, al kun je fysieke voorbereiding en voeding bezwaarlijk tot details herleiden.

In het begin van zijn loopbaan als F1-rijder – toen hij nog de kleuren van Benetton verdedigde – riep Michael Schumacher zijn voorliefde voor worsten, frieten en zuurkool zelden een halt toe. Moest kunnen, luidde het toen. Onder impuls van zijn manager, Willi Weber, veranderde hij zijn verderfelijke eetgewoonten en laste hij fysieke trainingen in zijn programma in. Bij zijn overstap naar Ferrari ontmoette Schumacher de Indiase fysiotherapeut Balbir Singh, die vanwege de liefde voor een vrouw in Europa was beland.

Singh zette de hakbijl in de voeding van Schumacher : alle vette producten vlogen er onverbiddelijk uit. De Duitser zou voortaan zweren bij pasta, granen, fruit en groenten en daarbij afwisselend een stuk mager vlees of vis. Niks nieuws onder de zon, dit zijn de ingrediënten die men aantreft in de eetregimes van ongeveer alle topsporters. Het mag dan ook bizar heten dat in een sport die technisch en technologisch zo geavanceerd is als de Formule 1, Michael Schumacher de eerste was die je twee uur voor een race een bord pasta zag eten om tijdens de wedstrijd optimaal de langzame suikers te exploiteren.

De fysieke voorbereiding van Formule-1-coureurs bestaat uit veel aspecten. Zoals de meeste topsporters maken ze gebruik van de winterstop om aan hun uithouding te werken. Dat kan zich in vele vormen vertalen : jogging (desnoods op de loopband), fietsen, zwemmen, steppen, roeien, voetbal, tennis, fitness. De meeste rijders brengen veel variatie in die activiteiten aan om verveling te vermijden. Gemiddeld staan per week vier of vijf trainingsessies van drie of vier uur op het programma.

Tijdens het seizoen wordt de duur van die dagelijkse trainingen ingesnoerd tot een dik uur in de week (zij het dat er nog geregeld voetbal- en tennispartijtjes aan toegevoegd worden) en in de weekends van een grote prijs daalt de kwantiteit van de activiteiten nog. Michael Schumacher wil die dosis wel eens opdrijven. Lange tijd had hij een specifieke krachthonkvrachtwagen in de karavaan staan : daarin kon hij dan zijn oefeningen doen. Dat vehikel, waartoe ook de ingenieurs en de mecaniciens toegang hadden, is inmiddels verdwenen, maar in een andere vrachtwagen van de vloot van Ferrari is een fitnessruimte ingebouwd.

Men dient vooral niet te twijfelen aan de atletische capaciteiten van Formule-1-rijders. Edoardo Bendinelli, de physical trainer van Fernando Alonso, legt ter zake enig cijfermateriaal voor. “Alonso loopt de 100 meter in 11.9, en de 400 meter in 57.5. Dat zijn meer dan behoorlijke tijden voor een atleet bij wie de sprint niet zijn specialiteit is. Zijn hartslag bedraagt 50 slagen per minuut bij rust en loopt tijdens een autorace op tot 160 slagen, met pieken van 210 slagen in de meest spannende momenten. Vorig jaar registreerde ik in Monaco 218 hartslagen per minuut : dat gebeurde vlak voordat Fernando de stand indook voor een uitermate belangrijke tankstop. Na een wedstrijd volstaan vier tot vijf minuten om zijn hartslag weer te normaliseren.”

Behalve aan hun algemeen en weinig specifiek uithoudingsvermogen moeten Formule-1-rijders vooral werken aan bepaalde spiergroepen. Ondanks de veralgemening van de begeleide besturing van de wagens (behalve bij Sauber, zoals Felipe Massa en Giancarlo Fisichella tot hun scha en schande moeten ondervinden) worden de armen en de voorarmen van de autocoureurs tijdens een koers zwaar belast. Dat komt niet alleen door de handelingen aan en met het stuur, maar ook omdat de armen alle schokken moeten opvangen die elke oneffenheid in het parcours en ieder contact met de rand van de weg veroorzaken. Voorwaar geen lachertje. De Italiaanse firma Technogym heeft al een specifiek instrument op de markt gebracht dat de autoracer helpt bij de training van zijn armspieren. De rijder zit geïnstalleerd in een buisvormige constructie, neemt daarin exact dezelfde positie in als in zijn wagen en manoeuvreert dan met een stuur in een loden gietvorm. Men kan tijdens deze training de arminspanningen van de rijder meten en het stuur nog zwaarder maken om de arbeidsintensiteit op te krikken.

Naast armen als kabels moet een Formule-1-coureur ook over een sterke nek beschikken, want ook dit lichaamsdeel krijgt tijdens een race een zware belasting te verduren. De Belgische osteopaat Marc Germain, van dichtbij betrokken bij de automobielsport, geeft daarvan een voorbeeld. “Neem nu de Raidillon, de beroemde bocht op het circuit van Francorchamps. Die bocht veroorzaakt een laterale acceleratie van eerst 3G naar links en volgens 2G naar rechts. Dat is enorm, en die G-krachten vergen ontzettend veel weerstand van de nek van de rijders.” Vroeger namen sommige Formule-1-rijders het risico om hun helm met een speciaal vasthechtingsysteem te verbinden met het chassis, waardoor hun hoofd automatisch onbeweeglijk bleef in lange bochten zoals de Tamburello in Imola of de Blanchimont in Francorchamps. Deze systemen werden ondertussen uit de Formule 1 verbannen.

De versterking van hals- en nekspieren gebeurt door een breed gamma van oefeningen. Veel rijders voeren die trainingen uit met de helm op, vaak zelfs met extra gewichten aan de helm. “Maar eigenlijk”, zegt F1-rijder Jarno Trulli, “kan je de reële belasting van de nek tijdens een race niet nabootsen in een fitnesshonk. Het werken aan de nekspieren gebeurt dan ook vooral in de wagen zelf. Tijdens de testritten en tijdens de koersen.”

Ook het gezichtsvermogen is een factor die de prestaties van een Formule-1-coureur beïnvloedt. Specifieke technieken en oefeningen en vooral ook gezichtsmassages moeten de rijders helpen om een precieze visuele perceptie te bewaren. Geen sinecure, want tijdens de race wordt het zicht verstoord door de trillingen van de motor en de schokken die de oneffenheden in het wegdek teweegbrengen. Tussen twee haakjes : een Formule-1-coureur ‘kijkt’ totaal anders dan een rallyrijder. Deze laatste wordt constant blootgesteld aan een zich vlug wijzigende omgeving. De F1-rijder haspelt jaar na jaar dezelfde circuits af, programmeert voor zichzelf merktekens op het parcours en gebruikt die tijdens de wedstrijd als visuele referentiepunten.

Bruuske remmanoeuvres en razende versnellingen zijn typisch voor de Formule 1. Ze hebben hun weerslag op de bloeddoorstroming bij de rijders. Marc Germain legt uit : “Bij het aanvatten van een trage bocht zakt de snelheid van de wagen in een bestek van luttele meters van 320 naar 60 à 80 kilometer per uur. Bij een dergelijk remmanoeuvre wordt een bloedgolf naar de onderkant van het lichaam gejaagd. Ook bij een vlugge bocht worden bloedstromen naar één kant van het lichaam gestuwd. Eigenlijk zouden autocoureurs de anti-G-uniformen van straaljagerpiloten kunnen gebruiken. Vooralsnog is dat evenwel niet aan de orde.’

In het ontwerpen van de F1-bolides hebben de ingenieurs met dit verschijnsel rekening gehouden. Onder meer daarom besteden ze zoveel aandacht aan de positie van het lichaam van de rijders. De specifieke uitbouw van de kuipstoel in de wagen is daarop gericht. Germain : “In een Formule-1-wagen bevindt het achterwerk van de rijder zich lager dan zijn voeten. Dat is niet toevallig. Het helpt de coureur bij zijn bloeddoorstroming.”

door Eric Fauré

Twee uur voor een race eet Schumacher een bord pasta.

De voeten van de rijder bevinden zich hoger dan zijn zitvlak. Dat is belangrijk voor de bloeddoorstroming.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content