Voetbal zoals het in de jaren zestig en zeventig werd beleefd. Nostalgie. Vaders met kinderen, iedereen door elkaar. Niets moet, alles kan. Een bericht uit het Joseph Marienstadion van Union Sint-Gillis.

Ik had hier meteen een goed gevoel. Een mooie club, die tradities koestert en tegelijk ambitieus is’, zegt Gertjan Martens (27). Mooi, het oude clublied dat voor elke thuiswedstrijd door de boxen van het stokoude stadion schalt en door de trouwe supporters wordt meegebruld.

C’est l’Union, c’est l’Union

C’est l’Union qui sourit

C’est l’Union, c’est l’Union Saint-Gilloise

La fleur des sports grandit…

Na zeven moeilijke jaren in derde klasse promoveerde Royale Union Saint-Gilloise, stamnummer 10, vorig seizoen via de eindronde naar tweede, waarin de club van voorzitter Jürgen Baatzsch zich verrassend vlot binnen de top zes handhaaft. ‘In de voorbereiding moest de trainer een pak nieuwe spelers inpassen, maar na een goede openingswedstrijd – nipt 0-1-verlies tegen Eupen – wisten we dat er dit seizoen ‘iets’ mogelijk was’, zegt de centrale verdediger, overgekomen van Antwerp, dat hem van KV Oostende huurde.

Zijn avontuur bij de oudste club van het land was niet great. Hij werd nog een seizoen door KV Oostende betaald, maar collega’s moesten soms wéken op hun loon wachten en dat woog op de sfeer. ‘Schitterend om voor veel volk te voetballen, maar door de overnameperikelen werd het een van de moeilijkste jaren in de clubgeschiedenis.’

Toen zijn manager, Gunter Thiebaut, hem op de hoogte bracht van de belangstelling van Union, ging Martens ‘uit respect luisteren’. Nog diezelfde namiddag zette hij zijn handtekening. ‘Goede gesprekken. Eerst met de trainer, Marc Grosjean, daarna met Guy Brison en Jean-Marie Philips, twee bestuurders. Ze wilden me écht en de club straalde als nieuwkomer de ambitie uit om voor een plaats in de top acht te gaan. Anders had ik het niet gedaan.’

In de voorbereiding trok Union met de voltallige groep een week op stage naar Sporthotel Fuchsbachtal in Barsinghausen, een exclusief trainingskamp in de buurt van Hannover, waar de Duitse nationale voetbalploeg geregeld een oefenkamp afwerkt. ‘Met uitzondering van een aantal jongeren en oudgedienden zijn de meeste spelers hier prof. En: we hebben een fanatiek en trouw publiek. De laatste wedstrijden speelden we voor om en bij de 4000 toeschouwers’, aldus Martens, opgeleid bij Club Brugge (1994-2005) en AA Gent (2005-2009). ‘In mijn laatste seizoen in Gent trainde ik met de A-kern, maar ik was absoluut niet rijp voor eerste klasse. Michel Preud’homme gaf me de raad om een tweedeklasser te zoeken waar ik elke week kon spelen.’

Volgende bestemming: SK Ronse, middenmoter in tweede klasse. ‘Ik wist dat Tjörven De Brul daar zou vertrekken, waardoor ik op een basisplaats kon rekenen. Een goede keuze, al moest ik mij in het begin toch aanpassen aan de stap van veredeld jeugdvoetbal met de Gentse beloften naar volwassenenvoetbal. Een sympathieke club’, zegt Martens, die zich in het Orphale Cruckestadion in de belangstelling van KV Oostende speelde.

Na twee seizoenen aan de kust kon de centrale verdediger naar Waasland-Beveren. Eindelijk in eerste klasse, maar geen gelukkige keuze. Een paar maanden erna haalde Frederik Vanderbiest hem opnieuw naar Oostende. ‘Schitterend seizoen, waarin we los kampioen speelden. Zonder de komst van Marc Coucke speelde ik er misschien nog. Anderzijds: speelde Oostende dan nog in eerste klasse? (lacht) Als ik kan, dan spreek ik nog eens af met Fernando (Canesin, nvdr). Het zou mooi zijn om ooit nog eens in eerste klasse te spelen, die ambitie moet je hebben. Maar mocht het niet lukken, dan zal ik mijn carrière allesbehalve als niet geslaagd beschouwen.’

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO BELGAIMAGE

‘De laatste wedstrijden speelden we voor om en bij de 4000 toeschouwers.’ GERTJAN MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content