Het moment komt dichterbij dat Scheidsrechter van het Jaar Frank De Bleeckere zijn kaarten definitief op zak steekt. In december houdt het onherroepelijk op, na 27 jaar en 2 WK’s. ‘De arbitrage heeft me veel gegeven, het is tijd om iets terug te doen.’

Het interview vindt plaats op de markt van Oudenaarde, naast het Centrum Ronde van Vlaanderen. De aangewezen plek voor een wedstrijdje Vlaamse wielerlegendes spotten, zo blijkt. Halverwege ons gesprek komt Peter Van Petegem, tweevoudig winnaar van Vlaanderens mooiste, een praatje slaan. De twee kennen elkaar, volgen elkaars loopbaan zelfs. “Peter is een goede vriend. Ik merk dat we veel raakvlakken hebben: die gedrevenheid, het eeuwige trainen, omgaan met druk en ontgoochelingen … Op het einde van de rit merk je dat je, over de verschillende disciplines heen, heel veel kan uitwisselen met topsporters.”

Eén wezenlijk verschil: een ref kan zijn programma niet zelf kiezen. U werd getipt voor de Europa Leaguefinale in Dublin, maar die ging uiteindelijk naar de Spanjaard Velasco Carballo. Was u ontgoocheld?

Frank De Bleeckere: “Neen. Voor mij hoeft niets meer. Ik heb net Barcelona tegen Real mogen fluiten, voor 100.000 man en miljoenen kijkers. Is er een affiche die nog meer tot de verbeelding spreekt? Dat mogen meemaken in mijn laatste maanden was uniek. Achteraf dacht ik: dit was zo mooi, hier raak ik toch niet meer boven.”

Hoe kijkt u terug op de clásico? Er was ongelooflijk veel druk vooraf, niet in het minst door de uitlatingen van Mourinho.

“Ik wist wat het er op het spel stond en heb bewust de kranten links laten liggen. Ik had genoeg aan mijn hoofd doordat er twee extra assistenten waren: plots moest ik anders lopen dan ik altijd gewend ben geweest. Ik loop al 26 jaar volgens bepaalde looplijnen, nu moest het helemaal anders. Ik was vooral daarmee bezig.”

Stapje opzij

U wordt 45 op 1 juli, dan houdt het bij een scheidsrechter op voor wat zijn internationale carrière betreft. Wat vindt u van die leeftijdslimiet?

“Dat moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Voor mij is 45 meer dan genoeg, het is tijd om te stoppen. Ik fluit al zeventien seizoenen in eerste klasse en ben sinds 1998 internationaal actief. Ik heb alles meegemaakt, het is genoeg geweest. Het doet me plezier dat ik dat gevreesde jaar te veel vermeden heb, 2011 is zelfs mijn mooiste jaar.”

In België is er geen maximumleeftijd. Waarom houdt u er hier ook mee op?

“In december moet ik stoppen van de UEFA en de FIFA. Ik heb ruim op voorhand beslist dat ik dan ook in België stop. Zonder nieuwe doelen zie ik mezelf niet meer de motivatie opbrengen om even hard te blijven trainen. Ik voel ook dat ik er steeds meer voor moet doen en minder recupereer, de dag na een wedstrijd loslopen is er niet meer bij. Het is tijd om een stapje opzij te zetten en een nieuwe generatie te helpen.”

U heeft de laatste jaren drie circuits gecombineerd: België, UEFA en FIFA. Daardoor was u niet vaak aan het werk in België, iets wat u vaak verweten is.

“Wat veel mensen niet weten, is dat ik simpelweg niet kon of mocht. Ten eerste ben ik drie dagen onderweg voor een Champions Leaguematch. Ten tweede vraagt de UEFA dat je minstens binnen de 48 uur voor en na zo’n wedstrijd geen andere match fluit. Ten derde: als je in de running bent voor een WK, begint de voorbereiding al drie jaar op voorhand, met stages en jeugd-WK’s, niet zelden aan de andere kant van de wereld.”

U hebt al gezegd dat fluiten in eigen land moeilijker is. Hoe komt dat?

“Ik heb het erover gehad met mijn Europese collega’s en die herkenden dat allemaal. In eigen land draag je onvermijdelijk een bepaalde geschiedenis met je mee. Neem gelijk welke topper en ik heb ‘m al 4 à 5 keer gefloten. Dan merk je dat spelers plots beginnen over een strafschop die ik zoveel jaar geleden gefloten heb. Dat betekent dat we elkaar eigenlijk té goed kennen.”

Filip Joos schreef vier jaar geleden het volgende over u: ‘Als De Bleeckere in de fout gaat, zetten zelfs de kippen het op een kraaien. Dus heeft hij een probleem. Voor een deel ligt dat aan hemzelf. Hij fluit gecrispeerd en dus minder goed in België omdat hij hier nu eenmaal een verleden meetorst.’ Kan u hem volgen?

“Dat ik hier strenger bekeken word, is normaal. Mensen kijken naar wat je in het buitenland gepresteerd hebt en verwachten daarom nog meer van je. Ik heb altijd dezelfde stijl gehad en iedereen is vrij om daarover een mening te hebben … (bedenkt zich) Misschien was dat vier jaar geleden voor een deel wel waar. Maar je zou hem eens moeten vragen of hij nog steeds hetzelfde zou schrijven. Ik denk van niet. Er is een grote last van me afgevallen toen ik naar Zuid-Afrika mocht voor mijn tweede WK. De druk van het absolute móéten was vanaf toen weg.”

Brugge – Anderlecht

In 2002 floot u Brugge – Anderlecht, een topper die volledig uit de hand liep met drie rode kaarten. Een wedstrijd die u lang is blijven achtervolgen.

“Ik geef toe dat ik de controle kwijt was over die wedstrijd. Dat was me nog nooit overkomen, en ik heb dan ook een tijd nodig gehad om het te kunnen plaatsen. Nu, negen jaar later, durf ik te zeggen dat ik die klap misschien wel nodig had. Ik had een blitzcarrière gemaakt, was al een paar keer op rij verkozen tot Scheidsrechter van het Jaar, begon Europees te fluiten … kortom alles lukte. In die wedstrijd is gebleken dat het allemaal wat te snel was gegaan. Ik heb enorm veel bijgeleerd in die negentig minuten.”

Bij de testmatchen tussen Standard en Anderlecht in 2009 leek de sfeer zo opgehitst dat voetballen nauwelijks nog aan de orde was. Staat een ref dan machteloos?

“Op een bepaald moment nemen de emoties en de voorgeschiedenis het over, en dan sta je voor een moeilijke opdracht. De belangen zijn enorm groot en als scheidsrechter moet je goed beseffen dat voor een speler dan alle middelen goed zijn. Je mag daar twaalf scheidsrechters op zetten, je zou nog niet alles zien.”

In uw boek ‘Alles voor het vak’ schrijft u: ‘Voor Club-Anderlecht dacht ik dat iedereen me graag zag.’

“Ik stond toen heel dicht bij de spelers, achteraf bekeken té dicht. Ik was bijna een leeftijdsgenoot van die jongens, ik was een van hen. Dus dacht ik ook: als ik in de moeilijkheden kom, gaan ze mij helpen. Maar dat was niet zo, en terecht natuurlijk. Uiteindelijk willen zij gewoon doen waar ze voor betaald worden: hun wedstrijd winnen. Ik ben daarin te naïef geweest. Als je wint, heb je veel vrienden. Als het minder gaat, val je terug op de basis. Sinds ik dat beseft heb, neem ik meer afstand.”

Dat is een bittere vaststelling.

“Ja, maar dat heeft me ook gesterkt. En ik denk dat het eigen is aan alle branches: ga eens kijken bij een topcoureur die twee jaar geen koersen wint. Wie blijft er dan nog over? De diehards die het echt met hem menen. Ik ben daar niet bitter over, het is nu eenmaal de realiteit. Het is voor mezelf de aanzet geweest om mezelf en mijn manier van werken grondig in vraag te stellen. Van dan af aan heb ik mezelf nog beter omringd, met mijn vaste assistenten, met Werner Helsen voor het fysieke en Jef Brouwers voor het mentale. Ik heb het evenwicht in mijn leven gevonden. De combinatie arbitrage, werk en gezin was de laatste zeven jaar perfect en dat heeft me naar een hoger niveau gestuwd.”

In de nasleep van die Brugge – Anderlecht is uw huis gevandaliseerd.

“Dat is een afgesloten hoofdstuk.”

Als ik toch één vraag mag stellen: heeft u ooit met de daders gepraat?

“Ik heb daar de kans toe gekregen. Meer wil ik er echt niet over kwijt.”

Uit de ivoren toren

U noemt Pierluigi Collina vaak een voorbeeld. Hij is bij uitstek de man die scheidsrechters vanuit een relatieve anonimiteit tot persoonlijkheden opgetild heeft.

“Klopt, en wij plukken daar nog altijd de vruchten van. Hij heeft de scheidsrechter uit zijn ivoren toren gehaald. Het valt ook op: de modale voetballiefhebber kent nu alle refs, vroeger kon hij er hooguit twee opnoemen. Arbitrage is een belangrijk deel van het spel geworden.”

Is dat niet in tegenspraak met uw stelling dat een scheidsrechter vooral zo onzichtbaar mogelijk moet blijven? Collina was bijna zo bekend als Beckham, hij was dus vanzelf nadrukkelijk aanwezig.

“Hij kon blijkbaar wel onzichtbaar blijven in zijn beslissingen, anders was hij nooit zo lang aan de top gebleven. Voor een ref is het belangrijk om niet op te vallen, omdat hij zo geen geschiedenis opbouwt. Het grootste compliment voor een scheidsrechter is dat ze achteraf niet weten wie de match gefloten heeft. Dat betekent dat de wedstrijd vlekkeloos is verlopen.”

Collina was ook de eerste die zijn gezicht leende voor reclamespotjes, onder meer voor Adidas. U bent hem daarin gevolgd, als uithangbord van de schoenenfabrikant Patrick, eveneens sponsor van de Belgische scheidsrechters. Neemt u daar geen groot risico mee?

“Patrick is kledingsponsor van de Belgische scheidsrechters en daarvan ben ik het uithangbord, net zoals ik dat doe voor de rekruteringsacties van de KBVB samen met Jérome Efong Nzolo en Sharon Sluyts.”

Pierluigi Collina was door de UEFA aangeduid als uw waarnemer tijdens Barcelona – Real Madrid. Iets voor u later?

“De kans bestaat inderdaad dat ik zelf waarnemer word. Dan blijf je in de scheidsrechtersfamilie, al is het niet meer binnen de lijnen. Een waarnemer moet het scheidsrechtersteam beoordelen, belangrijke fases bespreken en een verslag opmaken. Ik vind die functie een verrijking voor het vak. De gesprekken in die richting lopen alleszins.”

Hoe kunnen onze refs een hoger niveau halen?

“Er kan nog veel gebeuren. Een van mijn stokpaardjes is het samenwerken in vaste teams. Op topniveau komt het op automatismen aan, en die kan je niet opbouwen als je de hele tijd van bezetting verandert. Ik pleit ook voor meer doorgedreven psychologische begeleiding. Scheidsrechters zullen daar in de toekomst nog meer voor moeten openstaan. Bij de UEFA gaan ze daar heel ver in. We werkten met coaches die ons aan de hand van videobeelden van top tot teen ontleedden: van ons imago tot onze manier van lopen, zelfs of we niet te agressief overkwamen tegenover spelers. Ook het werken met trainingsschema’s hoort erbij: alles moet in een logboek, van de hartslag in rust tot het calorieverbruik. En dan komen we bij het laatste punt: semiprofessionalisme. Alleen leven van het fluiten is in België onhaalbaar, daarvoor hebben we de middelen niet. Maar dat semiprofessionele statuut is toch een must voor een scheidsrechter die echt met zijn vak bezig wil zijn.”

Wil u ook in eigen land actief blijven?

“De arbitrage heeft mij veel gegeven en ik wil iets terugdoen. Ik hoop dus van harte dat ik ook in België mijn bijdrage kan leveren. Maar ik heb wel bepaalde ideeën over arbitrage, eigen accenten die ik wil leggen. Als ik voel dat ik daarin gesteund word, wil ik mij inzetten. Robert Jeurissen ( voorzitter Centrale Scheidsrechterscommissie, nvdr) en ik hebben een goede relatie, dus we zullen daar zeker nog over praten. Als ik mijn laatste wedstrijd fluit in België, is het moment daar om aan iedereen te zeggen wat ik van plan ben.”

DOOR JENS D’HONDT

“Het grootste compliment voor een scheidsrechter is dat ze achteraf niet weten wie de match gefloten heeft.”

“Ik pleit voor meer doorgedreven psychologische begeleiding van scheidsrechters.”

“Het doet me plezier dat ik dat gevreesde jaar te veel vermeden heb, 2011 is zelfs mijn mooiste jaar.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content