Je mocht de voorbije weken geen sportkatern openslaan of er stond wel een zinnetje in over een voetballer die naar Israël kon. En dan waren er nog de Israëliërs die naar België kwamen. Waarom toch is het land deze zomer zo aanwezig op onze transfermarkt ?

Het van 10 tot 23 juni in Nederland gehouden EK voor -21 was voor Israël het eerste grote toernooi waaraan het deelnam sinds de Olympische Spelen van 1976 en het WK van 1970. In de voorrondes van het toernooi schakelden de Israëliërs de nationale -21 van Frankrijk, toch een voorbeeld van jeugdopleiding, uit en in de kwalificatie voor het grote WK in Duitsland kwamen ze in een poule met Kroatië en Engeland maar één puntje te kort.

Op clubniveau bereikte Hapoel Tel Aviv, dat in de groepsfase met 2-4 PSG versloeg, de zestiende finales van de UEFA Cup en Maccabi Haifa haalde zelfs de achtste finales, door CSKA Moskou uit te schakelen.

In de officiële internationale ranking die de FIFA op 18 juli bekendmaakte, doet België sindsdien met zijn zeventigste plaats ver onder voor de Israëliërs, die er op de drieëndertigste stek zelfs beter voor staan dan Marokko en Noorwegen. België daarentegen komt net achter Kaapverdië en Bolivia. Lang is België de betere geweest van Israël, dat alleen tussen 1999 en 2000 flirtte met een hogere rangschikking, maar sinds juni 2005 lijken de curves elkaar rigoureus te kruisen : Israël klimt en België daalt.

Israël, dat pas in 1994 bij de UEFA aansloot omdat het om politieke (Amerikaans gezind in een Arabische omgeving) en religieuze redenen (joden versus moslims) uit de Aziatische voetbalbond werd geweerd, heeft zich met andere woorden op het internationale podium gehesen en transfers worden interessant.

Waarom ? Hierom !

1. Er is talent.

Israël kent een begenadigde generatie, die in Ben Saha van Chelsea haar spraakmakendste vertegenwoordiger ziet. Dat er nóg talent is, weet Dudu Dahan, manager van een Israëlische tweedeklasser en zelfverklaard scout met goede contacten in België. “Als je geen talent hebt, kan je het niet fiksen”, zegt hij, “maar als je geen fysiek hebt, kan je dat wel nog goedmaken. De Israëlische spelers in België hébben talent.”

“De topvier van ploegen uit Israël doet zeker mee in de linkerkolom van de Belgische eerste klasse”, zegt Dan Lubelski, een in Israël geboren en als kind naar België gekomen makelaar met FIFA-licentie. Maar, nuanceert hij, “de andere ploegen, schat ik, kunnen niet mee in eerste. Je ziet dat aan de competitie : ze spelen met twaalf ploegen en drie keer tegen elkaar op een seizoen. Het verschil tussen de top vier en de andere is daarbij groter dan in België. In België kunnen Anderlecht, Club Brugge of Standard behalve van mekaar ook nog eens verliezen op verplaatsing bij kleinere ploegen. Haifa, Tel Aviv of Beitar overkomt dat niet.”

2. Geld doet de wereld draaien.

Sinds Arkadi Gaydamak, een Russische tycoon met diverse bedrijvigheden, de leiding nam over Beitar Jeruzalem, dat niet voor niets – Abramovitch indachtig – het Chelsea van Israël heet te zijn, veranderde er iets in de financiën van de hele Israëlische competitie. Aan geld ontbreekt het de familie Gaydamak namelijk niet : Arkadi’s zoon Alexandre is niemand minder dan de eigenaar van FC Portsmouth, dat Avram Grant, voormalig technisch directeur van Maccabi Tel Aviv, trouwens zag vertrekken naar Chelsea.

“Zeker in Beitar worden spelers goed betaald,” zegt David Cohren, “daardoor zijn de salarisregels wat veranderd.” Cohren is actief in een juwelierszaak in de Antwerpse diamantbuurt en onderhoudt contacten met het voetbal in zijn vaderland. Hij kent de markt. “Vroeger lag Beitar achter op Maccabi Haifa ; nu niet meer. Spelers die daar vroeger 150.000 of 200.000 dollar verdienden, zitten nu soms aan 500.000 of 600.000 dollar. Netto. Andere clubs hebben geen keuze : ze moeten ook meer betalen, want er heerst onderlinge competitie.”

“De toestand bij Beitar Jeruzalem heeft inderdaad een en ander veranderd”, bevestigt Dan Lubelski. “Voetballers willen nu veel beter betaald worden, wat soms problemen creëert voor andere clubs, waardoor sommige spelers naar het buitenland gaan.”

In België valt nog iets te verdienen. “In België kunnen Israëlische spelers misschien wel twee keer zoveel verdienen als in Israël”, zegt advocaat Dan Hay, de Israëlische advocaat van Elyaniv Barda, die voor Genk tekende. En zegt ook Dudu Dahan : “In Israël verdienen Belgische spelers goed en omgekeerd. Wat een Israëlische speler in Israël verdient in dollar, verdient hij in België in euro. En Belgische clubs weten dat ze ze met een normaal salaris kunnen betalen en toch voor goed geld kunnen verkopen.”

3. België biedt een panorama.

De Belgische competitie mag dan internationaal niet veel meer voorstellen – wie zat er te wachten op Karel Geraerts ? -, centraal gelegen ten opzichte van de belangrijkste Europese voetballanden is ze wel. In tegenstelling tot andere landen is het aantal buitenlanders in een ploeg bovendien ongelimiteerd mogelijk. “België is een goed land als tussenstap”, zegt Dudu Dahan, “want meteen naar de Premier League overstappen, dat is een kans van once in a lifetime.”

“België biedt een goed panorama : je hoeft maar de straat over te steken en je bent bij Ajax”, omschrijft David Cohren de situatie. ” Eli Ohana, die Michel Preud’homme nog kent van in Mechelen, vertelt ook veel goeds over België in de Israëlische media en suggereert iedereen om naar hier te komen, omdat je dan kan tonen, fysiek en tactisch, dat je Europa aankan. Als je in België kan voetballen, zegt hij, kan je ook in andere competities voetballen. België is een podium voor jong talent.”

Dat weet ook Dan Hay. “Voor Barda komt bij de start van het seizoen al een Spaanse club kijken. En ze zullen hem wellicht blijven volgen. Als ze hem willen, kan hij al na één jaar weg zijn en Genk kan winst maken, dus het is goed voor speler én club.”

4. Het verleden (en het heden) geven hoop.

Israëliërs die vroeger in België kwamen voetballen, van Ronny Rosenthal als eerste in 1986 bij Club Brugge tot Izhak Zohar als laatste bij Antwerp in 1994, houden daar goede herinneringen aan over.

Shalom Tikva kwam in 1988 naar Standard en keerde in 1995 nog eens terug. Nir Levin (1989) speelde één seizoen voor AA Gent en gaf als trainer van Hapoel Tel Aviv nog mee aan zijn spelers dat hij jaloers was dat ze in België konden gaan voetballen. Eli Ohana (1990) won met KV Mechelen de finale van Europacup 1, de hoogst te behalen prijs met een club. Moshe Sinai (1987) kwam naar Beveren nadat hij in 1980 Israëlisch Speler van het Jaar was geworden bij Hapoel Tel Aviv.

“Bovendien”, vertelt Dan Lubelski, “hebben Israëliërs een westerse mentaliteit, dus zijn er weinig aanpassingsproblemen. Het is een win-winsituatie. Ook de huidige politieke toestand heeft ermee te maken : gedurende jaren is het een groot probleem geweest dat Israëliërs hun legerdienst moesten vervullen tussen hun 18 en 21 jaar. Profvoetballers is het wat dat betreft de laatste jaren wat makkelijker gemaakt. Ze laten ze nog voortvoetballen, wat in het verleden niet zo was.”

Daar gaan ze (niet)

Op rijke grond groeit veel (en soms ook vreemd) gewas. Dus onlogisch is het niet dat officieel en niet-officieel erkende makelaars, scouts en contactpersonen allerhande mekaar verdringen rond de Joodse ruif. Iederéén, zo zegt een makelaar die het geamuseerd bekeek, leek tijdens het EK voor de -21 in het Nederlandse hotel van de Israëliërs wel zaken te willen doen. Spelers halen, spelers brengen, maakt niet uit, als er maar zaken kunnen worden gedaan.

Guy Bonny, met FIFA-licentie, kreeg bij een oefenwedstrijd van Maccabi Tel Aviv van interesse voor Bernd Thijs en Wesley Sonck te horen : de eerste wou wel, maar hoorde niks meer, de tweede wou niet, wegens geen comfortabel gevoel bij het land.

Dan Lubelski heeft ook een FIFA-licentie en bewerkstelligde de transfer van Elyaniv Barda naar Genk, gesteund door diens advocaat Dan Hay. Dan Hay is voorzitter van de Israëlische Round Table, een Rotary-achtig genootschap dat ook in België actief is en zich tot doel stelt vriendschapsbanden te smeden en elkaar te helpen in zaken, en heeft derhalve connecties. Zo is David Cohren niet alleen voor hem een aanspreekpunt. Cohren, Israëliër, woont en werkt al zeventien jaar in de Antwerpse diamantsector en biedt menige Israëlische ploeg in ons een land een pied à terre : hij legt onder andere contacten voor oefenwedstrijden en trainingskampen. Meer dan één weg leidt overigens naar de Joods bevolkte diamantsector.

David Cohren, de naam klinkt ook voor Darko Pivaljevic bekend, maar nog beter weet de Cercleaanvaller wie Joseph Spiegel is. Hem leerde Pivaljevic kennen toen hij bij Antwerp voetbalde en hij was het die hem, einde contract bij Cercle, een aanbieding van Maccabi Tel Aviv voorlegde. Maar de Serviër wil Belg worden en hier blijven. In tegenstelling tot Davy Cooreman, die via Spiegel met wijlen Fernand Goyvaerts in 2000 op het spoor van Hapoel Beer Sheva werd gezet.

Dudu Dahan is een zelfverklaarde hoofdscout van Hapoel Tel Aviv, die tevens manager is van de Israëlische tweedeklasser Hakoah Ramat Gan, maar eigenlijk als verdoken makelaar zonder FIFA-licentie opereert. Op de transfer van Barda na heeft hij een hand in de overgang van de Israëliërs die deze zomer naar België kwamen. Sinds Dahan jaren geleden afzakte naar ons land – naar eigen zeggen geïntrigeerd door het 4-3-3-systeem van Trond Sollied bij Club Brugge – raakte hij en passant bij Cercle Brugge onder de indruk van Christophe Grondin. Sindsdien fungeert hij als diens zaakwaarnemer en onderhandelde hij mee in zijn transfer naar AA Gent. “Ik wou hem destijds naar Beitar Jeruzalem halen,” zegt Dahan, ” Luis Fernandez was gek van hem, maar hij is moslim en Fernandez was bang voor negatieve reacties van de fans.”

Dahan, die Luciano D’Onofrio god noemt, was nog niet zolang geleden manager van Beitar Jeruzalem. Erik Gerets, Bosko Balaban, François Sterchele, Mohammed Tchité, Izzet Akgül : allemaal zijn ze door hem met de Israëlische topclub tevergeefs in verband gebracht. De een wou niet of tekende net elders, een ander mocht niet wegens moslim en daardoor onaanvaardbaar bij de hardnekkigste joodse supporters, en Balaban, tja, Balaban bleek uiteindelijk geen goed idee. “Balaban scoort, maar dribbelt niet. En als hij in Israël niet dribbelt, zouden alle supporters zijn vel willen.”

En er zijn er nog. Daniël Striani tipte Freddy Luyckx, zaakwaarnemer van Frédéric Herpoel, over Israëlische interesse voor de doelman. Interesse namens Maccabi die hem dankzij Jeremy Rykner ter ore was gekomen.

Jeremy Rykner is een in Antwerpen geboren en getogen Israëliër die KV Oostendespeler Yannick Kamanan naar Maccabi Tel Aviv bracht en in nog een transfer slaagde door Pieter Merlier van Zulte Waregem naar Herzliya te brengen. Bjorn De Wilde werd ook door hem gepolst, maar die wilde niet testen. KV Kortrijkspeler Ivica Jarakovic zal de volgende zijn die hij benadert. En zoverder, enzovoort.

Onze Man

Van België naar Israël ging deze zomer (na Krist Porte, Kenny Verhoene, voor amper een maand of wat, en Davy Cooreman, twee jaar in 2000) tot nu toe maar één landgenoot : Pieter Merlier, voorheen doelman bij Zulte Waregem, speelt komend seizoen voor Herzliya. Zijn gewezen ploegmaat Pascal Renier, die in het najaar zijn makelaarslicentie hoopt te ontvangen, was het die Merlier op het spoor van Israël zette. Hij bracht hem in contact met de hem bekende Jeremy Rykner. “Belgische doelmannen”, verklaart Rykner, “hebben hier nog altijd een goede naam en Tel Aviv is als Knokke : een mooie stad aan zee.”

“Het is voor mij een stap in het onbekende”, zegt Merlier, “maar Israël is een modern land, een stukje Amerika eigenlijk. Ik heb een contract getekend voor één jaar, met optie. Het financiële, ja, dat is de hoofdzaak waarom ik hier zit. Ik kon bij Zulte Waregem blijven tegen dezelfde voorwaarden, hier verdien ik meer dan het dubbele. Ze onderhandelen over nettobedragen in plaats van bruto. Belastingen kennen ze hier niet waarschijnlijk (lacht). Bovendien is de concurrentie voor mij als doelman hier ook minder : ik ben zo goed als basisspeler, want de twee andere doelmannen zijn jonge gasten, spelers uit de streek. Ik heb, net als vroeger bij Zulte Waregem, al gehoord wat buitenlanders verdienen ten opzichte van lokale spelers, wel, ik zit nu eens in het andere kamp (grijnst).” S

Door Raoul De Groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content