Een verdwaalde medaille zal er voor het Belgische judo nog wel uit de kast vallen in Athene, zegt Jean-Marie Dedecker, maar daarna is het afgelopen. ‘Topsport in België wordt geleid door sportanalfabeten.’

Voor het eerst sinds 1980 zal Jean-Marie Dedecker weg- blijven van de Olympische Spelen in Athene later dit jaar. “Dat doet pijn. Het is zoals een geliefde verliezen. Dan moet je dat lief niet meer achterna lopen.” Na Sydney 2000 keerde hij zich van de judosport af. De senator is niet meer dagelijks actief in het judo, maar een mening heeft hij nog altijd wel. Bovendien sponsort hij drie judoka’s : Gella Vandecaveye, Catherine Jacques en Sigi Veys.

Wie gaan er straks naar de Spelen ?

Jean-Marie Dedecker : “Niet alleen Gella Vandecaveye. Ik vermoed dat er toch vier à vijf zullen gaan omdat het niet zo moeilijk is de criteria te halen. Alleen liggen de kansen op medailles minder hoog dan de vorige keren. De zaak is doodgebloed, waardoor de oudjes zich kunnen en moeten handhaven. Maar ik ben er wel van overtuigd dat Vandecaveye in staat is goud te halen (donderdag zou Vandecaveye het einde van haar carrière aankondigen, nvdr). De rest zal zuiver toeval zijn.”

Hoe bedoel je ?

“Na Athene is het afgelopen, maar nu kan er nog een tweede judomedaille uit de kast vallen. Ann Simons blijft subtop op wereldniveau, in een goede dag kan dat een medaille opleveren. Heidi Rakels teert al sinds 1992 op die ene medaille. Ze heeft minder talent dan de rest, maar compenseert dat door haar wilskracht. Heidi is altijd een subtopper geweest, maar heeft haar mogelijkheden maximaal uitgebuit, ook qua aandacht : ze heeft haar intelligentie en schoonheid mee.”

Verdient ze een ticket voor de Spelen ?

“Ik zou alleen kanshebbers op een eerste plaats sturen. Waarom gaan we nu met minimaal vijftig atleten ? Omdat er dan dubbel zo veel begeleiders mee mogen. Chaos regeert het judo. De seniliteit van de judobegeleiders die absoluut tot hun pensioen bij de vetpotten willen blijven, is schrijnend. Sportanalfabeten leiden het judo. In België wordt topsport geleid door de administraties, waarnaar de subsidies gaan.”

In het tennis is België anders wél top.

“Tennis heeft het voordeel dat het beoefend wordt door mensen die centen hebben. En doordat er geld te verdienen is, is het een aantrekkingspool. Daarom vrees ik voor de toekomst van de normale olympische sporten. Je moet als vader al een beetje gek zijn om je kind tot judo aan te zetten. Onze grote olympische kampioene Ulla Werbrouck heeft nu een bediendenstatuut bij het Bloso voor 1000 euro per maand. Harry van Barneveld werkt als hulpagent in Brussel.”

Als vader moet je wel gek zijn om je tennissende dochter te motiveren voor de Spelen.

“Als je 250.000 euro startgeld krijgt in Luxemburg, moet je gek zijn om te kiezen voor de eer en glorie van de olympische gedachte. Ik bedoel : Clijsters heeft gelijk. Hoe word je beloond op de Spelen ? Met een medaille en het volkslied. Ik vergeet nooit dat viervoudig medaillewinnaar Jesse Owens als een armoedzaaier thuiskwam in 1936. Zijn geluk was dat iemand hem op zijn triomftocht een pak geld in de schoot gooide. Veel is er niet veranderd. Als je nu met eer en glorie overladen thuiskomt, krijg je met wat geluk een premie, die je meteen aan de fiscus mag afdragen, zoals Deburghgraeve overkwam. Dan mag je werk gaan zoeken en ben je veroordeeld tot het schnabbelcircuit.”

Waarom zit er geld in het tennis en niet in het judo ?

“Omdat er mensen komen kijken. Je hebt doesporten en kijksporten. Zelfs darts is een kijksport. Judo niet. Dat zijn nog altijd twee mensen die aan mekaars pyjama zitten te trekken. En de helft begrijpt de scheidsrechter niet. Zelfs ik als coach begreep ze niet.”

Dat is in het voetbal niet anders…

“In voetbal en tennis moeten de bobo’s van een ander niveau zijn omdat ze zich met andere bedragen moeten bezighouden. Een Michel Verschueren zou een zegen zijn in het BOIC, maar zulke mensen worden geweerd in machtsstructuren die zichzelf in stand houden. Het judo is alles kwijt, maar dat interesseert de federatie niet en evenmin de atleten. Wat hen interesseert, is deel uit te maken van het reisbureau. De atleten zijn een alibi om naar het buitenland te mogen. In alle federaties.

“Waar geld is, kan je je omringen met bekwame mensen. Henin heeft een hele structuur rond zich om beter te worden. In andere sporten heb je dat niet. Kijk maar naar de calvarietocht van Brigitte Becue. Anderzijds is Robert Van de Walle, van wie iedereen zei dat hij recht in de goot zou belanden, nu een geslaagd zakenman.”

Ook jij hebt de omschakeling gemaakt.

“Ik verander om de tien jaar van beroep. Ik kan morgen zo uit de politiek stappen. Het leven is te kort om klein te zijn. Ik wil nooit 65 jaar worden en achterom kijkend vaststellen dat ik onderweg iets vergeten ben.”

Had je niet liever straks je koffer gepakt om naar Athene te gaan ?

“Het is een klein wereldje. Ik heb er vijf jaar te lang in rond gelopen. Dat zal me in de politiek niet overkomen. Ik had afscheid moeten nemen na het EK in Oostende, met zes Europese kampioenen in een organisatie die ik zelf op poten had gezet. Ik had ook een prachtig aanbod om naar Engeland te gaan.”

Waarom bleef je ?

“Op vraag van de Gella’s en de Ulla’s die me nog nodig hadden. Ik heb daar nu spijt van.”

Heb je zelf ook niet te weinig de basis mee uitgebouwd ?

“Het was méér dan een goede generatie die nu wegvalt. Het was een succes van drie generaties, over twintig jaar. Vedetten creëren navolging, zoals Eddy Merckx het wielertoerisme op gang bracht. Van de Walle was goed voor 10.000 nieuwe leden, Ingrid Berghmans evenzeer. Op het hoogtepunt hadden we 40.000 judoka’s in België. Maar de structuur kon het succes niet opvangen omdat de begeleiders sport- analfabeten zijn.”

Jij stond toch mee aan het roer ?

“Ik hield mij bezig met de opleiding van talent, zoals Johan Laats, om wie ik me in 1986 bekommerde. Maar ik werd betaald om mij bezig te houden met topsport, niet met massasport. In topsport blijven we falen omdat we willen falen. Toen Frankrijk nauwelijks nog medailles meebracht, maakten ze een oud-sporter als Guy Drut minister van Sport, zoals in Nederland ook Erica Terpstra de overstap van de topsport naar de politiek maakte. Bij ons is de enige voorwaarde om minister van Sport te worden, dat je er absoluut niets van kent.”

Wat is de oplossing ?

“Eén topsportschool, zoals Australië er een heeft in Canberra. Negenenvijftig olympische medailles leverde dat op, met een bevolking die maar dubbel zo groot is als de onze. Maar in het kleine Vlaanderen kan al het talent blijkbaar niet samengebracht worden. Godgeklaagd is het dat Stefan Obreno hier uitgespuwd werd, maar wel bondscoach werd in Nederland. En dat onze inspanningsfysioloog Jan Olbrecht, die tot de beste van de wereld behoort, in het buitenland zijn centen moet verdienen. Waarom verzamel je al die mensen niet ?”

Wat is er verkeerd aan de huidige topsportscholen ?

“Zeg me eens wat er aan talent is uitgekomen ? Het lukt niet omdat het versnipperd is. Omdat het, opnieuw, een toegift is. Topsport mag geen toegift zijn, het doel van topsport is winnen. Maak een Vlaams centrum voor topsport en één in Wallonië. Maar bobo’s houden van versnippering : het maakt henzelf belangrijk. Wij hebben topsporters ondánks het systeem. Ook nu weer. Dit jaar hebben we vijf kanshebbers op een olympische medaille : Filip Meirhaeghe, Justine Henin, Gella Vandecaveye, Sebbe Godfroid en onze kanovaarders. Twee jaar geleden heb ik nog de boot voor die jongens gekocht.

“Weet je wie de échte ministers van Sport zijn in Vlaanderen ? Niet Marino Keulen, maar Johan Vande Lanotte en Renaat Landuyt, want zij beslissen over de centen. In Wallonië verdelen Di Rupo en Van Cauwenberghe het budget voor topsport. Gelukkig is er nu Robert Van de Walle. Ik hoop dat hij niet het gevoel krijgt dat hij alleen als bloempot wordt gebruikt. Met zijn reserves gaat het BOIC nu een nieuw gebouw neerzetten. De Vlaamse bak- steen ! Misschien heeft de voorzitter een nieuw bureau nodig ?”

Heeft een klein land als België wel de middelen om het anders aan te pakken ?

“We zijn één van de rijkste tien indu- strielanden ter wereld, maar amper 0,4 procent van het belastingsgeld gaat naar topsport. Als je dat verdubbelt, ligt niemand daar wakker van. Mensen zijn bereid veel geld te geven om naar het Diamond tennistoernooi in Antwerpen te gaan om er vedetten aan het werk te zien, liefst nog eigen vedetten. Vandaar het succes van het veldrijden, ook al is het een sport rond de kerktoren. Ik ken mensen die tientallen miljoenen willen stoppen in een groot topsportproject. Want niets is mooier voor de zakenwereld dan succes in de sport.

“Dat we een klein land zijn, is geen beperking. Tsjechië haalde meer medailles dan ooit tevoren sinds het zich afsplitste van Slovakije. Het gaat om structuren. Misschien komt er beter een regeringscommissaris mét macht, in plaats van een minister van Sport die maar de appendicitis is van de politieke besluitvorming. Topsport gaat boven het petje van de federaties. Daarom moet topsport in een aparte cel, begeleid door mensen die weten wat het is, zoals Robert Van de Walle.”

Maken topsporters niet vooral zichzelf ? Henin en Clijsters zouden in elk systeem doorgebroken zijn.

“Je kunt geen kampioenen maken, wel atleten de mogelijkheden geven om zich te ontwikkelen. De tennisfederatie doet dat. Daar bevinden zich in de marge bekwame mensen. Toen ik begon, waren er niet veel judoka’s in België. Ik moest optornen tegen Japan met zijn 2,5 miljoen judoka’s. Toch waren we de derde natie ter wereld. Wat je hebt, moet je aan de top brengen. Ik wist van Inge Clement hoe groot ze zou worden als ik haar op basis van haar gestalte bepaalde technieken zou aanleren. Een trainer die naar jeugdkampioenschappen gaat, ziet wie karakter en talent heeft. Zie je dat als trainer niet, ga dan de kantine openhouden.”

Als Clijsters niet tevreden is over haar trainer, neemt ze een andere. Een judoka die niet tevreden was over jou, had geen alternatief.

“Ik had dictatoriaal veel macht, maar ik overleefde met medailles. Resultaten moeten je gelijk geven. Voor mij is een goede trainer iemand die wint. I did it my way. Ik kan niet functioneren onder gezag, ik kan geen inmenging verdragen van onbekwamen. Dus moet je zodanig veel macht verzamelen, dat je untouchable wordt. Ik ging zelf de baan op om geld te vinden. Ik was niet alleen trainer, maar ook vader en moeder, af en toe zelfs de boze wolf. Alleen in Jat- skevitch vond ik een goeie trainer.”

Hij volgde je op, maar jullie praten niet meer met elkaar.

“We vulden elkaar perfect aan. Zijn gebreken waren mijn kwaliteiten, en omgekeerd. Ik kan hem niets kwalijk nemen. Hij is een werknemer, hij moet zijn cheque ophalen aan het eind van de maand en zwijgen. Ik ben financieel onafhankelijk, daarom kon ik wel mijn mening zeggen. Hij blijft een goede trainer, maar als buitenlander kent hij de communautaire verhoudingen in België niet. Hij is niet de man die nieuwe contracten gaat afdwingen bij de sponsors, die het judo verkoopt door in tv-spelletjes de populaire gast uit te hangen. Wie zijn sport niet kan verkopen, verdwijnt. Ik heb het judo op tv gebracht. Want als je niet op tv komt, besta je niet. Dus kocht ik zelf de tv-rechten van het EK in Oostende om ze door te verkopen aan de VRT.”

Wie anders had je kunnen opvolgen ?

“Van Barneveld, mits een rijpingsperiode. Heeft een sympathieke kop, aanzien bij de atleten, kan goed praten. Ulla had dat ook gekund bij de vrouwen.”

Harry had wel een haat-liefdeverhouding met jou.

“Elke atleet, behalve Ulla. Je moet mensen doen lijden. Daarom geloof ik niet dat een man of een vriend zijn vrouw of vriendin kan coachen. Want dan moet je mensen die je graag ziet kastijden. Ik heb Harry ooit een oorveeg gegeven om hem agressief te maken voor een kamp. Had hij teruggeslagen, dan zat ik hier vandaag niet. Het doel wettigt de middelen. Wat telt in de topsport ? De eerste zijn. Dan wordt alles je vergeven.”

Vroeger had een atleet niets, nu heeft hij tenminste al een statuut.

“Ik zal een burgerlijk ingenieur nooit overhalen om zijn studies af te breken. Ik héb talent zien afhaken. Bijvoorbeeld omdat ik het aanraadde om verder te studeren. Ik heb ook een paar homoseksuele jongens weten afhaken omdat ze niet konden gedijen in de machowereld van een vechtsport die draait rond lichamelijk contact. Maar anderen heb ik wel overtuigd om de kansen te grijpen die de topsport hen als universiteit van het leven bood.

“Nu hebben topsporters een vast inkomen. Als basis is dat goed, maar het blijven tewerkgestelde werklozen. In Vlaanderen zijn dat er een stuk of vijftig, terwijl ik maar tien topatleten ken. Het topsportstatuut is een beschutte werkplaats, hé.”

Zou de organisatie van de Olympische Spelen de topsport in dit land vooruit helpen ?

“Hoe hoger je de lat legt, hoe meer inspanningen je doet om erover te raken. Het is een fantastisch idee, al is het maar om één reden : dat de sport dan in de picture staat. Ik hoop dat het topsportbudget daardoor meer dan verdubbeld zal worden. Ook Jacques Rogge beseft dat het een stimulans is om topsporters te kweken. Iedere federatie zal scherp moeten worden, iedere atleet zal in het buitenland de wil moeten uitstralen van België dat die Spelen wil verdienen. Wij moéten die Spelen krijgen.”

door Geert Foutré

‘Het judo is een klein wereldje. Ik heb er vijf jaar te lang in rond gelopen. Dat zal me in de politiek niet overkomen.’

‘In België is de enige voorwaarde om minister van Sport te worden, dat je er absoluut niets van kent.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content