Bijna drie jaar na zijn aantreden experimenteerde René Vandereycken vorige maand nog met een elftal zonder flankspelers. Behalve met een warrig selectiebeleid zou dat ook te maken hebben met een falende opleiding. ‘Er wordt te resultaatgericht gewerkt bij de jeugd.’

“Laatst hadden we een aanvaring met een jeugdspeler die bij ons normaal achter de spitsen speelt. Een goede hoor, een echt talent. Op een bepaald moment wil de trainer eens experimenteren: wat als ik die speler op de flank probeer? Diezelfde dag nog vraagt de vader een onderhoud met de club. ‘Als mijn zoon nog één keer flank moet spelen, dan vertrekt hij’, zei die man. Tja, wat doe je dan, als je weet dat de scouts van de Franse clubs onze jeugdmatchen platlopen? Dan geef je toe. Ook al weet je dat je daardoor zo’n speler niet de opvoeding en de opleiding geeft die hij eigenlijk nodig heeft.”

Herman Van Holsbeeck in Knack,

10 september 2008

De klacht van Anderlechtmanager Herman Van Holsbeeck een maand geleden in Knack werpt een ander licht op de merkwaardige selectiepolitiek van René Van-dereycken voor de interlands tegen Estland en Turkije in diezelfde periode. De bondscoach grossierde in centrale spelers en zette ze ook op de flankposities. Dat werd geen onverdeeld succes: Vincent Kompany ging de mist in als rechtsachter, Thomas Vermaelen zei openlijk dat hij geen toekomst voor zich zag weggelegd als linksachter, en Steven Defour en Axel Witsel verbeten hun frustratie als flankmiddenvelders. De enige vleugelspeler die in 180 minuten aan de aftrap kwam, was Gill Swerts en hij viel nog het hardst door de mand.

Afgaand op Van Holsbeecks woorden lijkt er niet direct verbetering op komst te zijn. Voetballen op de flank is niet populair bij de jeugd en clubs staan machteloos tegen spelers (en ouders) die er hun neus voor ophalen. Dat zorgt voor gaten in de opleiding. Aan het eind van het traject worden die ook zichtbaar bij de nationale ploeg.

Jean Kindermans, technisch directeur van de Anderlechtse jeugdopleiding, en Bob Browaeys, behalve bondscoach van de U16 ook coördinator van de Federale Trainersschool, geven onomwonden toe dat het Belgische voetbal kampt met een opleidingsprobleem. “De macht is van de clubs bij de jeugdspelers komen te liggen”, zegt Kindermans. “Zodra ze met een moeilijkheid worden geconfronteerd – op een andere positie moeten spelen, op de bank beginnen, gewisseld worden – willen de ouders al een gesprek en moet je proberen hen ervan te overtuigen dat het goed is voor de ontwikkeling van hun kind.”

Tegenover die kortzichtigheid plaatst Kindermans graag het voorbeeld van Georges Grün. “Dat was een rechtsbuiten in de jeugdreeksen, maar hij stak er nooit boven uit. Tot Paul Van Himst een rechtsback in hem zag. Hij is omgeschoold en maakte een grote carrière. De moeilijkheid is om in te schatten welke negenjarige buitenspeler ook op latere leeftijd tot de beteren daar zal behoren. Als zo’n jongen tijdens de groei-spurt zijn explosiviteit verliest, wordt hij een andere voetballer. Dan gaan zijn kwaliteiten passen bij een andere positie.”

Browaeys heeft een recenter voorbeeld van geslaagde omschakeling: Sébastien Pocognoli. “Een typische flankverdediger, maar die oorspronkelijk als flankaanvaller is opgeleid. Natuurlijk heeft hij defensief nog werkpunten, dat weten we al lang, maar werk daar dan aan! Iedereen kan beter worden. Alleen gaat men daar te weinig van uit. Eens een speler bij de A-kern komt, denkt men dat hij een afgewerkt product is. Dat is niet zo.”

Populaire Jelle

Dat Grün en Pocognoli hun eerste voetbalschoenen niet bonden als verdedigers, is geen toeval. Weinig jeugdspelers dromen van een carrière als back. “Ze spelen allemaal liever diepe spits of aanvallende middenvelder”, weet Kindermans. “Als vroeger iemand op de backpositie terechtkwam, was dat vaak omdat hij te weinig kwaliteiten had om hoger te spelen. Vaak heeft het ook te maken met idolatrie. Jongens willen spelen op dezelfde positie als hun idool. En wie zijn de populaire spelers? De spitsen of de aanvallende middenvelders, zelden de backs. Misschien verandert dat nu Jelle Van Damme hier Mister Popular schijnt te zijn geworden.”

Voor Browaeys gaan vooral de clubs zelf niet vrijuit. “Talentvolle spelers worden meestal centraal opgesteld”, stelt hij vast. “Dat komt omdat er ook bij de jeugd nog altijd te resultaatgericht wordt gewerkt. De zijlijn is een muur, je komt er minder in het spel. Een spelertje dat snel is en een actie heeft, kan uitgroeien tot een goede flankspeler, maar vaak zal men hem naar het centrum schuiven omdat hij daar vaker aan de bal komt.

“De vraag die we ons voor iedere jeugdspeler zouden moeten stellen,” aldus nog Browaeys, “is: bij welke positie passen zijn kwaliteiten het best? Dus moet je voor elke positie een profiel opstellen. Een flankspeler heeft specifieke kwaliteiten nodig, zoals snelheid. Dus moet je snelle, dribbelvaardige spelers opleiden. Helaas is daar te weinig aandacht voor. Wij hebben goeie voetballers, maar ze zijn niet snel. Centraal wordt dat gemakkelijk verdoezeld.”

Ruimte op de flank

Gezegd wordt dat zelfs Anderlecht geen flankspelers meer opleidt. Kindermans bekent schuld. “Anderlecht heeft lang 3-4-3 als opleidingsfilosofie gehanteerd. Misschien is dat voor verbetering vatbaar. Dit seizoen spelen we vanaf de U15, na de groeispurt dus, weer met vier verdedigers zodat we opnieuw inschuivende flankspelers hebben. Met drie verdedigers ontwikkelen jongens wel verdedigende kwaliteiten doordat ze constant in een-tegen-eensituaties komen, maar het betekent een rem op hun offensieve inbreng. In het moderne voetbal worden oprukkende flankverdedigers steeds belangrijker.”

De verklaring daarvoor is simpel: ruimte. “Centrale verdedigers komen amper nog over de middellijn in het moderne voetbal, terwijl vroeger Morten Olsen niets anders deed”, herinnert Kindermans zich. “Het zijn voor negentig procent verdedigers geworden. Vandaag zijn het de flankverdedigers die oprukken. Waarom? Omdat daar de ruimte nog ligt.”

Browaeys is het daar helemaal mee eens. “Zelfs de kleinste tegenstander is anno 2008 in staat een laag blok te zetten en goed te verdedigen. De oplossing om dat te ontregelen ligt op de flanken. Het is de enige zone waar nog ruimte is. Met oprukkende backs verplicht je de tegenstander om breed te gaan verdedigen, waardoor je ook weer ruimte creëert door het centrum.”

Precies daarom promoot de KBVB 4-3-3 als veldbezetting. “Omdat het je verplicht om flankspelers te vormen. In 4-4-2 heb je ook wel flankmiddenvelders, maar in een ruit knijpen die meestal naar binnen en dan zijn het vaak gewoon lopers.”

Peetvader Gerets

Vijfentwintig jaar geleden groeide Erik Gerets uit tot de peetvader van de Belgische rechtsback. Iemand als Bertrand Crasson was ook nog uit het oude knokkershout gesneden. Beiden tackelden hun tegenstander de tribune in als het moest en vijf minuten later haalden ze de achterlijn aan de overkant. Een schoonheidsprijs wonnen ze nooit. Vandaag moeten backs vooral ook mooie voetballers zijn. En toch is de kritiek vaak ongenadig, want verdedigend heten ze dan weer tekort te schieten. Zie Pocognoli.

Maar wat dan te denken van Roberto Carlos? De Braziliaanse linksachter van het grote Real Madrid zal de geschiedenis niet ingaan als een geweldige verdediger. Toch was hij wereldtop: omdat hij offensief iets bijbracht. Dat hij zijn ploeg af en toe een tegendoelpunt kostte, woog daar niet tegen op.

Browaeys: “En toch zijn veel trainers bang. Waarom toch? Als er van je vier verdedigers één weg is, blijven er toch nog altijd drie over? Roep die ene dus niet direct terug als hij even voorbij de middellijn is. Wij benadrukken juist in onze opleiding dat een verdediger een aanvaller wordt zodra hij de middellijn overschrijdt. De uitdaging nu is om offensieve verdedigers op te leiden.”

Zoals Roberto Carlos dus. Trouwens, wie klaagt over diens defensieve tekortkomingen, doet dat ook over de back die zich tot zijn verdedigende taken beperkt. Want die brengt het elftal offensief niks bij, klinkt het dan. Met andere woorden: de moderne flankverdediger lijkt wel een superman te moeten zijn. Verdediger en aanvaller tegelijk. Kindermans: “Een back opleiden lijkt misschien gemakkelijk, maar door het toegenomen belang van de positie moet je over heel wat kwaliteiten beschikken om er tot een volwassen prof uit te groeien. Het zijn vrij complete voetballers.”

Het type-Ramos

Voor Kindermans zijn de Italianen Gianluca Zambrotta en Fabio Grosso het prototype van de moderne flankverdediger. Ook voormalig Frans international Bixente Lizarazu verenigde defensieve en offensieve kwaliteiten. Sergio Ramos dan weer minder en toch speelde hij een opvallende rol toen Spanje afgelopen zomer Europees kampioen werd. “Geen superverdediger,” zegt Browaeys, “maar het voetbal van Spanje met zijn inschuivende backs was prachtig.”

Ramos is niet de complete voetballer die de opleider altijd voor ogen houdt. Toch redt hij het in de top. Omdat het op volwassen niveau niet meer om het individu gaat, maar om evenwicht in het collectief, merkt Kindermans op.

Browaeys: “Vóór Ramos stond Iniesta als rechtsbuiten. Net als Defour een centrale speler eigenlijk. Doordat hij naar binnen komt, maakt hij ruimte voor Ramos die dan buitenom kan. Het gaat niet alleen om ruimte creëren, je moet ze ook benutten. De flankverdediger moet de ruimte aanvoelen als de man voor hem naar binnen trekt én op het juiste moment de goeie pass krijgen.”

Vertaald naar de Rode Duivels zou de wisselwerking tussen Iniesta en Ramos er een tussen Steven Defour en Guillaume Gillet kunnen zijn. Als Defour op de flank speelt, trekt hij automatisch naar het centrum. En Gillet heeft veel weg van Ramos: niet wendbaar, gebrekkig positiespel en vooral offensief denkend. Met Kompany (tegen Estland) en Swerts (tegen Turkije) koos Vandereycken voor types die er zich niet thuis voelen (Kompany) of geen internationaal niveau halen (Swerts).

Leraren onder druk

Terug naar de opleiding. “Het moderne voetbal vraagt complete voetballers”, resumeert Kindermans. “Dat vereist kwaliteit, maar ook karakter en doorzettingsvermogen. Dat laatste is een probleem bij de Belgische jeugd: zelfs de grootste talenten missen de wil om het allerhoogste niveau te bereiken. Jongens van zestien, zeventien jaar ontberen de drive om de laatste stap te zetten.”

Met andere woorden: volgens de Anderlechtman is er meer aan de hand dan alleen maar een opleidingsprobleem. “Als jeugdopleiders hebben we niet meer alles in de hand, het is ook een maatschappelijk probleem.”

Herman Van Holsbeeck, nog steeds in Knack, noemde redelijke ouders stilaan “een uitstervende soort”. Kindermans maakt de vergelijking met het onderwijs. “Leraren staan steeds meer onder druk van de ouders en dat verschijnsel heeft zich nu ook naar het voetbal verplaatst. Iedere jeugdopleider wordt dagelijks geëvalueerd door ouders die helaas niet altijd voldoende knowhow van opleiding hebben. Vroeger was de trainer onaantastbaar, vandaag wordt hij direct in vraag gesteld. Zet een spelertje op de bank of wissel hem vroegtijdig en de volgende dag staan de ouders al te dreigen.”

Is het de opleiding? Ligt het aan de maatschappij? Of deugt de selectiepolitiek van de bondscoach toch gewoon niet?

Kindermans glimlacht: “Centrale spelers op de flanken zijn volgens mij niet de beste oplossing, omdat ze specifieke kwaliteiten hebben die er minder tot uiting komen. Als men er niettemin van uitgaat dat het beter zo is, kan dat twee dingen betekenen: of er zijn geen pure flankspelers, of ze vergissen zich. Het is niet mijn taak om op die tweede mogelijkheid in te gaan.”

Dat doet ook Browaeys niet. “We hebben al jaren problemen op de links- en de rechtsback. Er is geen constante, niemand blijft er staan. Maar ik zie ook problemen op de hogere posities, de links- en de rechtsbuiten. We missen diepgang op de flanken. Vooral op links is er een probleem, ook bij de nationale jeugdelftallen.”

Twee jaar tijdverlies

De complete, moderne flankspeler? België heeft hem niet en of hij al in de pijplijn zit, valt na het commentaar van Jean Kindermans en Bob Browaeys te betwijfelen. Hoe René Vandereycken zijn flanken dus ook invult, de onvolmaaktheden zal hij er altijd bij moeten nemen.

Toch misten zijn keuzes vaak logica. De flankverdedigers op wie hij het vaakst een beroep deed, heten Thomas Vermaelen en Carl Hoefkens. Centrumverdedigers dus. Zelfs Vandereycken riep Vermaelen, en in mindere mate Hoefkens, geregeld ook op als centrumverdediger.

Verder is ‘zoveel mogelijk techniek’ het adagium waarvan de bondscoach zich nu al bijna drie jaar bedient. Hoe Hoefkens daarin paste, is een raadsel: hij staat niet bekend om zijn gave techniek. Bovendien past hij noch Vermaelen in de internationale tendens naar offensieve vleugelbacks. Opbouwend zijn ze niet sterk en infiltreren doen ze evenmin. Verdedigend is Vermaelen wel solide en tenminste dát heeft hij als vleugelback voor op Hoefkens.

Waarom de liefde tussen Vandereycken en Hoefkens ondertussen is bekoeld, is een ander mysterie. Net als waarom Hans Cornelis er nooit bij was, technisch een van de vaardigste verdedigers in België. Gillet mocht dan weer wel op enkele selecties rekenen. Technisch een stuk minder en net als Cornelis geen zuivere verdediger, maar wel iemand met diepgang. Bij Anderlecht is hij in de eerste plaats een middenvelder, maar in die rol riep Vandereycken hem nog nooit op. Hij zou dus niet worden gemist elders in het elftal.

Ook op links is het nog altijd zoeken naar stabiliteit. Olivier Deschacht schiet tekort, maar Van Damme heeft ontegensprekelijk wel toegevoegde waarde. Dat hij het op het technische vlak aflegt van Vermaelen is duidelijk, maar hij is vertrouwd met de lijn en voegt offensieve kwaliteiten toe. Net als Pocognoli.

Als de voorbije jaren werkelijk aan een ploeg was gebouwd, zoals het excuus voor het missen van EURO 2008 luidde, had Vandereycken zich tegen Estland niet nog aan een experiment met Kompany als rechtsback moeten wagen. En vier dagen later in Istanbul aan een nieuwe gok met Swerts. Na bijna drie jaar gaf het niet de indruk dat er veel is bereikt. Aan een opleidingsprobleem alleen is dat vermoedelijk toch niet te wijten. S

door jan hauspie – beelden reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content