Niet verlegen voor een krasse uitspraak, niet bang om iemand tegen de schenen te rijden. Met Eddie Irvine verdwijnt een beetje glitter en glamour uit de Formule 1.

Langs de grote poort kwam Eddie Irvine (37) de Formule 1 binnen. Via een zijdeurtje verdween hij weer. Ver uit het licht van de schijnwerpers, waarin de Noord-Ier zo graag stond. Weg van de pers, die hij zo graag bespeelde. Een openhartige playboy, een feestbeest, een kleurrijk piloot die zich ongetwijfeld thuis had gevoeld tussen de primadonna’s van de jaren ’60 en ’70. Niet verlegen voor een krasse uitspraak, niet bang om iemand tegen de schenen te rijden. Bad Irv reed zoals hij praatte. Hij meed geen enkel risico. Een getalenteerd individu voor de ene, een arrogante, koppige en middelmatige piloot voor de andere.

Tekenend voor zijn karakter is zijn debuut in de Formule 1 eind 1993. Teambaas Eddie Jordan zit in rijdersnood, nadat onze landgenoot Thierry Boutsen vroegtijdig zijn afscheid aankondigde. Voor de laatste Grand Prix van het seizoen in het Japanse Suzuka komt Jordan bij een oude bekende terecht, Eddie Irvine. Een piloot die hij al eens onder zijn hoede had in de Formule 3000. Op zijn eerste persconferentie laat Irvine, die een vedettenstatus genoot in de Japanse Formule Nippon, zich bij wijze van grap ontvallen dat hij meer verdient dan alle Formule 1-rijders samen. Vrijwel onmiddellijk staat het kleine F1-wereldje op zijn kop. “Waar haalt zo’n broekventje het lef vandaan”, klinkt het vrijwel eensluidend uit de mond van alle ervaren coureurs.

Maar de Noord-Ier toont zich bij zijn debuut niet alleen naast het circuit. In de kwalificaties laat hij ploeggenoot Rubens Barrichello ver achter zich en ook in de wedstrijd valt hij op. In positieve én in negatieve zin. Op nagenoeg één ronde van de ongenaakbare Ayrton Senna vecht hij met Damon Hill en Derek Warwick voor de zesde plaats. Miljoenen tv-kijkers zijn ooggetuige van een wervelend verweer. Speels roept hij iedere rechtstreekse rivaal tot de orde en bekroont zijn eerste wedstrijd met zijn eerste WK-punt. Op de valreep kan hij het zich zelfs veroorloven om een handjeswuivende Senna voorbij te snellen. Een zet die de Braziliaan hem niet in dank afneemt. Vooral omdat Crazy Eddie zich van geen kwaad bewust is.

Na de race roept hij dat hij niemand in gevaar heeft gebracht met zijn manoeuvre. “Senna moet maar wat sneller toeren met beide handen aan het stuur.” Bij het horen van deze verklaring stormt Senna naar de camper van het Jordan-team. Als een briesende stier sleurt hij Irvine van de massagetafel en vliegt hem in de haren. Enkele toegesnelde mecaniciens hebben hun handen vol om de twee kemphanen uit elkaar te halen. De toon is meteen gezet. Voortaan heet hij een nonchalante vrijbuiter zonder greintje professionaliteit te zijn.

Het volgende seizoen begint Irvine zoals hij het vorige afsloot : met een knaller. Na een moeizame onderhandelingsronde versiert hij toch een contract bij Jordan. Vele piloten kijken met argusogen toe. Zij vrezen de onstuimige Noord-Ier. En hun vrees wordt bevestigd in de openingswedstrijd in Brazilië. In ronde drieëndertig rijdt de Jordan-piloot al te driest in op Martin Brundle en Jos Verstappen. Wat volgt is een verschrikkelijke crash en een schorsing voor drie wedstrijden. Maar Eddie Jordan blijft in zijn spruit geloven. Vertrouwen dat Irvine niet beschaamt. Geleidelijk aan komt zijn talent bovendrijven. In twee seizoenen bij Jordan verzamelt hij zestien punten en staat hij één keer op het podium.

In 1996 trekt Ferrari-teammanager Jean Todt hem als tweede piloot aan, achter tweevoudig wereldkampioen Michael Schumacher. Ferrari zit op dat moment in volle hervorming. De kleine generaal wil van de Scuderia weer een topteam maken. Hij drumt Irvine in de rol van gedisciplineerde en plichtsgetrouwe nummer twee. Verbazingwekkend voor iemand die door het leven gaat als een impulsieve man van de wereld. En Irvine vervult de functie van bodyguard van de grote Schumacher met verve. Hij cijfert zich weg, blijft als een hondje achter Schumi aanrijden en enkel wanneer de grootmeester pech kent, mag hij zijn eigen kans gaan. In alle opzichten moet playboy Irvine onderdoen voor de berekende Duitse familieman. Enkel bij de Italiaanse tifosi heeft hij een streepje voor. Onsterfelijk populariteit. In de beminnelijke fantast vol grillen en streken vinden zij een man naar hun hart.

Waar de twee qua persoonlijkheid mijlenver uit elkaar liggen, vullen Schumacher en Irvine elkaar op het circuit perfect aan. Ze hebben dezelfde rijstijl, waardoor het afstellen van de wagen minder werk vereist. “Ik zou geen andere teamgenoot willen hebben als Eddie”, laat Schumacher zich meerdere keren ontvallen. En ook de Irvine steekt meerdere malen de loftrompet over zijn Duitse ploeggenoot. “Ik zag het meteen bij de eerste gemeenschappelijke testritten. Michael was gewoon sneller. Ik leg me neer bij zijn suprematie.” Samen tillen de twee Ferrari naar een hoger niveau. Overwinningen volgen snel.

Na zijn eerste overwinning in 1999 in Australië begint Irvine stiekem te dromen van een wereldtitel. “Ik wens hem niets slechts toe, maar als ik van het uitvallen van Michael kan profiteren, zal ik niet in huilen uitbarsten”, laat hij optekenen. Profetische woorden. In Silverstone zet Michael Schumacher de deur wagenwijd open. Schumi verliest de controle over zijn wagen en knalt keihard in de muur. Gebroken been en weg titelkansen.

Plots wordt Eddie Irvine gebombardeerd tot de numero uno. En hij laat die kans niet liggen. De Noord-Ier wint drie Grote Prijzen en doet de tifosi tot de laatste wedstrijd in Japan dromen van een wereldtitel, waar ze al twintig jaar op zitten te wachten. Uiteindelijk komt hij twee schamele puntjes tekort om Mika Hakkinen van zijn tweede wereldkroon te houden. Maar de tifosi houden ook van Crazy Eddie zonder wereldtitel. Zij zullen nooit vergeten dat hij Ferrari naar de eerste wereldtitel bij de constructeurs sinds 1979 leidde.

Ironisch genoeg heeft hij dan al voor een ander team getekend. Hij wil in de voetsporen treden van Schumacher. De Duitser maakte van de Scuderia een topteam en Irvine ambieert hetzelfde bij Jaguar. “Ik ben de tweede beste rijder in de wereld na Schumacher”, laat hij zich ontvallen. Een status die hij nooit kan waarmaken. Bij Jaguar gaat het van kwaad naar erger. Uiteindelijk gooit hij zelf de handdoek. De titeldromen bij de legendarische Britse renstal draaien uit op een illusie. Slechts één keer staat hij nog op het podium. Vorig jaar in Monza, de thuisbasis van Ferrari. Irvine geniet met volle teugen. In en op het circuit kleurt alles rood. Met Schumacher, Barrichello en de Noord-Ier staan er immers drie ‘Ferrari’-piloten op het podium. Zijn laatste moment van glorie, het afscheid wenkt.

Nog even is er in het tussenseizoen sprake van een terugkeer Jordan. Maar de renstal heeft niet de nodige middelen om de dure vogel aan te trekken. “Het is een trieste dag”, begint Irvine zijn persconferentie. “Ik rij niet langer in de F1. Er valt veel druk van mijn schouders. Ik ben eindelijk vrij om te doen wat ik wil.”

Toch laat hij de deur op een kier voor een eventuele terugkeer. “Mijn afscheid is voorlopig. Ik sluit niets uit. En als ik toch definitief zou verdwijnen, zal ik de F1 niet missen. Zal ik nergens spijt van hebben. Wat dat betreft zit ik op dezelfde golflengte als Edith Piaf. Ik voel me helemaal zoals zij in haar chanson Non, je ne regrette rien.”

De Formule 1 en haar fans zullen wél spijt hebben van zijn vertrek. Zonder Irvine is de F1 een beetje minder glitter en een beetje minder glamour.

door Kristof Terreur

‘Ik ben eindelijk vrij om te doen wat ik wil.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content