Gedaan met improviseren bij Anderlecht. Besnik Hasi is een man van goede afspraken. Een kuitenbijter als speler, een ambitieuze koppigaard als trainer. ‘Zonder regels kan ik niet leven.’

Besnik Hasi had ‘duidelijkheid’ een week lang uitgeroepen tot het scharnierbegrip uit zijn communicatie. Als nieuwe hoofdcoach van Anderlecht daalde hij daarbij zelfs af tot ‘de basisprincipes bij balverlies en balbezit’, wat nogal vreemd klonk uit de mond van een professor aan de voetbaluniversiteit die Anderlecht hoort te zijn. Olivier Deschacht deed er zondagavond na de 4-0 tegen KV Oostende nog een schep bovenop: volgens hem had Hasi hen het abc van het voetbal weer moeten aanleren. Terug naar het eerste leerjaar dus. Complimenteus was het allemaal niet voor Deschacht zelf en zijn ploegmaats, en zeker niet voor John van den Brom. Afgelopen was het met het improvisatievoetbal waarmee de titelverdediger onder de Nederlandse meester op de dool was geraakt.

“Ik ben geen nieuwe coach, de spelers kennen me al”, sprak Hasi in de aanloop naar zijn debuut tegen Oostende. Dat hij niet de gemakkelijkste is, weet iedereen op Anderlecht. Beminnelijk, maar een keikop. “Ik ben iemand van regels. Zelf kan ik niet leven zonder. Maar regels moeten gerespecteerd worden. Misschien dat ze het voorbije jaar en acht maanden niet meer gebruikt zijn, maar dat gaan we nu wel weer doen. Het is niet zo dat er bij John geen discipline was, maar John was tegen boetes. Voor mij zijn boetes een manier om een grote groep, en zeker zo’n jonge groep, verantwoordelijkheid te laten opnemen.”

Duidelijkheid, zowel op als naast het veld dus. Hasi laat de dingen niet op zijn beloop. Tegen Oostende stond er weer een coach langs de lijn. Geen handen in de zakken, nog altijd geen druktemaker, maar wel vastberaden aanwijzingen gevend. De blik voortdurend ook op de zones zonder bal, controlerend of de restverdediging op punt stond wanneer zijn ploeg in de aanval was. Dat laatste deed Anderlecht overigens uiterst behoedzaam tegen Oostende. Pas na de 2-0 ging het bevrijder voetballen. Op training had Hasi al vastgesteld dat iedereen plots heel hard met zijn defensieve taken bezig was. “Dat was nu ook weer niet de bedoeling, we moeten ook blijven doen waar we góéd in zijn”, zei hij vrijdag tijdens zijn eerste wedstrijdvoorbeschouwing.

Zondagavond klonk het zo: “We hebben altijd veel gescoord. Dat was het probleem niet. Wel dat we vaak uit de organisatie liepen, bijvoorbeeld wanneer de beide backs tegelijk weg waren. Dat wil ik niet meer zien. Door de positie die ik zelf als speler bekleedde vroeger, kijk ik altijd eerst naar de organisatie. Die was redelijk goed vandaag, maar ze moet nog beter worden. Vergeet niet dat Oostende enkele belangrijke spelers miste.”

Dat laatste was Hasi ten voeten uit. Bij hem geen moeilijke woorden als ‘referentiematch’, daarvoor zaten de problemen te diep geworteld. Eén resultaat maakt de lente niet en bovendien zaten de omstandigheden heel hard mee bij zijn debuut. Geen journalist die moest afdingen op de 4-0, dat deed Hasi zelf wel. De kustjongens hadden niets meer te verliezen, konden vrijuit voetballen en misten bovendien enkele van hun beste spelers, merkte hij op. Vandaar ook zijn keuze voor een 4-4-2, met MitrovicPollet als spitsenduo. “We speelden thuis en moesten een signaal geven dat we absoluut wilden winnen.”

Over het vervolg zegde het allemaal niets. Nog tien wedstrijden te gaan. Afgelopen vrijdag: “Het recente verleden laat niet toe om van alles te gaan roepen nu. Dat zou ongeloofwaardig zijn. Ik wil stap voor stap gaan.” Zondagavond: “De titel? Dat hoor je mij niet zeggen.”

Vlekkeloze reputatie

De promotie van Hasi tot hoofdcoach van Anderlecht lag helemaal in de lijn der verwachtingen. Zeker sinds KV Mechelen zich voor hem meldde rond de jaarwisseling. Malinois zag in de paars-witte assistent de geknipte opvolger voor de ontslagen Harm van Veldhoven. Anderlecht maakte zich breed en ging onmiddellijk tot de actie over. In een gesprek met voorzitter Roger Vanden Stock en manager Herman Van Holsbeeck kreeg Hasi een toekomstplan voorgesteld dat helemaal beantwoordde aan zijn ambities. “Maar niet voor nu,” haastte hij zich vorige week te zeggen, “want de coach had nog een contract van anderhalf jaar. Er is toen afgesproken dat het moment zou komen dat ik mijn kans kreeg.”

Het moment kwam sneller dan verwacht. Na de titel van vorig seizoen had Hasi al een nieuw, sterk verbeterd driejarig contract aangeboden gekregen in Brussel. Als beloning voor de stappen die hij had gezet en op aandringen van Van den Brom. Jarenlang geduldig investeren in zijn trainersloopbaan begon zich uit te betalen. Ook letterlijk. Zijn eerste twee contracten in Brussel onderhandelde hij nog zelf, nu nam hij de in Balkankringen onvermijdelijke Dejan Veljkovic in de arm. Het leven lachte hem toe, niet in het minst ook door de nakende geboorte van zijn derde kind – zijn eerste zoon. Hasi ging zijn elfde seizoen in bij Anderlecht, zijn zesde als assistent-trainer.

Toen Ariël Jacobs het jaar voordien wegging, was er al een onderstroom voelbaar in de club die vond dat Hasi hem moest opvolgen. Het respect binnenskamers voor de Albanese Kosovaar was en is groot. Zijn eigen verklaring hiervoor is simpel: wie een rechte lijn aanhoudt, gaat het langst mee. Voor Roger Vanden Stock was hij na tien jaar een Anderlechtois geworden. Trouwe clubman, graag gezien, vlekkeloze reputatie. Een toekomstige hoofdcoach en dus te koesteren, want zijn faam reikte verder dan de oefenvelden op Neerpede. Andere clubs zagen toen al in hem hun aanstaande T1 en hengelden naar zijn diensten. Anderlecht reageerde met een eerste contractverbetering in het pas begonnen seizoen 2011/12.

Vestimentaire etiquette

Niets te vroeg, want in de herfst van 2011 kreeg Hasi de concrete vraag om bondscoach van Albanië te worden. Hoe verleidelijk ook het aanbod, na veel wikken en wegen legde hij het naast zich neer. Zijn vrouw zag het niet zitten dat hij vier jaar lang zou gaan pendelen tussen Tirana en Brussel, waar zijn kinderen zijn geboren en getogen en schoollopen. Met het hele gezin naar Albanië verhuizen was voor hemzelf geen optie. De Albanese bondsvoorzitter wilde hem al in november aanstellen zodat hij zich zes maanden kon inwerken terwijl hij tegelijk zijn aflopende contract bij Anderlecht uitdiende. ‘Aflopend’ voor de buitenwereld, maar achter de schermen dus al verlengd.

Anderlecht hield hem aan de nieuwe overeenkomst en Hasi bleef waar hij was. Diep vanbinnen nog altijd niet goed wetend of hij er klaar voor was om niet meer elke dag op het veld te staan. Maar het aanbod deed iets met hem. De overtuiging groeide dat het tijd was om op eigen benen te staan en in zijn hoofd hakte hij de knoop door: hoofdtrainer worden was vanaf nu de uitgesproken ambitie, maar alles op zijn tijd. Toen Anderlecht een opvolger zocht voor Jacobs, maakte hij duidelijke afspraken met de directie. Het moest en zou iemand zijn met wie hij kon samenwerken. Anders kwam hij niet.

Met Van den Brom klikte het. Méér, of in ieder geval ánders dan met Jacobs. Die was in zijn ogen toch vooral de oudere, wijze man bij wie hij in de leer ging en die hij dan ook heel vanzelfsprekend om advies vroeg toen Albanië aanklopte. Hij zou zijn voormalige coach bij Lokeren altijd met ’trainer’ blijven aanspreken. Van den Brom niet, Van den Brom was ‘John’. Net geen leeftijdgenoot. Iemand die hem veel vrijheid gaf en hem ook belangrijk maakte. De Nederlander verbood zijn assistent nog langer de wedstrijdopwarming te geven en liet hem een kostuum dragen. Hasi schikte zich ernaar. Liever was hij in zijn trainingspak gebleven, maar Van den Brom stond op vestimentaire etiquette. Het straalde, zo legde hij uit, eensgezindheid uit.

Gekrenkte trots

De perceptie die zo ontstond, kwam de ambitieuze assistent ook niet slecht uit. Wie niet beter wist, zag in hem de hoofdcoach zoals hij daar veel meer dan zijn baas stond te coachen aan de zijlijn. Zelf zegde hij er weinig aandacht aan te schenken, want opnieuw was de verklaring simpel: hij droeg de verantwoordelijkheid over de stilstaande fases en daar staat een wedstrijd nu eenmaal bol van. Dan sta je vanzelf vaak richtlijnen te geven. Van den Brom was de baas, daarover wilde hij geen misverstand laten bestaan. Maar even graag wees hij er toch fijntjes op dat iedereen wist dat hij niet zomaar een simpele assistent was.

En of. Zijn temperament heeft hij sinds hij twintig jaar geleden in Genk aankwam beter leren beheersen, maar soms speelt het nog op. Na de Gouden Schoen van 2013 was hij zo boos omdat hij het gala met de tweede garnituur op een scherm in een bijzaaltje had moeten volgen, dat hij er dagenlang nukkig van rondliep. Zo nukkig dat hij tot de orde moest worden geroepen. “Iedereen moet zijn plaats kennen”, zei hij daarover in een interview met Sport/Voetbalmagazine vorige zomer. “Als dat niet gebeurt, heb je een probleem met mij. Ik zal nooit over iemands hoofd klimmen. Als jij dat wel doet, over het hoofd van de assistent en ex-voetballer, dan zeg ik je dat recht in je gezicht en heb je afgedaan bij mij. Ik beoordeel mensen altijd eerst op hun kwaliteiten. Van iemand die zijn werk zeer goed doet, kan ik al eens iets van zijn karakter door de vingers zien. Maar iemand zonder kwaliteiten die ook nog eens zoiets doet, die heeft afgedaan.”

Zijn Balkanroots hebben hem begiftigd met een flinke portie trots. Als de dood was hij dat de mensen zouden gaan denken dat hij zich uit gemakzucht voor eeuwig en altijd had genesteld in de rol van assistent op Anderlecht. Als de Pierre Denier van Anderlecht, de nieuwe Jean Dockx. Het past niet bij zijn aard, hij wil méér. Vorige week is Besnik Hasi uit de schaduw getreden. Niet van plan nog iemand over zijn hoofd te laten klimmen. De volgende tien wedstrijden worden richtinggevend voor zijn carrière.

DOOR JAN HAUSPIE

“Door de positie die ik zelf als speler bekleedde vroeger, kijk ik altijd eerst naar de organisatie.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content