Vier bekerfinales speelde hij met SK Beveren, maar nu de club waarmee hij glorie vergaarde opnieuw naar Brussel mag, laat Heinz Schönberger het aan zich voorbijgaan. ‘Ik voel te weinig betrokkenheid.’

“Zó blijft hij dus fit.” Zijn vrouw lacht als Heinz Schönberger er mordicus op staat ons met de fiets terug naar de hoofdweg te gidsen. Door wegwerkzaamheden geldt er eenrichtingsverkeer in de wijk waar hij woont en geen plan dat je er weer uit helpt. De onvolprezen strateeg van het grote Beveren pakte landstitels in 1979 en ’84, won bekerfinales in 1978 en ’83 en verloor er nog twee ook : in 1980 en ’85. En nu geeft hij van jetje op zijn (dames)fiets, alles gevend om de wagen in zijn wiel voor te blijven. Schoonheid op twee trappers.

Vijfenvijftig wordt hij. Tien jaar helemaal weggeweest uit het voetbal, maar nooit stilgezeten. Met tennissen, op interclubniveau, onderhield hij de conditie en het resultaat laat zich aanzien : trui en broek van toen moeten het jongensachtige lichaam nog als gegoten zitten. Wat een verschil met sommige ex-ploegmaats, van wie hij zich afvraagt of ze zelf nog wel hun veters kunnen binden. “Ik heb er enkel een paar rimpels bij gekregen”, glimlacht hij.

Het is maandagavond en Heinz Schönberger zit thuis. Normaal zou hij nu op het oefenveld staan, zoals ook op woensdag en vrijdag, maar de laatste trainingsweek van het seizoen zit er voor hem al op. Sinds een jaar of vijf, zes – van Jean-Marc Guillou en zijn Ivorianen was nog geen sprake – is hij als jeugdtrainer teruggekeerd bij Beveren. Aanvankelijk als trainer van de elfjarigen, met wie hij elk jaar naar de volgende leeftijdscategorie zou opschuiven, nadien als vaste techniektrainer van eerst de elfjarigen en daarna de hele Beverense jeugd. Op dit moment wordt bekeken of hij er volgend seizoen op dinsdag ook de talenten van de Uefa’s en reserven bij zal nemen. “Maar vier avonden in de week, ik vind dat toch niet weinig.”

Van tactiek of ploegopstellingen trekt hij zich niks aan. Buiten de trainingen gaat Schönberger op zaterdagvoor- en -namiddag wedstrijden bekijken, zodat hij op een paar weken tijd alle spelers minstens één keer aan het werk heeft gezien. “Zo weet ik wat ieder tekort- komt en waar we op kunnen werken. In kleine groepjes is dat ook makkelijker. Ik vond het dus een goed voorstel van de club. Ik denk dat mijn job als techniektrainer nuttiger is dan wanneer ik een ploeg zou trainen. In plaats van met vijftien, zestien jongens van de club werk ik nu met wel zeventig of tachtig spelers.”

De vraag was : wat doet een geniale voetballer als Heinz Schönberger nog als opleider bij SK Beveren, club waar eigen spelers de toegang tot de A-ploeg hoe dan ook wordt ontzegd sinds de uitverkoop aan Jean-Marc Guillou ? De Fransman, trapt de Duitser een open deur in, was Beverens enige redding. “Beveren was kapot, dat weten we allemaal. Twee jaar geleden had het eigenlijk al moeten zakken.”

Voor de jongste spelers maakt de huidige situatie nog niets uit, weet Schönberger. “Maar voor de jongens van zeventien, achttien ligt het moeilijker. Zij weten : de eerstvolgende twee, drie jaar maken we geen kans. Dus als er een andere club voor hen komt, uit tweede of derde klasse, ben je die jongens kwijt. Dáár ben ik bang voor, want over twee jaar is het hier misschien afgelopen met Guillou. Met jeugdspelers alleen red je het dan niet.”

Hij pleit voor geduld. Want, vraagt hij zich af, als het vijfjarige contract van Guillou met Beveren afloopt over twee jaar, wat dan ? “Iemand van nu zeventien zou kunnen zeggen : ‘Ik blijf.’ Ondertussen kan hij op het technische vlak veel leren van die zwarten. Wij hebben hier een keeper van zestien. Hij had een voorstel van Bolton, was er een week op stage en kon voor drie jaar tekenen. Uiteindelijk verkoos hij om in Beveren te blijven. Omdat wij de club gezegd hebben : ‘Geef die jongen een contract !’ Hier lopen jongens rond van zestien, zeventien, achttien jaar, waarmee je iets kan doen. Die je aan je zou moeten binden door ze een minimumcontract te geven. Om hen te laten zien : jongens, jullie horen erbij, wij rekenen op jullie in de toekomst.”

Of de club dat inziet ? “Ik denk het wel. Alleen heeft Guillou het voor het zeggen. En je weet hoe zo’n Fransman is : je m’en fou. Ik zie hem alleszins nooit als we vergaderen met het jeugdbestuur. Herman Helleputte en Eddy De Bolle wel, één keer per maand meestal. Helleputte heeft voor drie jaar bijgetekend, dacht ik, die beseft de ernst van de situatie dus wel. De club zou kunnen zeggen : ‘Luister Guillou, wij moeten verder denken, want over een paar jaar ben jij hier ook niet meer.’ Als ze hun verstand gebruiken, beslissen zíj daarover. Zoals met die keeper : zó moet het.”

En dus is het antwoord op de vraag of de opleider Schönberger nog genoeg voldoening haalt uit zijn werk : “Tot nu toe wel. Maar als de club over twee jaar nog geen werk heeft gemaakt van het vastleggen van de talenten, dan stop ik ermee. Vaak heb ik de indruk dat ik aan opleiding doe voor Haasdonk, Nieuwkerken en andere ploegen uit de streek. Er gaat nu weer een achttienjarige jongen met kwaliteiten naar Bornem. Die weet ook : ik word negentien, over twee, drie jaar ben ik tweeëntwintig. Als je dan nog niet in een eerste elftal hebt gestaan, is het al vrij laat.”

En kom hem niet zeggen dat Beveren arm is aan talent. “Wij moeten niet onderdoen voor andere ploegen. Beveren hééft talent. Wat is hier de laatste jaren allemaal niet weggegaan, jongens als Davy Theunis : geen wereldvoetballers, maar toch. Zaterdag zag ik de min- zeventien aan het werk. Ze wonnen met 5-0, maar dat interesseert me niet, wel de manier waarop ze gevoetbald hebben. En dat was hoopgevend. Daar zitten twee, drie jongens bij die het kunnen maken.”

Bovendien, denkt hij, valt de Ivoriaanse bron van Guillou ook droog op een dag. “Ik hoor dat er interesse is voor de linksback, Boka : een Franse club, 1,6 miljoen euro. Maar de spelers die er het laatst zijn bijgekomen, hebben blijkbaar al minder kwaliteiten. Da’s normaal, ook in Ivoorkust vallen de goede voetballers niet uit de bomen. De betere spelers heeft hij waarschijnlijk al naar hier gehaald. Ooit komt daar een einde aan. Dan zullen we het met eigen spelers moeten doen.”

Gezegd wordt : ‘Het Ivoriaanse spektakel heeft de oud-spelers van SK Beveren weer verzoend met de Freethiel.’ “Klopt niet”, antwoordt Schönberger direct. “We hadden gewoon tien jaar lang geen uitnodiging gekregen. Ik had als jeugdtrainer wel een abonnement, maar ineens moest ik daar een veiligheidspasje bij hebben. Ik heb vlakaf gezegd : ‘Als ík een veiligheidspasje moet hebben, ik, die zolang in Beveren heb gespeeld, er de jeugd train, dan kom ik niet meer.’ Enkele weken later kreeg ik telefoon dat het opgelost was. Sindsdien worden we ook weer uitgenodigd. Dat er beter voetbal gespeeld wordt dan vijf jaar geleden, heeft er niks mee te maken.”

Maar zo ís het natuurlijk wel. Hij wil het benadrukt zien, sinds het in een paar recente interviews werd weggemoffeld en een zweem van racisme over zijn woorden ging hangen. “Ik moet rechtuit zeggen : die Ivorianen spelen fantastisch voetbal. Schitterend, maar niet te vergelijken met onze periode. Wij speelden misschien niet zo schoon, maar we waren efficiënter en doelgerichter. In het begin waren hun resultaten en spel niet goed, maar dat is normaal : achttien jaar, ander land, andere weersomstandigheden. Nu is het schitterend, ( glimlacht) tot aan de backlijn. En verdedigen kunnen ze ook niet goed.”

Hij begrijpt de supporters niet altijd. “Die Ivorianen zijn heel lenig, kunnen ongelooflijk veel met een bal. Als er dan eens een van onze jongens mag invallen, hoor je ze al zeggen : hij kan het niet. Dat stoort mij. In het begin was het : die zwarten kunnen niks, nu zijn het de blanken.”

Zelf speelde hij vier bekerfinales. De laatste was tegelijk zijn laatste wedstrijd voor Beveren. Wanneer het zondag 23 mei opnieuw in de finale staat, nu tegen Club Brugge, zal Heinz Schönberger niet in het Koning Boudewijnstadion zitten. “Nee. ( Flauw lachje.) Misschien dat ik me daarvoor iets te weinig betrokken voel bij deze ploeg. Ik zeg niet dat het mij niks doet, maar waarschijnlijk zal er maar één blanke meedoen en dat is dan nog een Let. Ik hoor dat er honderd vijftig supportersbussen naar de Heizel gaan. Dat is enorm, ik verschiet daarvan. Maar het is goed voor de club, want er komen nog moeilijke tijden, denk ik.”

door Jan Hauspie

‘In het begin was het : die zwarten kunnen niks, nu zijn het de blanken. Dat stoort mij.’

‘Er komen nog moeilijke tijden, denk ik.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content