‘BIJ ANDERLECHT WERD IK NOOIT ONDER DRUK GEZET’

© BELGAIMAGE - LUC CLAESSEN

Met zijn gekende flair interviewt Gille Van Binst op regelmatige basis een bekende figuur uit de Belgische voetbalwereld. Deze keer: de straffe verhalen van Aimé Anthuenis.

In een korte tijd liep ik hem tweemaal tegen het lijf. Bij de uitreiking van de Trofee Raymond Goethals in Aalst zat ik aan zijn tafel samen met Swat Van der Elst en Hugo Broos. We luisterden met meer dan gewone belangstelling naar zijn soms straffe verhalen. Een maand later was het in minder aangename omstandigheden dat ik hem ontmoette. Ik zat naast een aangedane Aimé Anthuenis in de kerk van Mazenzele waar we afscheid kwamen nemen van Swatje Van der Elst.

Bij onze eerste ontmoeting speelde ik al met de gedachte om hem te vragen voor een interview in Sport/Voetbalmagazine. Aimé is een geboren verteller. Ik besloot de daad bij het woord te voegen en belde hem op. Voor Anthuenis is een goed gesprek nooit een probleem, dat bleek ook later.

Toen ik hem voorstelde om af te spreken in een excellent Italiaans restaurant in Zaventem, ging hij direct akkoord. Onze timing was in elk geval uitstekend. Bijna tegelijkertijd stonden we aan de deur van Da Lino, the place to be. Een muur vol met foto’s van zogezegd bekende Vlamingen bevestigde dat. Tot mijn grote verbazing hing Aimé zijn kop daar ook tussen. Hoe hij daar terecht was gekomen was ook voor onze ex-bondscoach een raadsel, maar ja, als trainer van de Rode Duivels moest je overal komen.

Je bent begonnen als speler in de jeugd van Racing Lokeren en niet bij Standaard Lokeren, was daar een reden voor?

AIME ANTHUENIS: ‘Niet speciaal, maar Racing, dat waren de liberalen en Standaard de katholieken. Racing Lokeren bengelde tussen eerste provinciale en derde klasse, het was een liftploeg. Ik heb met Racing misschien wel zes keer kampioen gespeeld, maar ben ook zeker vijf keer gedegradeerd. Dat was onwaarschijnlijk. Beide ploegen hadden in elk geval iets gemeen: ze hadden geen geld! De fusie is een goede zaak geweest voor het voetbal in Lokeren, dat is zeker. In 1970 is de grote opmars van RSC Lokeren begonnen: twee keer op rij kampioen, met als apotheose de promotie naar eerste klasse in 1974. Daar was ik niet meer bij. Ik sukkelde met mijn knie, er waren twee meniscussen kapot. Het hoogste dat ik gepeeld heb met Lokeren was tweede klasse. Ik was een centrale verdediger. Ik heb Jef Jurion (ex-speler van Anderlecht, AA Gent en Lokeren, nvdr)nog als trainer gehad in derde klasse.’

Wat voor een trainer was Jef Jurion?

ANTHUENIS: ‘Daar hebben sommige spelers zich lelijk aan mispakt. Jef kwam van Anderlecht, een technische ploeg, dus iedereen verwachtte dat er veel op techniek getraind zou worden. Vergeet het maar. Ik was kapitein van de ploeg en moest elke dinsdag in zijn vestiaire komen om het programma van de komende week door te nemen. Het eerste waar ik naar keek, waren de schoenen die hij aanhad. Waren het spikes, dan hadden we het aan onze rekker, dan stond er een pittige looptraining op het menu. En hij had dikwijls spikes aan, geloof mij! Het verschil met andere trainers was dat hij alles meedeed. Dat kweekte respect bij de spelers.

‘In Lokeren heeft men veel geleerd van Jef Jurion! Ook op het gebied van aankoop en verkoop van spelers was hij goed, hij sloeg zelden de bal mis.’

In 1980 werd je succesvol jeugdtrainer bij Lokeren en in januari 1985 nam je de plaats over als trainer van het eerste elftal van de ontslagen Dimitri Davidovic.

ANTHUENIS: ‘Ik was vooral dankbaar dat ik die kans kreeg. Ik woonde op 200 meter van het veld van Lokeren, en ben in Lokeren geboren. Ik was fier dat ik trainer werd in eerste klasse van SC Lokeren. De mannen die het voor het zeggen hadden in de club waren Gaston Keppens en Etienne Rogiers.

‘Die laatste was een selfmade man, hij had een grote zaak en hield zich bij SC Lokeren vooral bezig met de financiën! Rogiers was een speciale, maar men moest weten hoe hem aan te pakken. Ik ontmoette hem eens aan de toog van zijn stamcafé en sprak hem aan: ‘We hebben een heel goeie speler in het vizier, maar we gaan ernaast pakken want Club Brugge zit er ook achter.’ Hij keek mij verwonderd aan en vroeg: ‘Wie is die speler?’ Ik zei: ‘René Verheyen, hij speelt bij Turnhout.’ ‘We zullen zien’, reageerde hij. De volgende dag was de zaak rond. Toen ik hem tegenkwam zei hij al lachend: ‘Zie je nu waar Verheyen gaat spelen?’ Ik schrok toch even!’

En dat was geen unicum.

ANTHUENIS: ‘Neen, Lokeren had zijn zinnen gezet op Swat Van der Elst, die bij West Ham in Engeland speelde en terug naar België wilde. De club had een bod uitgebracht van 500.000 euro, de zaak was zo goed als beklonken. Rogiers zat in taverne The Fox, aan het station van Lokeren. Tussen pot en pint vertelde de barman hem dat hij had gelezen dat Raymond Goethals, trainer van Standard, absoluut Van der Elst wilde en van hem een rechtsachter ging maken. Rogiers sprong van zijn barkruk, liep naar het toilet, daar hing een telefoon – de gsm bestond nog niet – en kwam twintig minuten later terug. De volgende dag is hij naar Londen gevlogen, heeft daar nog 125.000 euro extra op de tafel gegooid en de zaak was rond. Spijtig genoeg brak Swat in een van de eerste matchen van het nieuwe seizoen zijn kuitbeen.’

EERSTE ONTSLAG

Je debuut bij Lokeren als trainer was vrij stroef!

ANTHUENIS: ‘In januari 1985 nam ik over van Davidovic. We eindigden tiende, wat niet slecht was, gezien het materiaal waarover ik beschikte. Het tweede seizoen was een ramp. We werden veertiende en moesten tot op het einde vechten tegen de degradatie. Daar moest ik het bestuur van SC Lokeren dankbaar zijn, want ze behielden het vertrouwen in mij. Er zijn al trainers voor minder buitengevlogen en dan had mijn carrière er misschien heel anders uitgezien. Ervaren spelers zoals Raymond Mommens en Maurice De Schrijver verlieten in 1986 de club. In het seizoen 1986/87 kregen jonge voetballers, zoals de gebroeders Versavel (Bruno en Patrick, nvdr) en MBuyu (Dimitri en Didier, nvdr) en Stephen Keshi, hun kans. Het werd een topjaar. We werden vierde en speelden Europees.’

Je had een jonge, talentvolle ploeg en je speelde Europees. Wat ging je dan in godsnaam in Charleroi zoeken?

ANTHUENIS: ‘Mijn contract bij Lokeren was nog steeds niet verlengd en Raymond Mommens had mij aanbevolen bij Charleroi, die speelde daar. Ik kreeg een telefoontje van Jean-Pol Spaute, de voorzitter. Hij vroeg mij of ik eventueel trainer van de Zebra’s wilde worden. Luisteren kan geen kwaad, dacht ik, en ik maakte een afspraak in Gent. Spaute was niet alleen, hij had Gaston Colson bij zich, zijn manager. Die viel direct met de deur in huis: ‘Wat wil je verdienen?’ Ik antwoordde: ‘Geen idee.’ Colson keek mij glimlachend aan en noemde een som. Ik moest niet lang nadenken: in tien minuten tijd was de zaak in kannen en kruiken!

‘Mijn vrouw schrok zich een bult toen ze hoorde dat ik naar Charleroi zou gaan. De trainingen moesten wel in ’t Frans gebeuren, dat was de enige eis die ze mij stelden. Het werd een rustig seizoen, we eindigden als achtste, met als uitschieter de 1-0-winst op Mambourg tegen Anderlecht. Ik heb zelden zo een feest gezien. Philippe Albert was de opkomende ster, wat een beer was dat! Ik herinner mij dat een journalist van La Nouvelle Gazette hem eens 3 op 10 als quotering had gegeven. Die man is nog aan het lopen. (lacht) Albert maakte zeven doelpunten als verdediger in eerste klasse. Hij was amper zeventien jaar.

‘Voor belangrijke wedstrijden zat Mambourg altijd stampvol, 15.000 toeschouwers. Zo een ambiance had ik nog nooit meegemaakt.’

Het was plezant en toch ben je niet gebleven.

ANTHUENIS: ‘Ik had gehoord dat ze plannen aan het maken waren voor het bouwen van een nieuwe tribune. Ze hadden geld nodig en ik was nogal een dure vogel. Lokeren wou mij absoluut terug, ze wilden opnieuw naar de subtop.’

In die tweede periode bij Lokeren heb je serieus afgezien.

ANTHUENIS: ‘Ja, daar heb ik klappen gekregen. Toen ik terugkwam waren er enkele sterkhouders vertrokken en hadden we ons miskocht, er was duidelijk een tekort aan kwaliteit. In vijf seizoenen eindigden we slechts eenmaal in de top tien: negende. We beleefden enkele kleurloze jaren. Het siert het bestuur van Lokeren dat ze voor de tweede keer in mij zijn blijven geloven, maar voor beide partijen was het misschien beter geweest dat ze mij eerder aan de deur hadden gezet. Ik had geen grip meer op de ploeg. Ik was er letterlijk en figuurlijk ziek van. Eind januari 1993 was het zover, ik werd voor de eerste keer in mijn loopbaan ontslagen. Ik moet je niet vertellen dat het pijn deed! Etienne D’Hondt nam mijn plaats in. Hij sloot het seizoen af als voorlaatste en degradeerde naar tweede klasse.’

PAPA AIMÉ

Lang werkloos was je niet, je trainde met wisselend succes Germinal Ekeren en Waregem, maar het echte keerpunt in je carrière kwam er in Genk.

ANTHUENIS: ‘Genk is bij mij terechtgekomen omdat ik in tweede klasse al tegen hen had gespeeld en op de hoogte was van hun sterke en zwakke punten. Ze wilden een trainer die geen stempel droeg van Winterslag of Waterschei. De eerste keer dat ik daar kwam was er een vergadering van wel veertig man om de coach te kiezen. De toenmalige voorzitter Remi Fagard nam het woord en zei: ‘Anthuenis is mijn kandidaat!’ Waarom, dat wist ik niet. Dat heeft denkelijk de doorslag gegeven want ik werd de nieuwe trainer van RC Genk. Ik beschikte over 26 profspelers, een perfecte accommodatie en we trainden dagelijks, de droom van elke coach.

‘Mijn eerste jaar had ik een beetje geluk. We zijn tweede geworden in de eindronde van tweede klasse achter Lokeren, maar door de fusie van Standard en Seraing zijn we toch gepromoveerd naar eerste klasse. We werden vicekampioen, bekerwinnaar en kampioen, dat had niemand verwacht! Mijn moeilijkste job in die periode was het bijeenhouden van de ploeg, want er waren kapers op de kust, vooral voor Souleymane Oulare en Branko Strupar.’

De spelers noemden je ‘papa’.

ANTHUENIS: ‘Ja dat is ook weer zoiets dat mij blijft achtervolgen. Iedereen dacht: Anthuenis is een gemakkelijke, een brave. Zo ben ik nu juist niet! Ik was ook niet de man die met boetes stond te zwaaien, maar men moest correct blijven, anders was het grote ambras.

‘Het zijn de donkere jongens die met dat papa-gedoe zijn begonnen. Ze zijn slimmer dan je denkt, maar het enige dat ze nooit bij zich hebben is een uurwerk. Iedere dag waren er wel een paar die te laat kwamen. Dan kan je als trainer twee dingen doen: tieren en brullen of je kon met hen praten. Als je eenmaal hun vertrouwen had en je was correct met hen, dan kreeg je veel terug van die mannen, dan werd je hun ‘papa’ en kwamen ze op tijd.’

En dan de grote stap, naar Anderlecht, hoe ben je daar geraakt?

ANTHUENIS: ‘In elk geval niet via een manager zoals dat nu gebeurt, want ik had er geen! Dat had ook een beetje met mijn gierigheid te maken. Ik ging ervan uit dat alles wat ik zelf deed, ik niet aan een ander moest betalen. Daniël Willems, een man die ik zeer goed kende en die tevens een vriend was van Constant Vanden Stock, heeft de contacten gelegd.’

Heeft het financiële plaatje de doorslag gegeven?

ANTHUENIS: ‘Het geld was het minste van mijn zorgen. Ik wilde trainer van Anderlecht worden!’

Wat was de sterkte van het Anderlecht dat je in handen kreeg?

‘De kwaliteit, de ploeg was complementair, de ambitie om na drie jaar weer kampioen te zijn was groot, de gemiddelde leeftijd van de ploeg was goed en we hadden het duo Tomasz Radzinski en Jan Koller. Koller was een fenomeen. Een brave jongen, nooit gekwetst en altijd bereid om bij te leren.

‘Ik herinner mij nog goed dat een paar zeveraars mij kwamen vertellen dat Lokeren een basketter had gekocht. Ik heb hem daarna een paar keer zien spelen. Ik was er direct van overtuigd dat hij een meerwaarde kon betekenen voor Anderlecht en heb dat dan ook zo gezegd tegen Constant Vanden Stock.

‘Ik heb hem maar één keer kwaad gezien. Jan had zich een plaats gezocht in de catacomben van het stadion waar hij tussen twee trainingen rustig een dutje kon doen. Glen De Boeck was hem gevolgd en had de deur achter Kollers rug gesloten. De Tsjech had zich eindelijk kunnen bevrijden en verscheen een uur te laat op de training. De Boeck heeft daar geluk gehad dat we Jan met zes man hebben kunnen tegenhouden of hij had Glen in stukken gescheurd. Hij was razend!’

WOEDENDE VERSCHUEREN

Wat is je beste herinnering aan Anderlecht?

ANTHUENIS: ‘Dat was in augustus 2000, toen we FC Porto uitschakelden in de derde voorronde van de Champions League en onmiddellijk 12,5 miljoen euro binnenhaalden, gevolgd door groepswinst in de groep met Manchester United, PSV en Dynamo Kiev. Daar hebben we Anderlecht terug op de financiële kaart gezet.’

Hoe was je relatie met Constant Vanden Stock en Michel Verschueren?

ANTHUENIS: ‘Ze lieten mij gerust. De meeste mensen denken dat je als trainer van Anderlecht naar de pijpen moest dansen van Constant Vanden Stock en Michel Verschueren. Wel, ik kan je verzekeren met de hand op mijn hart dat ik nooit, en ik herhaal nooit, onder druk werd gezet door iemand van het bestuur. Op voetbalgebied was ik de baas, laat daar geen misverstand over bestaan.

‘Een keer per maand werd ik uitgenodigd door de voorzitter in restaurant Bijgaarden. Daar heb ik veel verhalen gehoord, mijnheer Constant kon goed vertellen. Maar hij ging nooit spreken over actuele problemen rond de ploeg vooraleer ik er zelf over begon. Ik moet wel eerlijk zijn: ik heb Constant Vanden Stock wel gekend in een goede periode, we wonnen bijna altijd. Als ik zo mijn twijfels had over wie ik ging opstellen, dan zei hij altijd: ‘De volgende training zal je raad geven.’

‘Ook met Michel Verschueren had ik een goede band. Soms hadden we een woordenwisseling, maar dat kwam vlug in orde. In een thuiswedstrijd tegen Gent was het 3-0, maar de Buffalo’s kwamen terug tot 3-2 en wij raakten volledig de pedalen kwijt. Er waren nog twintig minuten te spelen toen ik besloot om Alin Stoica in te brengen. De Roemeen had er kennelijk geen zin in die dag. Het enige wat hij deed was een beetje wandelen voor de dug-out. Ik werd het kotsbeu en haalde er hem terug af na tien minuten. Stoica was de lieveling van het publiek en ik kreeg het ganse stadion over mij heen. Het bleef bij 3-2. Na de match kwam Verschueren in alle staten naar mij gelopen en riep: ‘Wat hebt gij nu gedaan? Het kot staat hier in brand. Weet gij wel hoeveel man hier voor de deur staat, die allemaal je kop willen? Ik ga de politie moeten roepen om je hier buiten te krijgen!’

‘Al lachend zei ik: ‘Ge kunt misschien beter het leger erbij halen om mij te ontzetten.’ ‘Ja, lach er maar mee’, snauwde hij en beende weg. Ik ben iets gaan eten en drinken en ben zonder problemen het stadion uitgereden. Later hebben we er eens goed om gelachen.’

Nadat je drie keer Trainer van het Jaar geworden was, zette je een stapje terug. Je trainde nog bij Lokeren, Germinal Beerschot en Lierse. Met de Pallieters werd je kampioen in 2010 in tweede klasse.

ANTHUENIS: ‘Die periode was niet altijd gemakkelijk. In 2006 begon mijn lichaam te protesteren. Na een verloren match met Lokeren tegen Lierse was ik zodanig afgemat dat ik er onmiddellijk wilde mee ophouden, maar dat waren loze woorden want trainer zijn is voor mij nog steeds de mooiste job die er is. Daarna kwamen de hartklachten en de burn-out, maar dat is verleden tijd. Aimé Anthuenis is nu weer oké en strijdvaardig.’

DOOR GILLE VAN BINST – FOTO’S BELGAIMAGE – LUC CLAESSEN

‘Iedereen dacht: Anthuenis is een gemakkelijke, een brave. Zo ben ik nu juist niet!’ – AIMÉ ANTHUENIS

‘We hebben Jan Koller met zes man moeten tegenhouden of anders had hij Glen De Boeck in stukken gescheurd.’ – AIMÉ ANTHUENIS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content