Waarom kon Jaqui De fauw (67) vijf jaar lang niet over zijn zoon Davy (32) praten zonder emotioneel te worden? En waarom heeft de rechtsback van Zulte Waregem een ‘Carpe Diem’-tatoeage op zijn voet? Een gesprek over een unieke vader-zoonrelatie.

7 december 2007, het Philips Stadion van PSV. Davy De fauw geeft met Roda JC de thuisploeg een pak slaag: 2-4, waaronder een doelpunt van de Belg. In de 74e minuut haalt coach Raymond Atteveld hem naar de kant. Geen applausvervanging en niet om tijd te winnen, maar om iets wat net in de tribune gebeurd is: De fauws vader Jaqui – dan 61 jaar – heeft na de 0-4 een hartstilstand gekregen. Hij wordt gereanimeerd door een chirurg, die door een gelukkig toeval in de buurt zat, en daarna naar het ziekenhuis gebracht. In de andere ambulance: zijn zoon, die een enorme zucht van verlichting slaakt als zijn vaders hart, na 22 angstaanjagende minuten, weer begint te kloppen.

De volgende dagen en nachten wijkt de voetballer nauwelijks van zijn vaders zijde, op een korte nachtrust na. En voor het geval zijn vader net dan zou ontwaken, hebben hij en zijn broer Nico aan het uiteinde van Jaqui’s bed een bord gezet, met de foto van zijn eerste kleinkind en een paar woorden: Eindhoven, ziekenhuis, hartaanval… Maar dat blijkt niet nodig, na drie dagen volgt een moment dat het leven van vader en zoon een nieuwe wending zal geven.

“Ik werd, zonder in een tunnel ergens een licht te hebben gezien, plots wakker”, vertelt Jaqui. “Ik besefte niet waar ik was en panikeerde. De eerste stem die ik hoorde, was die van Davy. Hij probeerde me te kalmeren en uit te leggen wat er gebeurd was. Dat híj me uit mijn coma gehaald had – zo zie ik dat toch – en als een engelbewaarder over mij gewaakt had, creëerde een bijzonder hechte band tussen ons. Vreemd en onverklaarbaar, maar het gevoel dat ik zonder Davy hier niet meer was, leefde heel sterk. Nu nog denk ik dat er mij niets kan overkomen als hij bij mij is. Ik voel me zelfs veiliger bij hem dan bij een dokter.

“Toch had dat ook een nadeel, want vijf jaar lang, tot vorig jaar, kon ik niet over Davy spreken als mensen naar hem of naar mijn gezondheid vroegen. Dan begon ik te wenen, liep ik gewoon weg. Heel raar, want vroeger was ik keihard. Zelfs toen mijn ouders stierven, heb ik als jonge twintiger amper een traan gelaten. Maar omdat ik nu steevast de link met dat ontwakingsmoment in het ziekenhuis legde, kon ik mijn emoties niet onder controle houden.”

Nog altijd heeft Jaqui moeite om erover te praten, zegt hij. “Ook omdat ik met een voortdurende angst en bezorgdheid leef. Om opnieuw in het ziekenhuis te belanden, maar vooral om mijn kinderen en kleinkinderen. Om hun toekomst in deze harde wereld vol onrecht, om hun geluk, gezondheid, schoolrapport… ”

“Soms”, vertelt Davy, “stuurde pa ’s avonds een mailtje, ongerust over een bepaald probleem. Dan moest ik hem op zijn gemak stellen: ‘Zit er niet mee in, we lossen dat wel op.’ In het begin kon hij ook moeilijk over die angst praten, zelfs niet tegen mij. ‘Je weet niet hoe dat voelt’, zei hij dikwijls. Dat wist ik inderdaad niet, maar ik probeerde me in te leven en hem aan te porren om het toch te doen. ‘Je mag niet alles opkroppen.’ Na een tijdje ging dat gelukkig beter, werd pa rustiger en konden we openlijk spreken over hoe hij mentaal alles verwerkte. Intussen doen we dat zelfs over álles. Dan babbelen we – niet als vader en zoon, maar als de beste vrienden – over gevoelens alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Zelfs als ik, zoals elke dag, naar huis bel en pa opneemt, praten we vaak lang, terwijl hij vroeger direct zei: ‘Ik ga ma doorgeven, hé…’ (lacht)”

“Eigenlijk”, merkt Jaqui nog op, “is Davy nu de vader die mij, de zoon, pusht. Vroeger waren de rollen omgekeerd. Dan moest ík Davy’s zelfvertrouwen opvijzelen en hem opmonteren.”

Waar vader De fauw echter niet tot gestimuleerd moest worden, was het fysiek zware revalidatieproces. “Hoewel ik geen hersenschade opgelopen had, moest ik als een kind wel weer leren wandelen, spreken, lezen… Ook dát was mentaal lastig, want vroeger zat ik nooit stil: uren spitten in de tuin, zware dingen opheffen… Een sterke beer, hé. Daarom heb ik ook tot op de limiet gerevalideerd, omdat ik niet wilde dat mijn kinderen, zoals ik, hun vader op vroege leeftijd zouden verliezen. De dokter vond soms dat ik overdreef, maar ik wilde niet opgeven.”

“Een familietrek, hé”, lacht Davy. “Altijd de grenzen opzoeken. Ook ik moet pa soms afremmen, maar dan zet hij koppig door. En is hij achteraf trots: Gezien? Ik kan dat wél.”

Tattoo

De hartaanval van Jaqui veranderde niet alleen de relatie met zijn zoon, het gaf beiden ook een nieuwe kijk op het leven. Davy: “Pa en ik zeurden vroeger veel, maakten vaak van een klein een groot probleem. Maar als je dan zoiets meemaakt, denk je vlug: waarover hebben wij eigenlijk gezaagd? Nu kunnen we meer relativeren. Zeker het voetbal.”

Jaqui knikt: “Als ik nu tijdens een match nog hartkloppingen krijg, draai ik meteen de knop om: je niet opjagen, nergens voor nodig!” “Dat probeer ik”, zegt Davy, “ook aan mijn ploegmaats mee te geven na een tegenslag: trek het je niet aan, het leven is te kort om te tobben, geniet van elke dag.”

Carpe diem: het levensmotto van Davy De fauw, dat hij enkele weken na die decemberavond in Eindhoven zelfs op zijn lichaam liet plaatsen. “Als kind”, vertelt hij, “ondervroeg ik dikwijls mijn acht jaar oudere broer Nico, die Latijn studeerde. Een van de spreuken die in mijn achterhoofd bleef hangen, was carpe diem. Na dat voorval met pa kregen die woorden meer dan ooit een betekenis en besloot ik, hoewel ik dat ervoor nooit gewild had, een tatoeage te laten zetten. Discreet op mijn voet, en dus niet om ermee te koop te lopen. Puur als boodschap voor mezelf. Ik heb het zelfs tegen niemand gezegd, ook niet tegen mijn ouders. Pas toen ik thuis eens op blote voeten rondliep, merkte pa het halvelings op. ‘Je voet is vuil, je gaat hem moeten wassen.’ (lacht) Waarop mijn moeder: ‘Wat heb jíj nu op je voet? Carpe Diem? Wat is dát?’ Toen ik uitlegde dat het ‘pluk de dag’ betekende, konden ze ermee leven. ‘Dat zullen we elke dag blijven doen, hé.'”

En dat is nu meer dan ooit het geval. Jaqui: “Samen naar Waregem Koerse gaan, samen golfen – of beter: Davy die golft en ik die naast hem wandel – of samen in de tuin werken. Ik geniet intens van elk moment, hoef niet meer de Lotto te winnen om gelukkig te zijn. Je moet niet treuren om wat je niet bezit, maar genieten van wat je wél hebt.”

Davy lacht: “Ik kan pa nu zelfs overhalen om eens een uitstap te maken, zoals met kerst naar Keulen of naar Parijs. Vroeger zou hij dat nooit gedaan hebben – thuis was al ver genoeg. Dat ik hem en ma nu een stukje van de wereld kan laten zien, geeft mij een goed gevoel. Vooral om dat sámen, ook met mijn broer en zijn gezin, te doen.”

Tranen

Opvallend: hoewel De fauw ook het voetbal meer relativeert, rolden bij hem na de gemiste titel van vorig jaar en de verloren bekerfinale dit seizoen toch de tranen over de wangen. “Dat was in de ontgoocheling na de match”, nuanceert hij. “Want een dag later dreef dat relativeringsvermogen alweer boven en draaide ik de knop om, terwijl ik dat vroeger nog wekenlang had meegedragen. Bovendien is er een verschil tussen eens geblesseerd zijn of zwaar verliezen en op een haar na twee prijzen missen. Zo’n titelmatch of een bekerfinale, dat maak je als speler van een niet-topclub niet veel mee, hé. Ik had daar ook zo veel tijd en energie in gestoken, niet alleen voor mezelf, maar voor alle clubmedewerkers en natuurlijk voor mijn ouders. Met een titel of een beker had ik hen iets extra’s kunnen teruggeven, om hen zo te bedanken voor alles wat ze voor mijn voetbalcarrière gedaan hadden.”

Een loopbaan waar vader Jaqui in zijn jonge jaren ook van droomde, maar die hij nooit heeft kunnen uitbouwen. “Ik had nochtans talent en kon zelfs naar de Gantoise (AA Gent, nvdr), maar ik mocht niet van mijn ouders. Daarom heb ik altijd tegen mijn vrouw gezegd: ‘Als we kinderen krijgen, wil ik me honderd procent inzetten om hen de kans te geven die ik nooit kreeg.’ Toen Nico bij de jeugd naar Club Brugge overstapte en Davy later volgde, heb ik mijn hobby als duivenmelker opgegeven en stond vanaf toen alles in het teken van het voetbal. Duizenden keren ben ik met hen, soms meermaals per dag, van Aalter naar Brugge gereden: elk jaar 70.000 kilometer. Mensen zeiden dat ik zot was, maar zwijgen nu omdat Davy het gemaakt heeft als prof.

“Van kindsbeen af zei Davy dat trouwens luidop: ‘Mijn broer is slim, die moet maken dat hij ‘gewoon’ geld verdient, maar ik word voetballer.’ En daar heeft Davy ook alles voor gedaan: nooit uitgegaan, op tijd gaan slapen, op zijn voeding gelet… Zeker toen hij van ons zijn hogeschoolstudie maatschappelijk werk mocht opgeven om alles op het voetbal te zetten. Het wierp wel vruchten af.”

Geen contract bij Club Brugge, maar bij Sparta Rotterdam, de Nederlandse tweedeklasser waar De fauw, gezien de geringe doorgroeimogelijkheden bij blauw-zwart, op zijn twintigste bewust zelf voor koos. En waar ook Jaqui en zijn vrouw hun zoon op de voet bleven volgen. “Elke match zaten we in het stadion, winter of zomer, thuis of op verplaatsing, tot in Friesland. Davy, toen nog niet zo zelfverzekerd als nu, had die steun ook nodig. Direct na elke wedstrijd belde hij: ‘Wat was er goed? Wat niet?’ En dan gaf ik, zoals bij de jeugd, eerlijk mijn mening. Over zijn foute acties of over wat hij meer had moeten doen: Vrijschoppen nemen! Hoeveel keer heb ik dat niet gezegd?” (lacht)

“Hoewel dat soms moeilijk te verwerken was, vroeg ik daar ook zélf om”, zegt Davy. “Alleen zo kon ik verbeteren, want alleen opgehemeld worden, daar heb je niets aan, hé. Maar het was altijd opbouwende kritiek, zonder veel druk te leggen. Al zegt pa nu wel vlugger dat ik goed gespeeld heb.” (lacht)

Twaalf jaar na de stap richting Nederland is Jaqui dan ook bijzonder trots op de carrière van zijn zoon, al proeft hij af en toe nog een zure nasmaak. “Voor hetzelfde geld had Davy nu bij Mönchengladbach of PSV gespeeld, maar door toevalligheden is dat er nooit van gekomen. Huub Stevens wilde hem bijvoorbeeld naar PSV halen, tot Davy als Rodaspeler uitgerekend tegen PSV scoorde, zij verloren en Stevens ontslagen werd. Er kwam een nieuwe coach en die moest Davy niet hebben… Soms moet je op het juiste moment op de juiste plaats zijn, hé.”

Sociale rol

Wat Jaqui echter het meest gelukkig stemt, is de manier waarop zijn zoon zich naast het veld heeft ontwikkeld. Als voorbeeldkapitein van Zulte Waregem. Of als peter van de Levensloop tegen Kanker in Aalter en van de Werkgroep Verder, die mensen helpt om de zelfdoding van een naaste te verwerken. “Een grote sociale bewogenheid die hij geërfd heeft van mij en mijn vader, een veldwachter in het dorpje Maria-Aalter”, vertelt Jaqui. “Als iemand een probleem had, dan loste pa dat op. ‘Beter iemand helpen, dan zelf geholpen te moeten worden’, zei hij altijd. Die les heb ik doorgegeven aan Davy.”

Met succes: “Als ouders van kankerpatiëntjes, zoals na de Levensloop in Aalter, me vertellen hoe dankbaar ze zijn voor zijn inzet, of als Esseveefans me zeggen welke toffe zoon ik heb omdat hij even de tijd genomen heeft om met hen te praten, dan geeft dat mij een bijzonder warm gevoel.”

“Het is maar een kleine moeite”, zegt Davy, “om eens een babbeltje met een supporter te slaan. Ik was in het begin van mijn carrière meer op mezelf en mijn prestaties gericht, maar na al die jaren en de hartaanval van pa besef ik dat er andere zaken belangrijker zijn en hoe relatief voetbal is. Een sportcarrière stopt op je 35e, als mens moet je dan nog vijftig jaar verder, hé. Daarom ben ik nu liever een goed persoon dan een goede voetballer.”

Jaqui lacht: “Maar liefst toch alle twee!”

DOOR JONAS CRETEUR – BEELDEN BELGAIMAGE

“Davy is nu de vader die mij, de zoon, pusht. Vroeger waren de rollen omgekeerd.” Jaqui De fauw

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content