Welke was jouw favoriete Power Ranger?

‘Ik keek als kind alleen naar Samson en Gert. En toen ik nog heel klein was, wilde ik altijd Knabbel en Babbel zien, zegt mijn moeder, maar dat herinner ik me niet. Eigenlijk zat ik in mijn kindertijd niet zo vaak voor de tv. En nu nog altijd niet.’s Avonds ga ik liever training geven aan de U8, de U9 en de U10 van KV Oostende. Het is tof om met die ventjes bezig te zijn. Na het weekend weten zij dikwijls beter dan ik of ik een gele kaart heb gekregen, of ik mij heb laten vallen en wie mijn volgende tegenspeler is.’

Ging jij ooit op ponykamp?

‘Zeker. Ik heb acht jaar paardgereden, tot ik op mijn vijftiende van KV Oostende naar Club Brugge overstapte. Met vrienden ging ik regelmatig naar een manege in Bredene. Eerst voetbalden we daar wat op een pleintje, daarna reden we met de paarden en nadien voetbalden we nog wat. Ik deed dressuur. Dat was heel tof. Ik viel wel een paar keer van mijn paard, maar nooit met serieuze gevolgen. Sommige voetballers weten hoe ze moeten vallen.’ (lacht)

Moet jij van je moeder thuis zittend plassen?

‘Nee, dat vraagt ze niet. (lacht) Ze vraagt alleen af en toe om de vuilzakken buiten te zetten. Vroeger moest ik ook vaak de parkieten van mijn stiefvader eten geven, maar die zijn er nu niet meer. Hij had er dertien, in een volière in de tuin. Maar eerst vlogen er enkele weg en wat later lag de rest daar dood. Ik ben er niet rouwig om. Ik slaap op het gelijkvloers en die beesten maakten ’s morgens te veel lawaai naar mijn goesting. Maar ik heb niks te maken met hun dood.’

Heb jij zo’n vakantiefoto waarop je doet alsof je de Toren van Pisa tegenhoudt?

‘Ja. Die is enkele jaren geleden genomen. Ik was daar met Club Brugge; we speelden een toernooi in Viareggio. Met de jeugd van Club gingen we regelmatig eens naar een toernooi in het buitenland. Ook een keer in Dubai. Dat was fenomenaal; Lamborghini’s en Rolls Royces in de straten, ongelooflijke gebouwen, gouden waterkranen in ons hotel. Maar het hoeft voor mij niet altijd zo chic te zijn. Mijn ultieme vakanties waren die met mijn oma op een camping in Frankrijk. Toen was ik nog klein, maar al een echt competitiebeest. Op die camping waren er van ’s morgens tot ’s avonds toernooitjes. Je kon er petanquen, voetballen, pingpongen en tennissen. Die vakanties zijn mooie herinneringen aan mijn oma. Ze was mijn beste vriendin.’

Wanneer zocht jij voor het laatst een woord op in het woordenboek?

‘Dat moet ten minste anderhalf jaar geleden zijn, van mijn schooltijd op het KTA in Brugge. Met taal had ik daar niet zo veel problemen. Het ging goed zolang ik iets uit het hoofd kon leren. Maar als ik een uur lang moest opletten om iets te snappen, liep het mis. Ik was niet de meest attente leerling van de klas. Soms praatte ik wat te veel. Dan kreeg ik straf en moest ik een stuk van het handboek overschrijven, van pagina 80 tot 95. Dat deed ik tussen de lessen door, zodat ik ’s avonds zou kunnen trainen. Ik was in de klas ook nogal speels. Ik gooide gommetjes naar Björn Engels. Dan keek ik meteen achter mij om de indruk te wekken dat ik niets gedaan had. Björn was op dat vlak dezelfde; hij gooide ook veel gommetjes naar mij.’

Als jij kaart, wat doe je dan het liefste: Chinees poepen of wippen?

‘Ik ken geen van de twee. Als we op de club kaarten, dan manillen we; Kristof D’Haene, Anthony Van Loo, Gertjan De Mets en ik. Wie met mij speelt, verliest meestal. Maar ik heb het moeilijk met verliezen, dus probeer ik af en toe het spel wat te saboteren. Daarom is er nu een nieuwe regel: wie betrapt wordt op valsspelen, moet boterkoeken of een cakeje meebrengen. Mijn bakker is content.’

DOOR KRISTOF DE RYCK – FOTO BELGAIMAGE

‘Ik gooide gommetjes naar Björn Engels.’ – BIRGER VERSTRAETE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content