Er worden heel wat derby’s gespeeld in het graafschap Lancashire, maar het meest beladen is die tussen Blackburn en Burnley. De East Lancashirederby is vaak heel vurig, zoals vorig seizoen in The Championship.

De twee steden, gelegen tussen Preston en Bradford (in Yorkshire), liggen op slechts achttien kilometer van elkaar en delen hetzelfde industriële verleden.

Ewood Park, het stadion van Blackburn, ligt in de vallei en ziet er groots uit als je ernaartoe rijdt vanuit de hoger gelegen stad. Het is een indrukwekkend complex, de Premier League waardig. Blackburn voetbalde lang op het hoogste niveau, tot de degradatie in 2012. Op een muur van Ewood Park verschijnen de hoogtepunten van de club, het beeld blijft lang stilstaan bij de titel in 1995. Op het palmares van de Premier League is Blackburn de enige ‘indringer’ tussen miljonairsploegen als Chelsea, Arsenal, United en City, maar vandaag vegeteren de Rovers in de middenmoot van The Championship.

Posters, een standbeeld en de naam van een tribune roepen herinneringen op aan oud-voorzitter Jack Walker. Zijn vertrek en de overname van de club door Indiërs heeft voor de supporters niets dan tranen opgeleverd. Nochtans is er geen gebrek aan geld, wat zich af en toe nog uit in recordtransfers, zoals die van spits Jordan Rhodes (gekocht voor 13 miljoen euro, een transferprijs die als een molensteen rond zijn nek hangt). Toen de club wegzakte naar de tweede klasse, kwamen de fans in opstand tegen de Indiërs, in 2014 uitgeroepen tot ‘de slechtste clubeigenaars’ in Engeland. Maar de protestacties hebben de val van de club niet kunnen vermijden en de Indiërs niet kunnen verdrijven. Vandaag heeft de woede plaatsgemaakt voor gelatenheid.

En toch… De club draait, de fanshop is een van de meest gevulde van alle clubs uit Lancashire en in de glazen gevel van Ewood Park worden de bouwvallige huisjes van de voorstad weerspiegeld. Aan de andere kant van het stadion bevinden zich bakstenen huizen, de laatste resten van de industriële periode. Ze contrasteren met het kleurrijke logo van de Blackburn: Arte Et Labore. Door kunde en arbeid, of de perfecte link tussen de Rovers en het industriële verleden van de stad.

Een paar kilometers verder is alles anders. In Burnley is er geen plaats voor grootheidswaanzin. Turf Moor is een van de minst aantrekkelijke stadions van de streek. De ingang lijkt op die van een ziekenhuis en ligt vlak naast de weg. We hebben de indruk dat we twintig jaar teruggegooid worden in de tijd. Zelfs de pub recht tegenover het stadion waar de supporters voor de match verzamelen, geeft een verouderde indruk. Maar in tegenstelling tot rivaal Blackburn, of tot nabije steden als Bolton en Wigan, speelt Burnley dit seizoen in de Premier League. De Clarets beleven een sprookje. “Normaal gezien zou een club als Burnley nooit op dit niveau mogen voetballen”, zegt Pete Oliver, journalist bij Press Association. “Sinds 1980 is er niks veranderd in Burnley. Overwinningen worden nog altijd op dezelfde manier gevierd, of het nu tegen Manchester United of Yeovil Town is. Burnley heeft nooit veel geld verkwist. Het is een van de zeldzame clubs in de regio die nooit financiële problemen hebben gekend. Dit seizoen heeft Burnley bijvoorbeeld maar vier miljoen pond uitgegeven, ondanks de rijkelijk binnenstromende tv-gelden. Ze hebben in heel hun geschiedenis minder geld gespendeerd dan Manchester United tijdens de laatste twee transferperiodes.”

Met zijn Britse spelers en oubollige stadion is Burnley, kampioen in 1921 en 1960, een anachronisme in de Premier League. En terwijl iedereen voorspelde dat ze een vogel voor de kat waren, houden ze voorlopig stand en klopten ze Manchester United, City en Tottenham in Turf Moor. Mocht Burnley toch nog zakken, dan heeft het zijn derby tegen Blackburn terug…

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content