In 2000 stond hij even op nummer één, inmiddels is hij naar de elfde plaats van de ATP-ranking afgegleden. “Mentaal ben ik eronder doorgegaan”, zegt Marat Safin.

Op een goede dag in mei 1998 maakte de wereld met hem kennis toen hij in de eerste ronde van Roland Garros Andre Agassi versloeg. Naderhand richtte de kwalificatiespeler in Parijs nog meer ravage aan met zijn slagkracht en lef. Ook Gustavo Kuerten en Daniel Vacek moesten eraan geloven. En dus stond Marat Safin opeens in de achtste finales van Roland Garros.

Het jaar daarop won Marat Safin – 193 centimeter en 82 kilogram, geboren in Moskou, zoon van de directeur van een kleine tennisclub aldaar, bezig met tennis vanaf zijn zesde – het eerste toernooi in zijn carrière als profspeler. In Boston haalde hij het in de finale van Greg Rusedski. In Bercy bereikte hij ook nog de finale. Safin sloot het tennisjaar 1999 af als 25ste op de wereldranglijst.

Het jaar 2000 begon catastrofaal met een opeenstapeling van nederlagen in de eerste ronde. Maar nadien won hij nog zeven toernooien, waaronder de US Open, en werd de op dat ogenblik jongste nummer één van de wereld ooit : twintig jaar en een habbekrats. Bij het afsluiten van het tennisjaar stond de Rus op de tweede plaats geparkeerd.

Vandaag is Marat Safin teruggevallen naar de elfde positie. Hij won nog wel de toernooien van Tasjkent en Sint-Petersburg en stootte als titelverdediger door tot in de halve finales van de US Open. Maar voor de rest bleef hij ongeveer onzichtbaar.

Hoe kwam dat ?

Marat Safin : Ik heb verschrikkelijk veel en zware fouten gemaakt. De lijst is veel te lang om ze allemaal op te sommen ( lacht). Dan hebben we aan een interview van één uur niet genoeg, maar moeten we er drie of vier uur voor uittrekken. Ik had de indruk dat ik fysiek en technisch wel oké was. Maar in mijn hoofd heeft zich op het einde van het seizoen 2000 een zekere vermoeidheid geïnstalleerd. Van bij het begin van het seizoen 2001 heb ik de mislukkingen opgestapeld. Ik voelde de slagen niet goed aan en dat bracht me totaal uit mijn humeur. Kortom, mentaal ben ik eronderdoor gegaan. Daarbovenop kwamen dan nog een paar blessures.

U hebt niet bepaald de reputatie een harde werker te zijn. Zou dat een mogelijke verklaring voor uw problemen kunnen zijn ?

Het is mijn filosofie dat je in het leven moet doen wat je graag doet. Tennis is een groot stuk van mijn leven, dat is duidelijk. Maar ik kan alleen maar trainen en spelen als ik er plezier aan beleef – zo functioneer ik nu eenmaal. Dus train ik wanneer ik moet, ik sla een uur tegen een bal, ik doe een beetje aan fysieke training, en daarna spring ik in mijn auto en ga ik doen wat ik graag doe, zoals een bioscoopje meepikken, bijvoorbeeld. Als je te veel traint en te veel speelt, riskeer je de liefde voor het spel te verliezen. Als ik op een court stap, wil ik een open geest hebben en zin om te presteren.

Kunt u de moeilijke momenten die u dit seizoen hebt meegemaakt beschrijven ?

Ik zou zeggen dat ik maar één moeilijk moment gekend hebt, en dat was telkens hetzelfde : het moment van de nederlaag. Je kan er niets aan doen, en nog minder als je het gevoel hebt dat de conditie goed is. Je zoekt oplossingen, je zoekt nooduitgangen en toch draait het van geen kanten. En dan krijg je het gevoel dat je in een zwart gat belandt.

Vooral omdat u in de tweede helft van het seizoen 2000 zo goed als onklopbaar leek.

Zeer juist. Sinds mijn zege in de US Open had ik het gevoel dat ik zweefde. Ik voelde me niet moe en mijn zelfvertrouwen was onkreukbaar. Ik won alles, het leek alsof daar nooit een einde aan zou komen. Dat is de reden waarom ik niet bij mijn eerste nederlaag ben blijven stilstaan : ik realiseerde me het gewoonweg niet. Het is altijd moeilijk om onverwachte dingen te analyseren.

Hebt u niet de indruk dat u dit jaar de prijs moest betalen voor al die successen van vorig seizoen ?

Ik weet het niet. Dat is filosofisch gezwets, hé. De dingen waren voordien ook niet altijd zo vanzelfsprekend. Neem het begin van 2000. Hoewel wedstrijden heb ik toen niet verloren ? Hoe dikwijls heb ik geen 6-0 gepakt ? Ik weet dat ik op een bepaald moment, in april, totaal gedeprimeerd geraakte. Ik wist waartoe ik in staat was en toch lukte me niets. Dat leek me zo volslagen irreëel. Ik dacht dat ik voor het tennis verloren was. Ik zag al die kerels die toernooien wonnen, die de overwinningen aan elkaar regen. Ik was echt jaloers op hen. Diep gekwetst voelde ik me. Niet dat ze al die successen niet verdienden, maar ik vond dat ik mijn plaats tussen hen had.

Dan zijn de dingen veranderd. Er is een soort déclic gekomen tijdens het toernooi van Barcelona. Daar klopte ik eerst Magnus Norman, daarna Carlos Ferrero, en won mijn eerste toernooi van het seizoen. Die overwinning heeft me hoop gegeven. Afijn, ik denk dat een carrière altijd met hoogten en laagten verloopt ( zucht).

Tennis is hoe dan ook een mentale kwestie. Misschien geldt dat nog meer voor u.

Dat is mogelijk, want ik geloof dat ik alle slagen beheers. Mijn problemen komen meestal uit mijn hoofd. Daar begint alles. Als het mentaal scheef zit, speel je dom en maak je voortdurend de verkeerde keuzes. Als gevolg daarvan moet je van links naar rechts over de court hollen om die fouten te compenseren en raak je vermoeid. Het resultaat is dat je je luciditeit verliest. Nu, alle sporters zijn vatbaar voor dit verschijnsel. Nogmaals, als het in het hoofd slecht gaat, haakt ook het lichaam af. Dat is onvermijdelijk.

Is dat de reden waarom u tegenwoordig samenwerkt met Mats Wilander, een gewezen winnaar van diverse Grand Slamtoerooien ?

Ja, hij kan me nieuwe dingen leren. In het gezelschap van Mats werk ik veel aan mijn concentratie en mijn mentale weerbaarheid. Het is sowieso al niet gemakkelijk om te achterhalen wat er in het hoofd van iemand omgaat. Bij een sportkampioen ligt dat nog eens zoveel complexer, omdat hij door ervaringen gaat die niet iedereen meemaakt. Iemand die daar ook geweest is, heeft veel meer kans om dat te begrijpen.

En hoe is het tegenwoordig met uw hoofd gesteld ?

Weet u, het kan altijd beter. Maar ik laat me niet meer door tegenspoed overrompelen. Ik heb ondervonden dat er altijd een klein straaltje lichtje fonkelt, ook als je je op de bodem van dat zwarte gat bevindt. En dat dat straaltje geleidelijk aan meer licht geeft, tot het helemaal in licht verandert.

Ik ben een ambitieus iemand. Als ik mezelf zeg dat ik de Open van Australië wil winnen, dan vertrek ik naar Melbourne zonder me zorgen te maken over welke tegenstanders ik allemaal zal dienen te bekampen. Anders kun je beter thuis blijven. Maar het toernooi waarvan ik droom om het ooit te winnen, is Roland Garros. En in het diepste van mezelf geloof ik dat ik daar ooit in zal slagen. Ik ben beter geworden op gravel en Roland Garros is het toernooi waarop ik voor het eerst in de bekendheid kwam.

Uw moeder, Rausa Islanova, was uw eerste tennisleraar. Ze stond erom bekend bijzonder streng voor haar leerlingen te zijn. Hoe ging dat met u ?

We scholden elkaar dikwijls de huid vol ( lacht). Getraind worden door je moeder is niet gemakkelijk, want voor alles zie je haar als je moeder. En dus geef je antwoorden die je niet aan een normale tennisleraar zou durven geven. Dus, van tijd tot tijd barstte de bom. Mijn moeder besliste altijd alles en het was onmogelijk om haar uit te leggen dat ze misschien wel eens ongelijk zou kunnen hebben. Toen ze ervoor gekozen had om me op veertienjarige leeftijd naar Spanje te sturen, heeft mijn vader simpelweg gezegd : zoals je wil. Dit gezegd zijnde, ze had natuurlijk overschot van gelijk om me te pushen.

Geeft ze u nog altijd raad ?

Neen. Ik heb zelf hersenen en ik kan me ervan bedienen. Ik draai nu al vier jaar in het circuit mee, ik denk dat dat volstaat om te weten wat ik moet doen. Ze mag me raad geven over mijn leven, dat is alles. Niet over tennis.

Welke trekken hebt u van haar geërfd, als speler en als mens ?

Mijn gezicht lijkt op het hare, dat zal wel al volstaan, zeker. Voorts heb ik meer het karakter van mijn vader. Dat betekent dat ik me vlug verveel als ik een zekere tijd met dezelfde persoon doorbreng. Ik probeer daar verandering in te brengen, ik boek vooruitgang, maar evident is het niet.

Aan welk aspect van uw spel werkt u het meest ?

Als ik zou willen spelen zoals ik het droom, zou ik alles moeten veranderen ( lacht). Het tennis dat me bekoort, is dat van Goran Ivanisevic, Richard Krajicek of Magnus Larsson. Ik dweep met aanvallend tennis. Weet u, eigenlijk heb ik niets te maken met de speler die ik zou willen worden. Daar lijk ik in de verste verte niet op. Maar goed, het leven heeft er anders over beslist.

U hebt een groot deel van uw adolescentie in Spanje doorgebracht, en daarna hebt u de wereld rondgereisd. Voelt u zich nog Rus ?

Voor alles ben ik Rus. Niet voor de volle honderd procent, omdat ik graag mijn ogen open hou. Soms krijg ik de indruk dat er een typisch Russische manier van redeneren bestaat, en daar wil ik liever afstand van nemen. In die zin heb ik me wel onthecht.

Toch ben u heel populair in Rusland. Is dat een verrassing ?

Het wil zeggen dat je rackets mag breken en toch nog veel fans hebben ( lacht). Kinderen zijn voor het tennis het belangrijkste dat bestaat. Ik ben zelf nog ballenjongen geweest tijdens de Kremlin Cup. Ik weet wat het betekent om een handtekening te vragen en te krijgen van een speler. Dat is iets ongelooflijks. Dat ik in Rusland zoveel fans heb, doet me wel plezier. Want ik heb in de Russische pers al meerdere artikels gelezen, waarin mijn gedrag op de court afgekraakt wordt. Ik zeg niet dat het goed is om je rackets stuk te gooien, maar zo ben ik nu eenmaal. Het maakt deel uit van mijn persoonlijkheid. Het heeft me in elk geval niet belet de nummer één van de wereld te worden.

Het is ook een publiek geheim dat u van het nachtleven houdt. Denkt u dat zoiets te verzoenen valt met een langdurig verblijf aan de top van het wereldtennis, zoals bijvoorbeeld Pete Sampas daarin geslaagd is ?

Vooreerst, ik zal nooit een speler zoals Pete Sampras worden. Niemand zal Pete ooit evenaren. Ik ben honderd procent zeker van wat ik zeg. En voorts heeft ieder zijn eigen persoonlijkheid. Ik wens niet alles voor het tennis op te offeren. Ik ga stappen met mijn vrienden, ik maak graag plezier en dat is alles. Ik wil geen leven met alleen maar tennis erin. Als ik niet eens kan uitgaan, word ik gek.

door Serge Fayat

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content